Parasitaire longinfecties bij honden en katten kunnen voor ernstige schade bij hun gastheren zorgen. Het is sterk afhankelijk van de soort worm waar in Nederland (en daarbuiten) deze infecties aangetroffen worden, vaak is er namelijk sprake van foci. Daarnaast worden de infecties ook vaker gevonden bij zwerfdieren dan bij huisdieren of bijvoorbeeld bij dieren die slakken eten. Bij katten wordt met regelmaat
Aelurostrongylus vastgesteld en bij honden
Angiostrongylus vasorum of Crenosoma vulpis en bij beide bijvoorbeeld
Capillaria-soorten.
Angiostrongylus vasorum noemt men ook wel Franse hartworm, omdat deze niet alleen in de longen, maar ook in het hart aangetroffen kan worden.
De diagnose longworminfectie kan bijvoorbeeld met behulp van de Baermann-methode worden gesteld, indien er ten minste volwassen wormen in de longen aanwezig zijn. Al kan het door wisselende longwormlarven uitscheiding noodzakelijk zijn deze test op feces van twee opeenvolgende dagen uit te voeren.
Aelurostrongylus abstrusus
Aelurostrongylus abstrusus is een van de meest voorkomende longwormen bij de kat. Studies in Nederlandse asielen tonen een prevalentie van 2.6 procent aan. Katten kunnen geïnfecteerd raken door het eten van de tussengastheer (naaktslakken en huisjesslakken) of paratenische gastheren zoals vogels, muizen, kikkers, padden, slangen, kippen en eendenkuikens. Na opname dringen de infectieuze L3-larven via de maagdarmwand de bloed- en/of lymfebaan binnen en bereiken na 24 uur al de longen. Na ongeveer vier weken worden de wormen volwassen, waarna zij eieren kunnen produceren. De larven uit deze eieren (L1) worden opgehoest en komen zo via de luchtwegen in de mond en het maagdarmstelsel en worden zo uitgescheiden via de feces. Deze larven kunnen zes weken na infectie in de feces gevonden worden (PPP). De uitscheiding kan twee tot zeven maanden aanhouden. Volwassen wormen kunnen jarenlang in de longen van de kat overleven. Bij perioden van stress kunnen er opnieuw larven in de feces worden uitgescheiden.
Vaak verlopen de infecties subklinisch met soms milde verschijnselen van hoesten, niezen en neusuitvloeiing. Tussen week 6 en week 13 na infectie zijn de klachten het sterkst. Ernstige infecties kunnen leiden tot gewichtsverlies, koorts (als gevolg van secundair bacteriële infecties), ernstige benauwdheid en sterfte. De uitscheiding van de larven is intermitterend, waardoor parasitologisch onderzoek (Baermann) van twee opeenvolgende dagen noodzakelijk is bij verdenking op een infectie.
Bronnen:
http://www.capcvet.org/capc-recommendations/lungworms
Mulder S. (2010). Prevalentie en diagnostische aspecten van Aelurostrongylus abstrusus bij katten in omgeving Breda. Onderzoeksstage Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht.
Robben et al., 2004
Robben SR.et.al. Infections with helminths and/or protozoa in cats in animal shelters in the Netherlands. Tijdschrift voor Diergeneeskunde, 129 (2004), pp. 2–6
Aelurostrongylus abstrusus
Aelurostrongylus abstrusus