Equine infectieuze anemie

Zoomfunctie

Moeite met het lezen van de tekst? Vrijwel alle populaire browsers geven u controle over hoe groot websites worden weergegeven.

  • Windows
    Mac OS
  • Zoom in
  • Zoom uit
  • Zoom 100%
  • Muiswiel op / neer

Equine infectieuze anemie

Equine infectieuze anemie (EIA) is een bij paarden, muilezels en ezels voorkomende virusziekte die gepaard kan gaan met bloedarmoede en terugkerende koortsperioden. Deze ziekte wordt verspreid door bloedzuigende insecten of andere manieren van bloed-bloedcontact (naalden, instrumenten, besmet plasma). EIA is niet direct van dier op dier overdraagbaar. Het veroorzakende virus is een lentivirus, behorende tot dezelfde familie als het zwoegerziekte- en CAE-virus bij schapen en geiten en het HIV(aids)-virus bij de mens. Het is geen zoönose.

EIA is meldingsplichtig op basis van artikel 15 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. EIA is opgenomen in de Europese handelsrichtlijn voor paardachtigen (Richtlijn 90/426/EC): lidstaten hebben de plicht elkaar te vrijwaren van deze ziekte.

Direct naar:

Diagnose van EIA


​De meeste infecties leiden niet of minimaal tot klinische verschijnselen. Maar EIA kan in sommige gevallen toch ernstige ziekteverschijnselen en zelfs sterfte veroorzaken. 

Er zijn vier verschillende ziektevormen te onderscheiden: een acuut, subacuut, chronisch en symptoomloos verloop. Bij een acuut of subacuut verloop vertoont het paard verschijnselen van koorts, sloomheid, gebrek aan eetlust, bloedarmoede, bloedinkjes in de slijmvliezen, soms leidend tot de dood. In de meeste gevallen herstelt het paard ogenschijnlijk weer. Bij een chronisch verloop zal een paard met regelmaat (intervallen van weken tot soms jaren) terugkerende sloomheid en koorts en bloedarmoede hebben, vermageren en oedeem (onderhuidse vochtophopingen) aan de benen en onder de buik ontwikkelen. Daarnaast komt een subklinisch verloop voor, waarbij de dieren geen symptomen vertonen. Geïnfecteerde dieren blijven levenslang drager van het virus en zijn een risicofactor voor andere paarden. Het is vaak moeilijk om EIA van andere met koorts gepaard gaande ziekten te onderscheiden. EIA kan geruime tijd aanwezig zijn voordat het wordt ontdekt. Voor het stellen van de diagnose zijn verschillende serologische testen (ELISA, AGIDT= Cogginstest) beschikbaar. De Cogginstest is de gouden standaard en wordt door het Wageningen Bioveterinary Research in Lelystad uitgevoerd bij verdenkingen van EIA.

Terug naar het begin van dit artikel

Risicofactoren voor EIA

De belangrijkste risicofactor voor infectie is een ander geïnfecteerd paard in de directe nabijheid, waarbij overdracht plaatsvindt door vliegen en dazen. Het virus vermeerdert zich niet in deze insecten, maar wordt via de monddelen overgebracht. Gezien het gedrag van de insecten en omdat het virus snel uitdroogt op de monddelen, is een afstand van meer dan 200 meter van enig ander paard(achtige) voldoende om deze manier van overdracht te voorkomen.

Daarnaast kan het virus ook overgedragen worden via naalden, chirurgische instrumenten zoals tandheelkundig instrumentarium en besmette bloedproducten.

Terug naar het begin van dit artikel

Aanpak van EIA

EIA behandelen is niet mogelijk en er bestaat geen vaccin. Bestrijding is gebaseerd op isolatie van geïnfecteerde paarden en insectenbestrijding. Omdat een geïnfecteerd dier levenslang virusdrager blijft, betekent dit in de praktijk dat het dier levenslang moet worden geïsoleerd, dat wil zeggen permanent op meer dan 200 meter van andere paardachtigen moet zijn. In sommige landen is het gebruikelijk om seropositieve dieren te euthanaseren. Daarbij wordt gebruikgemaakt van aanvullende nationale regelgeving, bovenop Europese regelgeving. De Nederlandse regelgeving gaat uit van ofwel vrijwillige euthanasie ofwel isolatie van het besmette dier.

Nederland is officieel vrij van EIA, hoewel ook in 2010 sprake is geweest van een verdenking die in verband is gebracht met dierbewegingen vanuit Roemenië, een land waarvan bekend is dat EIA er endemisch voorkomt. Omdat EIA in andere landen wel voorkomt, speelt het vermijden van import van geïnfecteerde paarden een belangrijke rol bij de preventie. Op basis van Richtlijn 90/426/EEG is een lidstaat verplicht om te voorkomen dat geïnfecteerde dieren deelnemen aan het intraverkeer. Het aantonen van een infectie heeft consequenties voor het intraverkeer vanuit het gebied waar het geïnfecteerde dier aanwezig is. In de afgelopen tien jaar zijn er diverse meldingen geweest in ons omringende landen als België, Frankrijk, Duitsland, Ierland en het Verenigd Koninkrijk.

Monitoring EIA

Eind 2011 heeft de Sectorraad paarden (SRP), in overleg met het toenmalige ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I), een agenda infectieuze paardenziekte vastgesteld. Op basis hiervan bleek sprake van een gemeenschappelijke basis om een samenwerking te starten op het gebied van paardengezondheid. Een onderdeel hiervan is, mede door de reële kans op introductie, de monitoring ter behoeve van EIA in Nederland.
Deze monitoring heeft GD van 2014 tot er met 2016 uitgevoerd ten bate van de sector, door willekeurig het bloed van slachtpaarden te onderzoeken. Van 2014 tot er met 2016 zijn er, op basis van de uitslagen, geen bewijzen voor een infectie van paarden in Nederland gevonden. Vanaf 2017 is door de SRP en EZ besloten om deze monitoring niet voort te zetten.

Terug naar het begin van dit artikel

Oude browser

We zien dat u gebruik maakt van een verouderde browser. Niet alle onderdelen van de website zullen daardoor goed functioneren. Download nu de laatste versie van uw browser om veilig te kunnen surfen.

GD maakt gebruik van cookies om onze website te analyseren en de functionaliteit te verbeteren. Meer info vind je in ons cookiebeleid.