Bij schapen in Nederland komt alleen de lintworm Moniezia expansa voor. Deze witte, platte lintworm kan wel tien meter lang worden. Moniezia expansa bestaat uit een kop (scolex) en geledingen (proglottiden) die achter de kop vrij smal zijn maar naar het eind toe ongeveer 1,6 cm breed zijn. De kop heeft vier zuignappen. Elke geleding is voorzien van een mannelijk en een vrouwelijk geslachtsapparaat. De geledingen die het verst van de kop af liggen, zitten vol eieren. In de cyclus van deze lintworm komen grasmijten als tussengastheer voor. De oplettende schapenhouder kan een besmetting met deze worm herkennen aan de geledingen van de lintworm die soms als rijstekorrels op de mest zichtbaar zijn. Schapen die een besmetting hebben doorgemaakt zijn daarna immuun.
Lammeren kunnen al in de eerste levensdagen een infectie oplopen door besmette mijten op te nemen. De lintworm wordt in de dunne darm in ongeveer veertig dagen geslachtsrijp. Per dag kunnen ongeveer 75 tot 100 geledingen, waarvan elk ongeveer 12.000 eieren bevat, worden uitgescheiden. Zo produceert een lintworm dus ongeveer één miljoen eieren per dag, gedurende ongeveer een half jaar.
Symptomen. Lintworminfecties geven in de regel weinig problemen. Ze beschadigen het darmslijmvlies in lichte mate en onttrekken voedingsstoffen aan de voedselbrij in het maagdarmkanaal. Alleen bij zeer zware besmettingen kunnen verlies van eetlust, lusteloosheid, verminderde groei en een enkele keer verstoppingen optreden.
Diagnose. Als u lintwormgeledingen op de mest ziet, weet u dat er een besmetting aanwezig is. Bij mestonderzoek zijn lintwormeieren aan hun typische vorm gemakkelijk te herkennen. Het aantal aangetoonde eieren is geen graadmeter voor de ernst van de besmetting.
Behandeling. Een behandeling is zelden nodig. Van de in ons land toegelaten maagdarmwormmiddelen werken benzimidazolen ook goed tegen lintwormen. Preparaten uit andere groepen doen dat niet.
Terug naar wormbestrijding bij schapen