- Home
- Diergezondheid
- Dierziekten
- Rhinopneumonie
Rhinopneumonie
Het equine herpesvirus (EHV) komt wereldwijd voor. Meestal resulteert infectie met dit virus bij het paard in een verkoudheid, met als mogelijke ziekteverschijnselen koorts, hoesten, een loopneus, verminderde eetlust en dikke benen. ook verlopen veel infecties subklinisch, dat wil zeggen dat er geen duidelijke symptomen te zien zijn. Rhinopneumonie kent echter nog twee andere verschijningsvormen: de abortusvorm en de neurologische vorm. Deze vormen kunnen naast de verkoudheidsvorm worden gezien, maar ook zonder voorafgaande verkoudheidsproblemen plotseling optreden. Vrijwel ieder jaar vinden er in Nederland uitbraken van abortus plaats of worden veulens dood geboren en soms komen er ook uitbraken met neurologische verschijnselen, zoals ataxie (lopen als een dronkenman) en verlamming voor. Waarom sommige infecties ernstiger verlopen is nog niet volledig opgehelderd.
Dierziekte informatie Rhinopneumonie
Wijze van ontstaan
Rhinopneumonie wordt veroorzaakt door een herpesvirus dat twee belangrijke types kent: het equine herpesvirus type 1 (EHV-1) en equine herpesvirus type 4 (EHV-4). Deze kunnen allebei de luchtwegen van het paard infecteren en zich in het slijmvlies van de neus en van de luchtpijp vermeerderen.
Ziektebeeld
Terwijl EHV-4 doorgaans in de neus blijft, en meestal een ziektebeeld met koorts en lichte neusuitvloeiing geeft, kan EHV-1 in een tweede fase via de bloedbaan ook naar talrijke andere organen worden verspreid. Als het virus in de baarmoeder van een drachtige merrie terecht komt, kan dit aanleiding geven tot abortus of de geboorte van een dood of zwak veulen. Het verwerpen treedt vooral op tijdens het laatste deel van de dracht, maar de infectie heeft dan vaak twee weken tot enkele maanden eerder al plaatsgevonden.
Als het virus in het ruggenmerg terecht komt kan dit aanleiding geven tot ataxie (wankel lopen) of zelfs niet meer kunnen staan door verlammingsverschijnselen van meestal de achterbenen en soms ook de voorbenen. Het virus beschadigt niet zozeer het zenuwweefsel zelf, maar tast de bloedvaten aan die het zenuwweefsel van zuurstof en voedingsstoffen moeten voorzien.
Diagnose van rhinopneumonie
Rhinopneumonie komt vaak voor: meer dan 90% van de paarden in Nederland heeft afweerstoffen tegen EHV-4 en zo'n 30% tegen EHV-1. Meestal gaat het echter om de verkoudheids- of de abortusvorm. De neurologische vorm komt slechts incidenteel voor en wordt altijd veroorzaakt door EHV-1. De meest voGD heeft een speciale spoedprocedure voor de PCR-test voor EHV-1 (rhinopneumonie). Voor deze aandoeningen is in bepaalde situaties een snelle uitslag gewenst. Als het betreffende monster op werkdagen voor 9.00 uur ’s ochtends is aangeleverd, ontvangt de inzender nog dezelfde dag de uitslag. Deze spoedprocedure geldt niet voor EHV-4.orkomende verschijnselen zijn een wat slappe staart, blaasverlamming en ataxie. Vaak blijkt dat het paard vooraf koorts had. Eventueel kunnen ernstigere verlammingsverschijnselen optreden waarbij het dier komt te liggen en niet meer in de benen kan komen. Meestal zijn alleen de achterbenen aangetast, in de ernstigste gevallen kunnen ook de voorbenen meedoen. Een verdacht paard kan snel en goedkoop onderzocht worden op EHV-1. Daarvoor is een monster uit de neus/keelholte (genomen met een droge neusswab) en/of een EDTA-bloedje nodig. Een combinatie van beide biedt de hoogste kans op een correcte diagnose.
Op de monsters zijn de volgende onderzoeken mogelijk:
Equine herpesvirus type 1 (rhinopneumonie)
- Respiratoire of neurologische verschijnselen verdacht van EHV-1-infectie
- Bij verdenking op herpesvirus abortus/rhinopneumonie
Relevante monsters:
- Neusswabs
- EDTA-bloedmonsters
- Longaspiratiebiopt veulen
- Vaginaalswab merrie
Equine herpesvirus type 4 (rhinopneumonie)
- Respiratoire verschijnselen verdacht van EHV-4-infectie
- Bij verdenking op herpesvirus abortus/rhinopneumonie
Relevante monsters:
- Neusswabs
- Longaspiratiebiopt veulen
- Vaginaalswab merrie
Spoedprocedure EHV-1 (rhinopneumonie)
GD heeft een speciale spoedprocedure voor de PCR-test voor EHV-1 (rhinopneumonie). Voor deze aandoeningen is in bepaalde situaties een snelle uitslag gewenst. Als het betreffende monster op werkdagen voor 9.00 uur ’s ochtends is aangeleverd, ontvangt de inzender nog dezelfde dag de uitslag. Deze spoedprocedure geldt niet voor EHV-4.
Risicofactoren voor rhinopneumonie
Het virus verspreidt zich via direct en indirect contact (bijvoorbeeld via de voederbak, drinkbak en praam, contact met de neusuitvloeiing van besmette paarden, maar ook over korte afstanden via de lucht).
Aanpak van rhinopneumonie
Bedrijf afsluiten
Indien aangetoond is dat een paard Rhino heeft, en hij rechtstreeks contact heeft gehad met de groep, dan is het advies om het bedrijf een gesloten management aan te laten houden gedurende vier weken. Dit wil zeggen: geen transport van paarden in en uit het bedrijf.
Isoleren van het besmette paard
- Blijf het positieve paard isoleren binnen de groep.
- Verzorg het besmette paard apart om verdere verspreiding zoveel mogelijk te beperken.
Quarantaine bij paarden van besmette stallen
Komt een paard van een stal waar een bewezen infectie met EHV-1 speelt? Plaats het paard dan altijd in quarantaine in een apart compartiment, zonder contact met andere paarden. Houd de verzorging van het paard volledig apart. Het wordt aangeraden om niet heen en weer te lopen tussen de paardgroepen. Op die manier worden de risico’s van overdracht beperkt.
Evenementen vermijden
Het is verstandig om niet naar evenementen te gaan zolang het bedrijf op slot is, tenzij men niet betrokken is bij de verzorging van de paarden. Ook niet zieke paarden kunnen het virus uitscheiden! Wanneer wel een evenement wordt bezocht, vermijdt dan ten alle tijden contact met paarden.
Transport
Het transporteren van paarden is in principe geen probleem zo lang je ervoor zorgt dat ze geen contact hebben met vreemde paarden. Indien een paard met rhinopneumonie rechtstreeks contact heeft gehad met andere paarden op het bedrijf, dan is het advies om gedurende vier weken geen transport toe te staan van paarden in en uit het bedrijf.
Deelname aan concoursen
Zorg ervoor dat je paard geen rechtstreeks contact heeft met andere paarden. Dit wil zeggen dat je paard aan geen enkel ander paard snuffelt, niet drinkt uit een vreemde emmer, niet eet uit een vreemde voerbak en zeker niet in een vreemde stal gestald wordt.
Concreet: laad het paard af om te rijden, vermijd contact met andere paarden (ook jijzelf niet!) en ga na het rijden rechtstreeks terug naar de trailer.
Zo neem je een longaspiratiebiopt
Het protocol van het nemen van een longaspiratiebiopt is ook beschreven en hier te downloaden.
Protocol monstername longaspiratiebiopt bij geaborteerd veulenVeelgestelde vragen over Rhinopneumonie
Komt het paard van een besmette stal waar een bewezen infectie met EHV-1 is, plaats hem dan altijd in quarantaine (in een apart compartiment, waar geen contact mogelijk is met andere paarden en het paard apart verzorgd wordt). Overleg met uw dierenarts over de uit te voeren onderzoeken en het moment waarop het paard weer in de groep geplaatst mag worden.
Zolang wij als GD niet het volledige overzicht van de rhinopneumoniestatus situatie in Nederland hebben, kunnen wij deze vraag niet voldoende betrouwbaar beantwoorden en verwijzen wij wat dit betreft naar de SRP. Wat toekomstige concoursen betreft: zorg ervoor dat je paard geen rechtstreeks contact heeft met andere paarden. Dit wil zeggen dat je paard aan geen enkel ander paard snuffelt, niet drinkt uit een vreemde emmer, niet eet uit een vreemde voerbak en zeker niet in een vreemde stal gestald wordt. Concreet: laad het paard af om te rijden, en tracht het contact met andere paarden te vermijden (ook jijzelf niet!). Zet het paard na het rijden rechtstreeks terug op de trailer.
Idealiter worden deze paarden geïsoleerd opgestald, gescheiden van de andere paarden. Maak hierbij ook gebruik van afzonderlijke voeder- en drinkbakken en besteed aandacht aan handhygiëne en bijvoorbeeld het wisselen van kleding bij het verzorgen van de verschillende groepen paarden. Hoe lang deze procedure gehanteerd moet worden hangt af van de specifieke situatie. In het algemeen is aan te raden om deze maatregelen gedurende 28 dagen te hanteren, waarbij twee maal daags wordt getemperatuurd. Overleg hierover met uw dierenarts.