- Home
- Diergezondheid
- Dierziekten
- Fotosensibiliteit
Fotosensibiliteit
Fotosensibiliteit, betekent letterlijk ‘overgevoeligheid voor licht’. Kenmerkend voor dit ziektebeeld is dat er huidschade optreedt, maar fotosensibiliteit is geen primaire huidziekte. De schade aan de huid ontstaat als gevolg van een reactie tussen daglicht en bepaalde fotodynamische pigmenten die door leverschade in de bloedbaan terechtkomen.
Informatie over fotosensibiliteit
Fotosensibiliteit betekent letterlijk ‘overgevoeligheid voor licht’. Kenmerkend voor dit ziektebeeld is dat er huidschade optreedt als gevolg van een reactie tussen daglicht en bepaalde fotodynamische pigmenten die circuleren in de bloedvaten onder de huid. Over het algemeen is de huid vooral kwetsbaar op delen van het lichaam die veel in contact komen met daglicht en onbeschermd zijn door haar, wol of pigment. Zonnebrand en zonneallergie ontstaan ook door schade aan de huid ten gevolgen van daglicht, maar dan betreft het een directe reactie van de huid zonder tussenkomst van pigmenten in de circulatie.
Fotosensibiliteit is over de hele wereld beschreven en komt bij alle diersoorten voor, maar wordt het vaakst gezien bij runderen, schapen, geiten en paarden. Er bestaan verschillende vormen van fotosensibiliteit, afhankelijk van de achterliggende oorzaak. Grofweg zijn er drie verschillende typen te benoemen: primair (type 1), aangeboren (type 2) en secundair aan leverfalen (type 3).
In geval van primaire fotosensbiliteit worden fotodynamische pigmenten na opname direct opgenomen in de bloedbaan. In de meeste gevallen betreft het de opname van planten die een dergelijk pigment bevatten. Van in Nederland bekende planten is bekend dat Hypericum maculatum (hertshooi) en Hypericum perforatum (Sint-Janskruid) het pigment hypericine bevatten, Fagopyrum esculentum (boekweit) bevat fagopyrine.
De aangeboren vorm betreft ernstige stofwisselingsstoornissen met betrekking tot bilirubine, dat ontstaat bij de afbraak van hemoglobine uit rode bloedcellen en met de gal wordt uitgescheiden. De afwijkingen zijn dusdanig ernstig dat lammeren niet ouder worden dan een paar maanden. De aandoening is erfelijk overdraagbaar en is bekend bij het Corriedale en Southdown ras.
Het derde type, hepatogene (hepar = lever) fotosensibiliteit, ontstaat secundair aan een onderliggend leverprobleem, wat maakt dat de lijst met mogelijke oorzaken heel gevarieerd is. Mogelijke oorzaken waar in de Nederlandse situatie differentiaal diagnostisch rekening mee moet worden gehouden is leverschade door een leverbotinfectie, vitamine B12 deficiëntie of in een sporadisch geval van overmatige koperstapeling. Brassica napus (koolzaad), Trifolium pratense (rode klaver), Medicago sativa (luzerne) en Ranunculus spp. (boterbloem) zijn ook in verband gebracht met leverschade en fotosensibiliteit. In Noorwegen is fotosensibiliteit bij schapen beschreven na opname van Narthecium ossifragum (beenbreek). Toxines van blauwalgen en bepaalde schimmels, waaronder Pithomyces chartarum, behoren ook tot deze lijst.
Klinische verschijnselen
De klinische verschijnselen zijn typisch. In het acute stadium ontstaat een extreme oedemateuze zwelling van de kop, waarbij met name de oren en de ogen zijn betrokken. De zwelling kan dusdanig zijn dat dieren moeite hebben de ogen te openen. Soms ontstaan er natte plekken op de huid doordat het oedeemvocht door de huid heen wordt gedrukt. Enkele dagen later ontstaan vurige huidlaesies rondom de ogen, de neusrug, de oren en zo nu en dan op de hakken en de vulva. Zodra huidlaesies ontstaan, vertonen dieren in veel gevallen ook jeuk aan de kop. Door te schuren met de kop nemen de huidbeschadigingen snel in ernst toe. Bij het optillen van de oogleden kan soms een geelverkleuring van het oogwit worden waargenomen. In de meeste gevallen maken dieren een zeer zieke indruk, maar ontwikkelen geen koorts.
Diagnostiek
Zoals genoemd zijn er veel verschillende oorzaken die kunnen leiden tot fotosensibiliteit bij schapen. Daarnaast kunnen bepaalde verschijnselen van fotosensibiliteit overeenkomen met andere aandoeningen. Om misdiagnose te voorkomen, een juiste behandeling in te zetten en het risico op herhaling van klachten te minimaliseren, is nader onderzoek van belang. Op zoek naar een waarschijnlijke diagnose kunnen bij een verdenking van fotosensibiliteit de volgende stappen worden doorlopen:
- Bepaling van leverenzymen
Door leverenzymen in het bloed te bepalen, kan onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende vormen van fotosensibiliteit. Leverenzymen komen vrij bij celbeschadiging en zullen verhoogd zijn in geval van leverschade. Daarnaast geeft de uitslag ook een indicatie van de ernst van de beschadiging.
- Vertonen dieren ouder dan een jaar klinische verschijnselen?
Fotosensibiliteit door een vitamine B12 deficiëntie komt vrijwel alleen voor bij opgroeiende lammeren. Indien er twijfel bestaat over een mogelijk tekort omdat enkel de lammeren klachten vertonen, dan kan vitamine B12 in bloed worden bepaald.
- Lopen schapen in een leverbotgebied?
Leverbotinfecties leiden ook tot een verhoging van leverenzymen, met name gamma-GT komt vrij door schade aan galgangweefsel. Bent u er niet zeker van of leverbot een rol speelt op uw bedrijf, dan kan een bepaling op leverbotantistoffen bij lammeren een indicatie geven. Afhankelijk van de tijd van het jaar kan mestonderzoek naar leverboteieren worden gedaan.
- Hebben schapen toegang tot toxische planten?
Een inspectie van de weide geeft informatie over de kwaliteit van het perceel en tot welke planten schapen eventueel toegang hebben. Het is goed te realiseren dat voor de meeste plantensoorten geldt dat schapen een grote hoeveelheid moeten opnemen om leverschade te ontwikkelen.
- Zijn er schimmelsporen te vinden?
Door grasmonsters te nemen op verdachte plekken in het perceel met dood plantaardig materiaal kan eenvoudig op aanwezigheid van schimmelsporen worden gecontroleerd.
- Pathologie
Wanneer er twijfel is over de aard van de aandoening is het aan te raden om een dier aan te bieden voor pathologie. Mogelijk speelt er een combinatie van problemen. Microscopisch onderzoek van de lever kan uitwijzen welke achterliggende oorzaak verantwoordelijk is voor de problemen.
NB: Door de verraderlijke huidlaesies op de kop en de daarmee gepaarde jeuk, wordt fotosensibiliteit nog wel eens verward met kopschurft (Sarcoptes scabiei var. ovis). Dergelijke infecties komen in Nederland zelden tot nooit voor. Wanneer er toch een sterke verdenking is van kopschurft, is het zaak de mijten daadwerkelijk aan te tonen alvorens een behandeling te starten.
Pithomycotoxicose (sporidesmin)
Vrijwel de bekendste vorm van hepatogene fotosensibilteit bij schapen is pithomycotoxicose, ook wel facial eczema genoemd. Pithomycotoxicose is een aandoening die wereldwijd in veel landen endemisch voorkomt, maar is het meest bekend in Nieuw-Zeeland, waar het al honderden jaren problemen veroorzaakt bij lokale herkauwerpopulaties. In 2019 werden de eerste schapen en lammeren in Nederland gediagnosticeerd met deze aandoening. Pithomycotoxicose ontstaat door opname van het schimmeltoxine sporidesmin, dat wordt gevormd door schimmelsporen van de schimmel Pithomyces chartarum. Sporidesmin kan, indien in voldoende hoge concentratie opgenomen, schade geven aan de lever. Met name galgangen raken beschadigd, waardoor onder andere de afvoer van gal wordt verstoord. Bij een gezonde herkauwer wordt fytoporfyrine, een afbraakproduct van bladgroen, door de lever omgezet en met de gal afgevoerd naar het maagdarmkanaal. Bij dieren met een intoxicatie met sporidesmin is deze afvoer verstoord, waardoor fytoporfyrine in de bloedbaan terechtkomt. Fytoporfyrine is een fotodynamisch pigment en kan bij voldoende hoge plasmaconcentraties leiden tot fotosensibiliteit. Afhankelijk van de opgenomen concentratie duurt het gemiddeld tien dagen voordat fotosensibiliteit zichtbaar optreedt na opname van sporidesmin. Ervaring leert dat veel schapen pas worden opgemerkt wanneer ze huidafwijkingen ontwikkelen, wat betekent dat de opname van schimmelsporen al zeker 14 dagen eerder heeft plaatsgevonden.
Gevoeligheid
Het aandeel dieren met klinische klachten varieert sterk tussen koppels. In veel gevallen tonen enkele dieren in het koppel klinische klachten, waar in andere koppels het overgrote deel van de schapen was aangetast. Zowel lammeren als volwassen schapen zijn gevoelig voor pithomycotoxicose. Daarnaast is de aandoening bij verschillende rassen vastgesteld.
Of een schaap klinische klachten ontwikkelt is sterk afhankelijk van de opgenomen dosis sporidesmin. Het graasgedrag kan per schaap verschillen. Schapen die gras korter afgrazen lopen een groter risico tot opname van schimmelsporen. Daarnaast is er ook sprake van individuele gevoeligheid. Over het algemeen laten dicht bewolde en gepigmenteerde schapenrassen minder snel kliniek zien, maar dat wil niet zeggen dat er geen sprake is van leverschade. Vaak zijn bij deze dieren de huidlaesies heel subtiel, zoals op de oogleden, de oren en de neusrug. Ook onder koppelgenoten kan de gevoeligheid sterk variëren. Hoge leverwaarden werden net zo goed gevonden bij schapen zonder duidelijke klinische klachten. In 2020 is, na vaststellen van pithomycotoxicose, leverweefsel bekeken van een koppel slachtschapen. Zelfs bij dieren die geen klinische klachten hadden laten zien was leverschade duidelijk zichtbaar. De verwachting is dat pithomycotoxicose zich zelden beperkt tot de enkele dieren met klinische klachten en dat het vaker voorkomt dan gedacht.
Behandeling en herstel
Er bestaat geen specifieke behandeling voor pithomycotoxicose De behandeling is ondersteunend en gericht op de klachten van fotosensibiliteit. Het advies is om dieren zo snel mogelijk op te stallen om contact met daglicht te vermijden, pijnstilling toe te dienen indien nodig en een energierijk rantsoen te verstrekken.
Het herstel van de klinische klachten is tweeledig. Allereerst zullen de huidlaesies, afhankelijk van de ernst en eventuele bacteriële infecties, snel opknappen zodra de schapen worden opgestald. Door schapen binnen te zetten wordt immers de irritatie van de huid weggenomen. Daarnaast is het herstel afhankelijk van de ernst van de leverschade en het vermogen van de lever om zich weer te herstellen. Het wegnemen van vers gras helpt daarbij, aangezien gedroogde en ingekuilde producten veel minder bladgroen bevatten. In veel gevallen herstellen schapen zichtbaar restloos, maar soms is de leverschade dusdanig ernstig dat het ziektebeeld chronisch wordt; dieren vermageren en komen uiteindelijk te overlijden. Het is belangrijk dieren de tijd te geven om goed te herstellen. Wanneer dieren te snel weer vers gras opnemen zonder dat de lever goed is hersteld, bestaat de kans dat fotosensibiliteit opnieuw opspeelt.
Supplementatie van zink wordt vaak in verband gebracht met de preventie van pithomycotoxicose. Echter is de wetenschappelijke onderbouwing niet eenduidig en zijn de resultaten in praktijk zeer wisselend.
Risicofactoren
De groei van Pitomyces chartarum wordt sterk beïnvloed door het klimaat en wordt gezien als een seizoensgebonden aandoening die over het algemeen in de nazomer en herfst voorkomt. Deze schimmel groeit goed op dood plantaardig materiaal, met name na perioden van langdurige droogte. Onder de juiste weersomstandigheden, hevige regenval, hoge luchtvochtigheid (>90%) en gemiddelde grondtemperaturen boven de 12 °C, kan P. chartarum maximaal sporuleren waarbij het schimmeltoxine sporidesmin wordt geproduceerd.
In het kader van dood plantaardig materiaal is het mogelijk dat de bewerking van het perceel van invloed is op het voorkomen van pithomycotoxicose. Op de bedrijven waar een intoxicatie met sporidesmin werd vastgesteld, ontstonden de problemen vaak enkele weken nadat het perceel gemaaid was of gebloot. Wanneer gemaaid gras op het land blijft liggen, dient het mogelijk als een uitstekende voedingsbodem voor schimmels.
Pithomyces chartarum vestigt zich aan de basis van het gras. Schapen lopen een groter risico op opname van schimmelsporen wanneer het perceel kort begraasd wordt.
Literatuur
- Omgaan met fotosensibiliteit bij schapen: Oorzaken en preventie, Schaap en Geit, augustus 2023
- First case of pithomycotoxicosis in sheep in the Netherlands, Eveline Dijkstra, Liesbeth Harkema, Piet Vellema, VetRecord Case Reports 2022
- Ziek onder de zon, Piet Vellema (GD), vakblad Het Schaap 2020