Het opsporen van endoparasieten gebeurt vaak met behulp van faecesonderzoek. In de ontlasting kunnen met verschillende (microscopische) technieken de eieren, larven of eventueel wormen worden vastgesteld, of in geval van protozoën de (oö)cysten. In een aantal gevallen kan met bloed- of tankmelkonderzoek de aanwezigheid van antilichamen tegen parasieten worden aangetoond. Daarnaast kan gedurende het weideseizoen of bij opstallen het pepsinogeengehalte in het bloed bepaalt worden om vast te stellen of er sprake is van een sterke maagdarmworminfectie. Het is belangrijk om vooraf vast te stellen of diagnostiek (ziek dier) of monitoring het doel van het onderzoek is.

Monitoring maagdarmwormen

In geval van koppelonderzoek naar maagdarmwormen in het kader van monitoren van de ei-uitscheiding dient ongeveer 10 procent van de dieren te worden bemonsterd. Indien koppelonderzoek gewenst is, kan men een mengmonster insturen. Voor een betrouwbare uitslag is een goede menging van gelijke gewichtsdelen faeces belangrijk. Voor runderen kan GD dit indien gewenst poolen. Meer informatie over de wormsleutel vindt u hier.

Lees meer