In de laatste decennia was het mogelijk om aan het eind van de laatste melkbeurt een droogzetpreparaat in alle vier de kwartieren in te brengen. Deze droogzetters bevatten meestal antibiotica. Het doel van het toepassen van droogzetinjectoren met antibiotica was toentertijd tweeledig, namelijk:
Het preventief gebruik van antibiotica is echter verboden in de diergeneeskunde en daarmee is de eerste doelstelling van de droogzettherapie met antibiotica komen te vervallen. Selectief droogzetten is in Nederland een feit.
Alleen koeien met een celgetal boven de 50.000 en vaarzen met een celgetal boven de 150.000 op de laatste MPR voor droogzetten (maximaal zes weken oud) mogen worden drooggezet met antibiotica op voorschrift van de dierenarts, volgens de Richtlijn ‘Antimicrobiële middelen bij het droogzetten van melkkoeien’ van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD).
De melkproductie op de dag van droogzetten (minder dan 12 kilogram.), optimale weerbaarheid van de koeien, optimale melktechniek en Staph. aureus onder controle in de tankmelk zijn de belangrijkste managementfactoren om de toename van mastitis door selectief droogzetten te voorkomen.
Daarnaast zijn er ook droogzetinjectoren zonder antibiotica, maar met een pasta-achtige substantie, die zorgt voor een langdurige afsluiting van het tepelkanaal met als doel nieuwe infecties te voorkomen. Men noemt deze ook wel interne teatsealers.
Droogzetters met antibiotica en/of teatsealers?
Door te stoppen met het dagelijks melken neemt het risico op het ontstaan van mastitis fors toe. Er kan stuwing ontstaan, met melklekken tot gevolg. Ook zijn de slotgaten misschien nog niet goed afgesloten. In de droogstaande uier worden bacteriën niet meer uitgespoeld tijdens het melken en voorkomt een keratineprop dat bacteriën binnendringen via het slotgat.
Uit onderzoek blijkt dat een week na het droogzetten in 45 tot 55 procent van de spenen nog geen goede afsluitende keratine plug is gevormd. Gemiddeld is 23 procent van de spenen nog ‘open’ op zes weken droogstand (variatie 9 tot 60 procent). Nieuwe infecties in de droogstand of kort na het afkalven ontstaan vooral in de kwartieren waarin geen of te laat een keratineplug is gevormd.
In de laatste week voor het afkalven kan opnieuw stuwing op de spenen ontstaan en kunnen de slotgaten weer wat open gaan staan. Ook dan is melklekken niet uitgesloten. Het risico op nieuwe infecties neemt toe in de periode voor afkalven.
Door een ‘teatsealer’ bij het droogzetten in te brengen kan het aantal nieuwe infecties in de gehele droogstand worden teruggedrongen. De teatsealer zorgt dankzij een taaie pasta voor een interne plug die pas uitgemolken wordt bij de eerste melkbeurt na afkalven.
Het inbrengen van een teatsealer moet onder strikt hygiënische omstandigheden gebeuren. Als een bacterie ingebracht wordt, kan dit tot zeer ernstige mastitis leiden, omdat de infectie niet meer wordt uitgespoeld met melken en in de teatsealer zelf geen antibiotica aanwezig is.