Uitgelicht: Belangrijkste vormen van maagdarmwormziekte

Zoomfunctie

Moeite met het lezen van de tekst? Vrijwel alle populaire browsers geven u controle over hoe groot websites worden weergegeven.

  • Windows
    Mac OS
  • Zoom in
  • Zoom uit
  • Zoom 100%
  • Muiswiel op / neer

De belangrijkste vormen van maagdarmwormziekte bij lammeren zijn achtereenvolgens nematodirose, haemonchose en teladorsagiose/trichostrongylose. Deze worden hieronder besproken.

Nematodirose

Deze vorm van maagdarmwormziekte wordt vooral veroorzaakt door Nematodirus battus, maar ook door Nematodirus filicollis en Nematodirus spathiger. Nematodirose treedt op bij jonge lammeren in de eerste maanden van hun eerste weideseizoen. Ernstige uitbraken komen vooral voor na lange en koude winters waarna de grasgroei pas laat op gang komt.

Infectieuze larven (L3) ontwikkelen zich, anders dan bij de overige belangrijke maagdarmwormsoorten, binnen het ei en zijn daar goed bescherm waardoor ze lang kunnen overleven. De ontwikkeling tot L3 duurt langer en de infectieuze larven van vooral Nematodirus battus en Nematodirus filicollis komen uit het ei als na een koudeprikkel de temperatuur oploopt. De infectieuze larven uit de eieren die in voorjaar en zomer op de wei terecht zijn gekomen, zijn op zijn vroegst in het najaar, maar vooral het daaropvolgende voorjaar op de wei aanwezig. De lammergeneratie van het ene jaar draagt dergelijke infecties dus via de wei over naar die van het volgend jaar.

Symptomen. Bij een uitbraak kunnen ernstige diarree, vermagering en sterfte optreden. Na een infectie bouwen lammeren snel een goede immuniteit op. Als lammeren in het voorjaar niet in contact komen met deze parasiet, kunnen in het najaar problemen optreden.

Haemonchose

Haemonchus contortus is in Nederland de belangrijkste wormsoort bij schapen. De volwassen wormen leven in de lebmaag. Volwassen vrouwtjes produceren eieren die met de mest op het land komen. Uit de eieren komen larven die zich na twee vervellingen tot infectieuze larven van het derde stadium (L3-larven) ontwikkelen. Na opname van deze larven vindt een verdere ontwikkeling plaats in de lebmaag van het schaap.

Vanaf half augustus worden opgenomen larven normaalgesproken in hun ontwikkeling geremd: zij worden niet meer volwassen, maar overwinteren als vroegvierdestadiumlarve in de lebmaagwand. De L3-larven die niet worden opgenomen, overwinteren bijna niet op de wei en sterven. Dit betekent dat in het voorjaar bijna de hele populatie van Haemonchus contortus als geïnhibeerde vroegvierdestadiumlarve in de lebmaag van de schapen aanwezig is.

De ontwikkeling van de cyclus gaat na het aflammeren verder en dit leidt tot een stijging van de eiuitscheiding bij ooien die niet goed zijn ontwormd. Uit deze eieren komen eind mei L3-larven en opname hiervan kan bij de lammeren enkele weken later haemonchose veroorzaken. Afhankelijk van de weersomstandigheden trad haemonchose in het verleden vooral op vanaf eind juni tot begin september maar dit beeld lijkt te veranderen: haemonchose lijkt de laatste jaren vaker en op grote schaal voor te komen, en niet alleen in de zomermaanden maar in de periode vanaf mei tot in oktober. De achtergrond van dit probleem zijn niet alleen veranderende klimaatomstandigheden, maar ook de toegenomen resistentie van deze parasiet voor de beschikbare wormmiddelen.

Symptomen. Volwassen wormen leven in de lebmaag en zuigen daar bloed en kunnen zo ernstige bloedarmoede en sterfte veroorzaken. Schapen en lammeren die alleen met deze wormsoort zijn besmet hebben geen diarree.

Preventie. Problemen zijn voor een groot deel te voorkomen door ooien na de aflamperiode goed te ontwormen en de ooien met lammeren vervolgens naar buiten te doen op schoon land, dat wil zeggen land waar minimaal drie maanden maar bij voorkeur langer geen schapen of lammeren hebben gelopen, en ze goed om te weiden.

Teladorsagiose/trichostrongylose

De lebmaagwormen Teladorsagia circumcincta en Trichostrongylus axei en de dunnedarmwormen Trichostrongylus vitrinus en Trichostrongylus colubriformis veroorzaken niet alleen groeivertraging door verminderde eetlust, maar ook diarree. Voor dit laatste zijn vooral de wormsoorten die in de dunne darm voorkomen verantwoordelijk.

De cyclus van deze wormsoorten verloopt in grote lijnen als bij Haemonchus contortus, met als verschil dat ze wel als infectieuze larve op de wei overwinteren. De larven van Teladorsagia circumcincta worden vanaf oktober in hun ontwikkeling geremd; bij Trichostrongylus soorten treedt dit bijna helemaal niet op. Klinische problemen zijn bij Teladorsagia circumcincta mogelijk tot in de herfst en bij Trichostrongylus soorten tot in de winter.


Terug naar wormbestrijding bij schapen

Oude browser

We zien dat u gebruik maakt van een verouderde browser. Niet alle onderdelen van de website zullen daardoor goed functioneren. Download nu de laatste versie van uw browser om veilig te kunnen surfen.

GD maakt gebruik van cookies om onze website te analyseren en de functionaliteit te verbeteren. Meer info vind je in ons cookiebeleid.