Robotbezoek
Vaker melken betekent regelmatiger melken, meer melk en een betere uiergezondheid. Voor de gehele koppel is een goed streven om per koe gemiddeld meer dan 2,5 keer te melken per 24 uur. De optimale melkfrequentie per koe is afhankelijk van de melkproductie. In het begin van de lactatie krijgen de koeien ruim de mogelijkheid de robot te bezoeken zodat ze de piekproductie goed kunnen halen. Daarna wordt het minimale melkinterval ingesteld op basis van de verwachte melkproductie van minimaal 8 tot 14 kilogram melk per keer.
Voeding heeft invloed op het robotbezoek. Te rijke basisrantsoenen en rantsoenen met te weinig structuur maken de koeien minder actief. Krachtvoergift speelt ook een rol. Indien er krachtvoerboxen zijn is het belangrijk deze zodanig af te stellen dat ze niet concurreren met het krachtvoer in de melkbox.
Naast de voeding is de huisvesting essentieel: in een warme omgeving zijn koeien minder actief. Een frisse stal is gunstig voor het robotbezoek. Zachte ligplaatsen met goede afmetingen en een schone roostervloer werken preventief tegen klauwproblemen. Gezonde klauwen zijn essentieel voor een goede bezoekfrequentie. Daarnaast speelt de stalindeling een rol. Een melkbox moet goed bereikbaar zijn, dat betekent korte looplijnen en weinig belemmeringen. Een koe moet de melkbox kunnen zien en horen.
Daarbij is het belangrijk dat de koe niet te lang hoeft te wachten voor de melkbox, anders zijn ze minder snel geneigd naar de robot toe te gaan. Een hoge melkboxbezetting is daarom niet gunstig.
Dagelijkse controle van de melkrobot
Dagelijkse controle van de melkrobot is noodzakelijk omdat het melken met de melkrobot een continu proces is. Er kunnen veel problemen ontstaan indien incidenten niet snel worden opgelost. Er is een korte en lange versie van controlepunten opgesteld. De volgende zaken zijn van belang:
- Blijf controleren of de spenen goed worden voorbehandeld. Veel problemen worden voorkomen indien de koeien met schone, geschoren uiers binnenkomen. Strooi de ligplaatsen altijd ruim in.
- Controleer regelmatig de melktechnische afstelling.
- Mislukte aansluitingen, lage melksnelheden, lange dode melktijden en grote verschillen in melktijden links en rechts zijn gegevens die uit de melkrobot komen en veel zeggen over het functioneren van de installatie.
- Lastige koeien, een slechte speenconditie en onvoldoende uitmelken zijn ook belangrijke indicatoren.
- Let op lekke slangen, kapotte melkbekers, dichte luchtgaatjes en vervang de tepelvoeringen op tijd.
- Controleer ook regelmatig of de voormelkbekers of borstels goed gereinigd worden. Vervang de borstels op tijd.
- Controleer dagelijks de koeien met afwijkende geleidbaarheidswaarden en pak de probleemkoeien direct aan. Door snel in te grijpen wordt de kans op genezing groter en de kans op overdracht naar andere koeien kleiner.
Bent u van plan over te stappen naar een melkrobot?
U kunt veel problemen voorkomen door goed te starten met de melkrobot.
Denk dan aan de volgende dingen:
- Goede huisvesting: ruime, schone en zachte ligplaatsen en een goed stalklimaat.
- Optimaal koeverkeer: korte looplijnen en weinig belemmeringen.
- Begin niet direct met een hoge melkboxbezetting.
- Probeer te starten met een ‘schone’ veestapel, dat wil zeggen dat er minder dan 15 procent van de dieren een verhoogd celgetal hebben(bij vaarzen meer dan 150.000 en bij koeien meer dan 250.000 cellen per milliliter).
Vanwege drukke werkzaamheden in de periode voor de installatie van de robot, stijgt het aantal koeien met een hoog celgetal op robotbedrijven meestal.. Probeer een valse start te voorkomen, de overgang op zich is al een grote verandering.
Sensoren en uiergezondheid
Door de groei van bedrijven en de toename van het aantal robotbedrijven neemt het gebruik van sensoren in de melkveehouderij sterk toe. Voor het monitoren van de uiergezondheid en het opsporen van mastitiskoeien worden verschillende sensoren toegepast. Hoe betrouwbaar zijn deze sensoren en hoe gebruikt u ze in de praktijk?
Lees meer