|
Anneke Feberwee is pluimveedierenarts en deskundige op het gebied van Mycoplasma bij pluimvee. Zij houdt u op de hoogte van de meest recente ontwikkelingen.
Heeft u vragen?
Neem contact op |
Mycoplasma Gallisepticum,
Mycoplasma Synoviae en
Mycoplasma Meleagridis zijn belangrijke ziekmakende mycoplasmasoorten bij commercieel pluimvee. Mycoplasma is een kleine bacterie-achtige ziektelkiem die bij pluimvee ziekte kan veroorzaken.
Direct naar:
Mycoplasmose bij pluimvee wordt veroorzaakt door drie verschillende mycoplasma soorten namelijk M. gallisepticum (M.g.), M. synoviae (M.s.) en M. meleagridis (M.m.)
- M. gallisepticum komt bij kippen en kalkoenen voor en veroorzaakt vooral ontstekingen van het respiratieapparaat en bij oudere dieren ook legproblemen.
- M. synoviae komt voor bij kippen en kalkoenen. Naast stammen die affiniteit hebben voor het respiratie apparaat en aanleiding geven tot subklinische infecties, zijn er ook stammen die affiniteit hebben voor gewrichten en het oviduct. Met name de laatste twee stammen veroorzaken economische schade. De gewrichtsstammen geven aanleiding tot ontsteking van de gewrichten en pezen. De oviduct stam veroorzaakt eischaalpunt afwijkingen (EPS) die leiden tot verhoogde breuk en indirecte en directe ei productie daling.
- M. meleagridis komt voor bij kalkoenen en kan aanleiding geven tot ontstekingen van het respiratie apparaat, productiedaling, skelet afwijkingen (jonge dieren) en verminderde groei.
Eigenschappen
Mycoplasma's zijn kwetsbaar voor ontsmettingsmiddelen en uitdroging. In een lege, schone, droge stal overleven ze dan ook niet lang.
Gehuld in ei-resten of ander materiaal kunnen ze echter dagen tot weken overleven. In een koppel kippen zijn Mycoplasma's praktisch niet uit te roeien. Korte tijd na het besmetten van een kip zitten de kiemen namelijk al in de luchtwegen en in de luchtzakken. Medicijnen zijn daar niet voldoende effectief. Behandeling tegen Mycoplasma's is daarom nooit afdoende; de besmetting blijft aanwezig in het koppel.
Overleving in materiaal buiten de kip kan variëren:
Haar : tot 3 dagen
Neus : tot 1 dag
Veren/stof: 2-4 dagen
Stro, rubber, katoen: 1- 2 dagen
Eimateriaal : 6-18 weken
Mest: 1-14 dagen
Terug naar het begin van dit artikel
Mycoplasma gallisepticum
Mycoplasma gallisepticum (M.g.) is een kleine, bacterie-achtige ziektekiem die bij leg-pluimvee en pluimvee in het algemeen ernstige ziekte kan veroorzaken. De ernst van de ziekte is afhankelijk van de leeftijd van de besmette dieren, de kwaadaardigheid van de M.g.-stam en het al of niet aanwezig zijn van andere infecties. De schade door een M.g.-besmetting in legkoppels kan fors oplopen, met name door een lagere eiproductie en verminderde eikwaliteit.
Besmetting
M.g. kan overgedragen via contact (direct en indirect) en van moederdieren op nakomelingen via het ei (verticale transmissie).
De besmetting met M.g. kan plaatsvinden door contact met besmette stof-, veer- of waterdeeltjes in de lucht, die via neus en/of oogslijmvlies de luchtwegen van de kip infecteren. Deze deeltjes kunnen afkomstig zijn van besmette kippen in een koppel op hetzelfde bedrijf, maar ook wel van dieren op enige afstand buiten het bedrijf. Ook kan de besmetting worden binnengebracht met besmet stof (op kleding en haar), veertjes, materiaal gecontamineerd met eiresten (op trays!), enzovoort. Eendagskuikens kunnen besmet raken bij het moederdier of in de broederij. Zij zijn dan gevoelig(er) voor ademhalingsproblemen.
Verschijnselen
Jonge kuikens worden vrijwel altijd ziek van een M.g.-infectie. De kuikens hebben, in het ergste geval, last van ernstige benauwdheid en kunnen zelfs stikken. Dit komt met name voor als er een infectie met Escherichia coli- of Ornithobacterium rhinotracheale (O.r.)-bacteriën bijkomt. Zo'n menginfectie gaat vaak gepaard met rochelende geluiden. Omdat de problemen telkens weer terug (kunnen) komen, wordt deze ziekte 'chronische snot' genoemd of, in het Engels, 'Chronic Respiratory Disease' (CRD). Kuikens die de ziekte overleven, blijven vaak achter in gewicht en vertonen een sterke reactie in de luchtwegen na entingen met levende virussen. Bij oudere dieren zijn de verschijnselen meestal milder en soms zelfs symptoomloos. Sinds 1997 blijkt dat de in Nederland voorkomende M.g.-stammen ook hoorbare en zichtbare ademhalingsproblemen bij volwassen dieren kunnen veroorzaken. Raken de dieren kort na het begin van de eiproductie besmet, dan start de productie in aanvang zo'n 10 à 15 procent lager dan gemiddeld. De productie stijgt daarna wel weer geleidelijk naar (bijna) normaal niveau. Door het telkens opflikkeren van de infectie of door bijkomende infecties zoals Infectieuze Bronchitis, zakt de productie regelmatig weer zo'n 5 procent onder de norm. Bij zeer milde infecties merkt de eigenaar echter niets bijzonders aan de dieren en blijkt pas bij bloedonderzoek dat er iets aan de hand is.
Kalkoenen
Schade door M.g. bij vleeskalkoenen kan fors oplopen ten gevolge van achterblijvende gewichtsontwikkeling, verhoogde uitval, medicijnkosten en hogere voederconversie. Na besmetting zijn de dieren gevoeliger voor andere ademhalingsproblemen.
Indien er een M.g. besmetting is geconstateerd op een vleeskalkoenbedrijf, wordt geadviseerd om met de dierenarts een bestrijdingsprogramma op te stellen, toegespitst op het bedrijf. Er is een handleiding ‘M.g.-bestrijdingsprogramma vleeskalkoenen’ opgesteld en beschikbaar via uw dierenarts.
Monitoring en preventie van Mg bij reproductiedieren vindt plaats vanuit EU regelgeving (Animal Health Regulation, EU 2019/2035). De monitoring van M.g. bij legbedrijven en bedrijven met vleeskalkoenen is vastgelegd op nationaal niveau in de Regeling houders van dieren, waarbij eindleg-koppels en vleeskalkoenenkoppels worden onderzocht op de aanwezigheid van Mg-antistoffen voordat de dieren worden geslacht.
Mycoplasma synoviae
Mycoplasma synoviae (M.s.) komt wereldwijd voor. Fokpluimvee is over het algemeen vrij van de kiem. In Nederland is de prevalentie in het eindproduct daarentegen hoog (leg- en vleessector, circa vijftig procent). Bij bedrijfspluimvee (kippen en kalkoenen) veroorzaakt M.s. vaak subklinische infecties van het respiratie-apparaat. De bacterie kan via de bloedbaan ook terechtkomen in gewrichten en leiden tot infectieuze synovitis, exsudatieve synovitis, tenosynovitis of bursitis. De variatie in klinische verschijnselen hangt samen met de verschillende M.s.-stammen. De schade bij vleespluimvee bestaat uit groeivertraging en verhoogde uitval. Bij legdieren komt daar productiedaling bij en nu, vooral bij bruine hennen, artritis en gewrichtsamyloïdose.
Transmissie
M.s. wordt zowel verticaal als horizontaal overgedragen. Alle contactdieren kunnen afhankelijk van de stam, in één tot zes weken besmet raken, ofschoon meestal een klein aantal dieren (tien tot vijftien procent) infectieuze synovitis ontwikkelt. M.s. heeft geen celwand en is daardoor kwetsbaar. De kiem overleeft één à drie dagen in veermateriaal, stof en kleding; één tot twee weken in mest en zes tot achttien weken in eimateriaal.
Mycoplasma meleagridis
Mycoplasma meleagridis (M.m.) komt alleen voor bij kalkoenen. Door de jarenlange aanpak in de reproductiesector is M.m.-besmetting wereldwijd aanzienlijk afgenomen. In Europa wordt M.m., net als M.g., georganiseerd bestreden in reproductiemateriaal. M.m. kan aanleiding geven tot luchtwegproblemen en skeletafwijkingen, die kunnen verergeren als er sprake is van een menginfectie met bijvoorbeeld M.s. De kalkoensector in Nederland was de afgelopen 20 jaar vrij van M.m. Recent zijn bij drie vleeskalkoenbedrijven M.m.-antistoffen aangetoond en bij één van deze bedrijven is ook M.m. geïsoleerd. In alle gevallen betrof het importkoppels. Om vast te stellen of het hier om incidentele gevallen gaat, is meer inzicht nodig. Waakzaamheid op M.m. blijft geboden bij import van vleeskalkoenen.
Mycoplasma Iowae
Mycoplasma Iowae (M.i.) is geïsoleerd uit kippen en kalkoenen. De belangrijkste indicatie voor een M.i.-besmetting bij kalkoenvermeerderingsdieren is een verhoogde embryo-sterfte en verminderd uitkomstpercentage. Verder kan M.i. aanleiding geven tot geringe luchtweg- en pootafwijkingen. M.i. wordt verondersteld wereldwijd voor te komen, er zijn echter geen aanwijzingen dat M.i. in Nederland voorkomt.
Terug naar het begin van dit artikel
Aantonen van afweerstoffen
Doordat ze zich 'verschuilen' in de ademhalingsorganen is het aantonen van de kiemen vaak lastig en kost het relatief veel tijd en geld. Voor het stellen van de diagnose wordt dan ook over het algemeen geen gebruik gemaakt van bacteriologisch onderzoek, maar van serologisch onderzoek: het aantonen van specifieke afweerstoffen in het bloed van besmette dieren. Dit is een makkelijke, snelle en goedkope methode. Ongeveer drie weken na de besmetting zijn voldoende afweerstoffen in het bloed aanwezig om M.g., M.s. of M.m. aan te tonen.
De (sero)diagnostiek is gebaseerd op de snelle plaat agglutinatie (SPA). Deze test wordt zeven tot eenentwintig dagen na infectie positief. De klassieke confirmatietest is de kweek. Deze test kan drie tot vier weken duren en zelfs negatief verlopen. Bij GD wordt een combinatie van de SPA test en ELISA test gebruikt voor de serologische diagnostiek van M.g. en M.s.
PCR
Zowel voor het aantonen infecties met M.g. als M.s. (en M.m.) is de PCR-test belangrijk. Met name vroege infecties (voordat antistoffen zijn gevormd) kunnen met de PCR worden aangetoond. Daarnaast wordt de PCR ingezet als bevestigingstest van de kweekmethode. Voor M.s. is een differentiërende PCR ontwikkeld. Deze PCR maakt onderscheid tussen de MSH vaccinstam en veldstammen.
Terug naar het begin van dit artikel
Maatregelen
Een aantal maatregelen voorkomt problemen door M.g.-besmettingen:
- Betrek kuikens of opfokhennen van M.g.-vrije bedrijven. Dit is te controleren door vóór overplaatsing van 24 dieren bloedmonsters te laten onderzoeken.
- Handhaaf een zodanige bedrijfshygiëne dat de besmetting niet wordt binnengesleept met personen, gereedschap en andere materialen. Direct en indirect contact met besmette koppels moet worden vermeden. Het hergebruik van pulptrays wordt sterk ontraden.
Op deze pagina vindt u informatie over ontsmetten en kunt u het protocol 'Reiniging en ontsmetting van pluimveestallen na een Mg-besmetting' van GD downloaden.
- Voorkom insleep vanuit de omgeving. Weer wilde vogels door alle inlaten te voorzien van gaas. Ook sierpluimvee hoort niet in de buurt van de stal te kunnen komen. Een goede windsingle kan het overwaaien van stof vanaf pluimveebedrijven in de naaste omgeving aanzienlijk beperken. Dit houdt meteen ook andere ziektekiemen tegen.
Op besmette legbedrijven met meerleeftijden is het te adviseren om opfokkoppels bestemd voor dat bedrijf te vaccineren tegen M.g. Daardoor worden ze minder gevoelig voor de besmetting en wordt de schade beperkt. Door de enting worden de hennen wel positief bij bloedonderzoek. Om te controleren of het bedrijf al vrij is van M.g. kan een deel van een koppel (bijv. één procent van de dieren) niet worden geënt. Als die niet-geënte dieren vrij van afweerstoffen blijven, mag men aannemen dat het bedrijf niet meer is besmet en kan men stoppen met vaccineren.
Behandeling
In het algemeen is voorkomen belangrijker dan genezen. In de bestrijding van M.g. ligt het accent dan ook op het voorkomen van de infectie. Een behandeling leidt namelijk alleen tot een (tijdelijke) onderdrukking van de infectie en de behandelingsmogelijkheden bij leggend pluimvee zijn bovendien zeer beperkt door het optreden van residuen in eieren. Behandeling wordt daarom alleen geadviseerd wanneer de problemen daar aanleiding toe geven, zoals bij productiedaling of ademhalingsproblemen. In deze gevallen is het verstandig uw dierenarts of de GD te raadplegen.
Vaccineren met dood vaccin tegen M.g. verlaagt de economische schade bij een besmetting met M.g. Het is bekend dat leghennen, ook al zijn ze M.g.-gevaccineerd, toch besmet kunnen raken. Uit onderzoek blijkt ook dat vaccinatie de uitscheiding van de M.g.-bacterie binnen een koppel verlaagd.
Huidige aanpak
De huidige aanpak van M.g. is gebaseerd op de opsporing van M.g.-besmette pluimveebedrijven, het vervroegd slachten voor besmette reproductiebedrijven (reductie overdracht van moederdieren op nakomelingen), optimalisatie van de bedrijfshygiëne (reductie overdracht vanuit de omgeving) en vaccinatie (toegepast in de legsector). De huidige inzet van M.g.-vaccinatie in de legsector is vooral bedoeld om een bijdrage te leveren aan het verlagen van de economische schade door een M.g.-besmetting bij legkoppels en de vermindering van de infectiedruk. Vaccinatie leidt tot een vermindering van de ademhalingsproblemen, de uitval, de eiproductiedaling en de overdracht van de kiem van moederdieren op nakomelingen.
Terug naar het begin van dit artikel
Een M.s.-besmet koppel blijft levenslang geïnfecteerd. Een behandeling met antibiotica draagt alleen bij aan de bestrijding van secundaire infecties. Na het beëindigen van een behandeling komen de problemen vaak terug. Mycoplasma is niet gevoelig voor antibiotica die op de celwand aangrijpen zoals penicillinen, maar wel voor quinolonen, macroliden en tetracyclinen. De bestrijding van M.s. berust voornamelijk op preventie van verticale en horizontale transmissie. Vaccinatie wordt wereldwijd slechts beperkt toegepast. De bevinding dat M.s. momenteel een rol speelt bij artritis en gewrichtsamyloïdose was aanleiding om het M.s.-onderzoek nieuw leven in te blazen.
M.s. kan van besmette moederdieren naar nakomelingen worden overgedragen via het ei (verticale verspreiding). Daarnaast kan deze kiem uw kippen infecteren via contacten van dieren onderling, via insleep, via bezoekers, via besmette materialen enz. (horizontale verspreiding).
Uit de M.s.-monitoring in 2013 is gebleken dat in de Nederlandse pluimveehouderij de horizontale verspreiding van M.s. het belangrijkste is. Uit deze monitoringsresultaten (zie tabel 1 in de flyer) blijkt dat in 2013 de M.s.-prevalentie in de legsector 70% was, terwijl slechts 19% van de opfokleghennenbedrijven M.s.-serologisch positief was. Dit betekent dat koppels nadien M.s.-besmet raken (tijdens transport, bij aankomst en tijdens de productieperiode, enz.). Dit houdt vervolgens in dat maatregelen die de insleep/horizontale verspreiding van M.s. kunnen voorkómen, van groot belang zijn.
Op deze pagina vindt u informatie over ontsmetten en kunt u het protocol 'Reiniging en ontsmetting van pluimveestallen na een Mg-besmetting' van GD downloaden.
In dit kader is het ook belangrijk te onderstrepen dat een meerleeftijdensysteem een M.s.-infectie in stand houdt, doordat een aanwezig M.s.-besmet koppel een volgend koppel steeds infecteert. In deze situatie blijft het van belang om aandacht te blijven besteden aan managementmaatregelen om het verslepen van M.s. naar andere bedrijven te voorkómen.
Op verzoek van de PPE-adviescommissie Pluimveegezondheidszorg heeft de GD een folder verstuurd aan pluimveehouders. De informatiefolder is bedoeld om (1) u te helpen verdere verspreiding van M.s. vanuit uw bedrijf binnen de pluimvee houderij te voorkómen en (2) u adviezen te geven ter preventie van een herbesmetting en/of een nieuwe besmetting. Tevens geven wij u achtergrondinformatie over M.s. met de nadruk op de verspreidingsroutes.
Terug naar het begin van dit artikel
Nederlandse regelgeving
De monitoring van Mg bij legbedrijven en bedrijven met vleeskalkoenen is vastgelegd op nationaal niveau in de Regeling houders van dieren, waarbij eindleg-koppels en vleeskalkoenenkoppels worden onderzocht op de aanwezigheid van Mg-antistoffen voordat de dieren worden geslacht.
Europese regelgeving
Monitoring en preventie van Mg bij reproductiedieren vindt plaats vanuit EU regelgeving (Animal Health Regulation, EU 2019/2035). Op basis van deze regelgeving is handel in nakomelingen van M.g. en/of M.m. besmet reproductie materiaal (kip en kalkoen) binnen Europa niet toegestaan.
Terug naar het begin van dit artikel