|
Christiaan ter Veen is pluimveedierenarts en deskundige op het gebied van salmonella. Hij houdt u op de hoogte van de meest recente ontwikkelingen.
Heeft u vragen?
Neem contact op |
Salmonella is een bacterie die aanwezig kan zijn in de verschillende soorten pluimvee. Een Salmonellabesmetting, met name met Salmonella Enteritidis (S.E.), kan bij zeer jonge kuikens ernstige ziekteverschijnselen en zelfs sterfte veroorzaken. Oudere dieren blijven na besmetting vaak symptoomloze dragers (besmet zonder ziekteverschijnselen). De belangrijkste reden om Salmonella bij pluimvee te bestrijden is de ziekte die de bacterie bij de mens veroorzaakt, bijvoorbeeld na consumptie van besmette eieren of besmet (en onvoldoende verhit) vlees. Enkele Salmonella types zijn niet schadelijk voor de mens maar zeer schadelijk voor de kip, die types bespreken we elders.
Direct naar:
Typen
Er zijn veel verschillende typen Salmonella bekend, in totaal meer dan 2700. Deze zijn onderverdeeld in groepen, op basis van verschillen in antigenen (voor afweerstoffen herkenbare verbindingen aan de buitenkant van de bacterie). Typen uit groep B, C of D worden bij pluimvee aangetroffen. Salmonella Typhimurium (S.T.) is één van de vele pluimveetypes in Groep B; Salmonella Enteritidis (S.E.) één van de weinige pluimveetypes in Groep D. Op enkele specifieke uitzonderingen na (zoals de zelden in Nederland voorkomende Salmonella Pullorum en Salmonella Gallinarum) kunnen de Salmonella’s die we bij pluimvee terug vinden ook bij vele andere diersoorten voorkomen.
Terug naar het begin van dit artikel
Besmetting met S.E. kan bij zeer jonge kuikens (tot circa 10 dagen leeftijd) leiden tot ernstige ziekteverschijnselen en zelfs sterfte. Hierbij komen soms algemene ontstekingen van inwendige organen en gewrichten voor. In die gevallen kan de uitval oplopen tot 10 % in de eerste week. Kuikens die na de eerste levensweek besmet raken, worden in de regel niet ziek. Oudere dieren zijn meestal symptoomloze dragers, hoewel S.E. ook bij oude leghennen soms uitval met buikvliesontsteking geeft. Vaak zijn er bij dit soort koppels nog andere verzwakkende factoren aanwezig, zoals gelijktijdige infecties met andere ziektekiemen, stress, klimaatproblemen in de stal, en dergelijke. Enigszins afhankelijk van het Salmonella type, de ernst van de infectie en de leeftijd van de kuikens tijdens besmetting blijft het koppel doorgaans tot slachtleeftijd besmet. Salmonella kan bij mensen, bijvoorbeeld na consumptie van onvoldoende verhitte eieren of vlees, ziekteverschijnselen als misselijkheid, diarree en koorts veroorzaken.
Terug naar het begin van dit artikel
De besmetting treedt meestal oraal (via de bek) op, door het oppikken van besmet materiaal (stof, mest, voer). Salmonella’s kunnen op veel manieren een stal binnenkomen. De belangrijkste besmettingsbronnen zijn mensen (mest- of stofdeeltjes op kleding, onder schoenen, in het haar, etc.), ongedierte (muizen staan op nummer 1, maar ook bijvoorbeeld katten, honden, piepschuimkevers (Alphitobius diaperinus) of rode bloedluizen (Dermanyssus gallinae) kunnen besmet zijn), voer en (niet gereinigd en gedesinfecteerde) gebruiksmateriaal, zoals gereedschappen, eiertrays, kratten, containers, enz. Daarnaast kan salmonella zich over korte afstand via stof verspreiden. Doorgaans raakt slechts een laag percentage van de dieren in een koppel (blijvend) besmet. De meeste Salmonella's komen alleen maar voor in de (blinde) darm en dus ook in de mest van besmette kippen. Sommige typen, waaronder S.E. en S.T. kunnen via de darmwand verder doordringen in het lichaam en dan inwendige organen waaronder de eierstok infecteren waarna ze in de eieren terecht komen.
Besmetting van het ei (verticale besmetting)
Verticale besmetting gaat via het moederdier. Dit kan ruwweg op twee manieren. Door inwendige besmetting van het ei, dus voordat de schaal is gevormd. S.E. en S.T. zijn in Nederland de belangrijkste types die op deze manier van moederkip op kuiken overgaan. Omdat bestrijding van de bacterie in het ei moeilijk is, moeten koppels moederdieren die zijn besmet met S.E. of S.T worden geruimd. Besmetting kan ook uitwendig via de eischaal plaatsvinden: bijvoorbeeld door besmette mest in of rondom de cloaca van de kip tijdens het leggen. Meestal vindt de besmetting plaats in het legnest, of bij buitennest-eieren in het strooisel, waar door het afkoelende (iets krimpende) ei allerlei bacteriën als het ware worden ‘aangezogen’. Met schoon nestmateriaal en het niet inleggen en uitbroeden van grondeieren voorkomt men deze wijze van infectie van kuikens voor een belangrijk deel.
Ook voor mensen zijn besmetting van eieren een risico. Leghennen worden daarom regelmatig op aanwezigheid van S.E. en S.T. gecontroleerd en eieren van S.E. of S.T. besmette legkoppels mogen niet als consumptieei verkocht worden maar moeten worden verhit om salmonella af te doden.
Horizontale besmetting
Horizontale besmetting vindt plaats van koppel naar koppel. Horizontale besmetting kan voorkomen bij direct contact (bijvoorbeeld binnen koppels of via bijplaatshanen) of meeliften met mensen, dieren of objecten die de stal in komen. Het kan op ieder tijdstip gebeuren, maar de belangrijkste risico's liggen in de broederij, bij transport en direct na het opzetten. Daarnaast neemt de kans op insleep bij toenemende leeftijd toe. De meeste salmonella besmettingen zien we dan ook bij jonge of juist oude dieren. In de broederij kunnen verticaal besmette kuikens tijdens het uitkomen de andere diertjes in dezelfde uitkomstkast besmetten. Ook bij het afrapen, eventueel sexen en sorteren en tijdens transport kan kruisbesmetting optreden.
Kuiken kwetsbaar
Na het opzetten zijn de nog jonge vlees- en legkuikens zeer gevoelig voor allerlei infecties. Ook eventueel nog in de stal aanwezige Salmonella's slaan gemakkelijk aan en spreiden ook snel over een groot deel van het koppel. Hoe ouder de kuikens worden des te beter wordt hun weerstand. Per kuiken zijn dan meer Salmonella bacteriën nodig voordat een infectie aanslaat. Het percentage besmette dieren zal dan ook navenant minder zijn. Aan het eind van de opfok stijgt het risico, door de stress van het transport, het in productie komen en het mogelijke contact met ‘vreemde’ kiemen. Uit onderzoek is gebleken dat het gedurende langere tijd niet eten en drinken een verhoging van de Salmonella-concentratie in krop en darm in de hand werkt. In combinatie met de door stress verlaagde weerstand kan een laag aantal Salmonella bacteriën dan al voor besmetting zorgen. Door te vaccineren tegen Salmonella wordt een drempel opgeworpen; er zijn meer bacteriën nodig om een dier te infecteren. Bij een zeer hoge dosis Salmonella’s zal echter zelfs een kerngezond dier dat gevaccineerd is besmet kunnen raken. Hygiëne blijft daarom een essentieel onderdeel van salmonella preventie.
Terug naar het begin van dit artikel
Bacteriologisch onderzoek
Onderzoek van verse mest uit de blinde darm geeft de beste kans om Salmonella-infecties aan te tonen. Maar ook in cloaca-swabs, stof- en voermonsters e.d. zijn Salmonella’s bij besmette koppels vaak aantoonbaar. Het is wel belangrijk om de monsters snel bij het laboratorium af te leveren om uitdroging zoveel mogelijk te voorkomen. Met bacteriologisch onderzoek kunnen alle typen Salmonella worden aangetoond. Dit onderzoek duurt vijf dagen om er bij een negatieve uitslag zeker van te zijn dat er geen Salmonella-bacteriën in de onderzochte monsters zaten. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid schrijft voor dat alle koppels voor slacht op Salmonella onderzocht moeten worden. Op die manier is er nog tijd bij een positieve uitslag de planning aan te passen, om zo ook in de slachterij kruisbesmetting te voorkomen. In een besmet koppel zijn nooit alle dieren tegelijk besmet en in elk geval niet alle mestmonsters. Om een koppel te kunnen beoordelen is dan ook een flink aantal monsters nodig. Daarom wordt er gekozen voor overschoentjes of gepoolde mestmonsters.
Bacteriologisch onderzoek
Met immunologisch onderzoek van bloedmonsters kunnen afweerstoffen worden aangetoond tegen Salmonella's uit groep B of D en specifiek tegen S.E. of S.T. Maar voor de vorming van afweerstoffen is het nodig dat de betreffende bacteriën voldoende contact hebben gehad met het immuunsysteem van de kip. Ze moeten dan minstens in de darmwand doordringen en de eerste besmetting moet minimaal 10 dagen geleden zijn. Bloedonderzoek is dan ook niet geschikt voor vleeskuikens. Enerzijds omdat veel infecties alleen in de darm voorkomen, anderzijds omdat vleeskuikens vaak niet oud genoeg worden voor de vorming van aantoonbare hoeveelheden afweerstoffen. Bij oudere dieren is het wel zinvol, vooral als het om S.E. of S.T. gaat. Met name een S.E.- besmetting resulteert vrijwel altijd in een positieve bloedtest.
Typering in het kader van brononderzoek
Er zijn meerdere methodes beschikbaar voor het typeren van Salmonella's, ieder met zijn eigen voor- en nadelen. Door middel van typering kan verwantschap worden aangetoond, dit is niet bewijzend voor overdracht, maar kan helpen bij het leggen van epidemiologische verbanden.
Terug naar het begin van dit artikel
Preventie
Salmonella preventie begint met het plaatsen van salmonella-vrije dieren. Om deze reden worden dieren voor verplaatsing en vermeerderingsdieren uitgebreid op de aanwezigheid van salmonella onderzocht.
Daarnaast is goede hygiëne, in de breedste zin, van het grootste belang. Maatregelen tegen de insleep van Salmonella’s helpen ook tegen allerlei andere kiemen. Een goede hygiëne begint bij de basis: waar ligt het bedrijf en hoe is het bedrijf ingericht. Een bedrijf dat vlakbij andere (pluimvee)bedrijven of verwerkende industrie ligt heeft een hogere kans op Salmonella besmetting. Bijvoorbeeld via ongedierte, de wind, of transporten die over de weg plaatsvinden. De inrichting van het bedrijf dient dusdanig te zijn dat de vuile en schone weg zijn gescheiden en dat vrachtwagens niet langs de stallen hoeven te rijden om te laden en te lossen. Bij gemengde bedrijven kan Salmonella van de ene diersoort op de andere worden overgedragen. Met name bij S.T. zien we dat deze van andere diersoorten afkomstig is.
Iedereen die de stal binnenkomt, dus ook de veehouder, kan Salmonella met zich meebrengen. Dit kan afkomstig zijn van het erf, eerder bezochte veebedrijven of zelfs doordat men zelf een besmetting doormaakt. Een goed hygiënebeleid is dus zeer belangrijk. Dat begint met het beperken van het aantal contacten. Minimaal wordt er gebruik gemaakt van bedrijfskleding- en schoeisel en worden de handen gewassen. Dit wordt bij voorkeur per stal gedaan om ook verspreiding binnen het bedrijf te voorkomen. Als personen recent contact hebben gehad met andere dieren dan is douchen aan te bevelen. Ook gereedschap dat mee naar binnen wordt genomen vormt een risico. Reguliere gebruiksmaterialen kunnen per stal worden aangeschaft, ander gereedschap kan worden ontsmet voor gebruik. Denk ook aan de risico's van gezamenlijk gebruik van machines.
Naast bezoekers zijn ook ongedierte en insecten een belangrijk risico voor salmonellose. Zij kunnen salmonella niet alleen overdragen van bedrijf naar bedrijf maar ook op het bedrijf een bron voor salmonella vormen waarin salmonella tijdens de leegstand overleeft. Voor ongedierte zijn ratten en muizen het belangrijkst, maar ook vogels of huisdieren die de stal binnenkomen kunnen salmonella met zich meedragen. Goed onderhoud zodat dieren niet de stal in kunnen is belangrijk. Daarnaast dienen schuilplaatsen voor ongedierte (rommel, dichte begroeiing etc.) op het erf te worden voorkomen. Wat insecten betreft zijn piepschuimkevers en bloedluizen een bekende bron van besmetting. Tijdens de ronde besmetten zij zich met Salmonella, dat enkele weken in deze dieren kan overleven. Als de kippen weg zijn en de stal afkoelt trekken ze zich terug in spleten en kieren. Na opzet van het nieuwe koppel komen ze terug de stal in en besmetten het nieuwe koppel.
Na het wegladen van het koppel is goede reiniging en desinfectie van belang. Ook als geen salmonella is aangetoond, want ook tijdens het uit- of wegladen is er nog risico op besmetting (deuren open, veel mensen, kratten en machines in de stal). Het is belangrijk om direct te beginnen met insectenbestrijding rond kieren en spleten zodat insecten tijdens het wegkruipen met insecticiden in aanraking komen. Daarna droog en nat reinigen gevolgd door een besmetting. Zie voor tips management > hygiëne > ontsmetten. Specifieke aandachtspunten voor reiniging en ontsmettingen zijn voersysteem (van silo tot en met voergoot), keerkleppen, ventilatieopeningen, kabelgoten, waterleidingen (biofilms), naden en kieren en voorruimten. Ook het erf kan met Salmonella besmet zijn. Het is aan te raden (en in sommige gevallen zelfs verplicht) om na reiniging en desinfectie te controleren op aanwezigheid van Salmonella en indien nodig de reiniging en desinfectie te herhalen.
Voor extra bescherming tegen S.E. en S.T. is vaccinatie in de opfok mogelijk, zowel bij leghennen als bij vermeerderingsdieren. Daarnaast zijn er allerhande probiotica, prebiotica, fytobiotica en zuren beschikbaar die de kans op Salmonella besmetting kunnen verminderen. De effectiviteit van dergelijke producten kan erg verschillen afhankelijk van de exacte samenstelling en toedieningswijze.
Behandeling van Salmonella infecties is alleen toegestaan bij klinische problemen.
Terug naar het begin van dit artikel
Regelgeving
Europese regelgeving met als doel het verminderen van de Salmonella prevalentie is uitgewerkt in nationale regelgeving. Zoönotische Salmonella’s zijn aangifteplichtig voor het laboratorium en specifieke serotypen moeten bij het NVWA gemeld worden.
De bestrijding van salmonella is op Europees niveau geregeld, en staat in de volgende verordeningen:
De nationale uitvoering van de monitoring van salmonella is geregeld in de Regeling houders van dieren (artikelen 7b.40 tot en met 7b.49).
Terug naar het begin van dit artikel