- Home
- Producten-en-diensten
- Producten
- Rundvee
- Voedingsproducten
- Pakket-spoorelementen-en-zware-metalen-Leverweefsel
Pakket spoorelementen en zware metalen (leverweefsel)

Bij levende dieren is het mogelijk om leverbiopten te nemen voor onderzoek op:
- zware metalen en mineralen
- leververvetting
Bij dieren die voor sectie zijn aangeboden kunnen in de lever zware metalen en mineralen onderzocht worden.
Pakket zware metalen en mineralenscreening leverbiopt
GD onderzoekt ingezonden leverbiopten van rundvee, schapen, varkens en geiten op dertien mineralen- en spoorelementen via het “Pakket zware metalen en mineralen (leverbiopt)” met artikelnummer 10534. Het gaat om de volgende dertien elementen: arseen, cadmium, chroom, koper, kobalt, ijzer, lood, mangaan, molybdeen, nikkel, selenium, vanadium en zink.
Voor onderzoek van leverweefsel op zware metalen en mineralen is het advies om monsters te nemen tijdens de tweede helft van de lactatie (na 200 dagen lactatie).
Mogelijkheden leverbiopt
Leverbiopten geven inzicht in de status van de spoorelementen: er wordt per spoorelement onderzocht of een dier een voorraad / buffer heeft, een dreigend tekort of overmaat. Daarnaast geven leverbiopten inzicht in de achtergrond van het tekort: primair tekort door lage gehaltes in het rantsoen of secundair tekort door overmaat van antagonisten. Ook geven leverbiopten inzicht in de gehaltes aan zware metalen, bij bijvoorbeeld een verdenking op verontreinigingen vanuit het milieu. Analyse en interpretatie van de uitslagen van leverbiopten is mogelijk via de tabel met referentiewaarden voor spoorelementen en zware metalen.
Voor de Nederlandse rundveehouderij zijn de vijf belangrijkste spoorelementen: koper (Cu), selenium (Se), ijzer (Fe), zink (Zn) en kobalt (Co). Molybdeen (Mo) is als antagonist van koper van belang voor de koperopname/ beschikbaarheid. Ook de opgenomen hoeveelheid ijzer is van belang voor de beschikbaarheid van koper voor het dier. De oorzaken van tekorten zijn tweeledig: het spoorelement is onvoldoende in het rantsoen aanwezig (primair tekort) of het spoorelement kan onvoldoende uit het rantsoen worden opgenomen door interacties met andere mineralen /antagonisten. Dit wordt een secundair tekort genoemd.
Naast spoorelementen worden in een leverbiopt ook zware metalen geanalyseerd. Hoge gehaltes aan zware metalen in de lever kunnen bijvoorbeeld het gevolg zijn van verontreinigingen vanuit het milieu.
Zware metalen en mineralen vanuit een biopt of compleet orgaan
Een leverbiopt is een levermonster van 150 tot 200 milligram. Gezien de kleine hoeveelheid weefsel bij een leverbiopt, wordt de bepaling enkelvoudig uitgevoerd en kan geen droge stofbepaling worden gedaan. De resultaten worden weergegeven ten opzichte van het gemiddelde droge stofpercentage van bij GD onderzocht leverweefsel. Om de betrouwbaarheid van leverbioptonderzoek te borgen en tevens vergelijkbaar te maken met die van “pakket zware metalen en mineralen (organen)” met artikelnummer 10536 welke kan worden uitgevoerd bij dieren die voor sectie zijn aangeboden, is het nodig van minimaal drie dieren uit dezelfde groep een leverbiopt te nemen.
Spoorelementen en zware metalen bepalen in sectie- / slachtdieren
Van gestorven en geslachte dieren kunnen de mineralen en spoorelementen in een (stuk) lever worden bepaald. Meestal nemen de GD-pathologen dit onderzoeksmateriaal bij een ter sectie aangeboden dier waarbij geen direct verklaarbare afwijkingen worden gevonden of waarbij een sterke verdenking op overmaat of tekort aan elementen is. Incidenteel wordt door practici (slachthuis)materiaal ingezonden (bij voorkeur 50-100 g, insturen met een schoon monsterpotje met schroefdeksel). Bij sectiedieren, en als u als een practicus een stuk van de lever instuurt, dient “Pakket zware metalen en mineralen (organen)” met artikelnummer 10536 te worden aangevraagd. Bij inzending van een deel van een lever of een hele lever, wordt de bepaling in duplo uitgevoerd en wordt daarnaast een droge stof bepaling uitgevoerd. Dit vergroot de nauwkeurigheid van het onderzoek.
Bepaling van leververvetting in het leverbiopt
Door de grote behoefte aan energie na afkalven verkeren melkkoeien aan het begin van de lactatie in een negatieve energiebalans. Het lichaam lost dit op door lichaamsvet te mobiliseren. Hierbij komen er vetzuren vrij die de lever kan gaan omzetten in energie.
Indien het energietekort matig is, kan deze periode van energietekort zonder veel problemen overbrugd worden. Wanneer er echter een langdurige disbalans bestaat tussen aanvoer en verwerking van vetzuren in de lever of als de disbalans zeer ernstig is, ontstaan metabole stoornissen en een ernstige aantasting van de leverfunctie.
Bij een ernstige negatieve energiebalans in combinatie met veel vetopslag (hoge Body Conditie Score of inwendige vetopslag) worden grote hoeveelheden vetzuren richting lever gestuurd en kan de lever de verwerking van deze vetzuren niet langer bolwerken. We spreken dan van leververvetting. Over het algemeen vertonen koeien met leververvetting een daling van de melkgift en een verminderde eetlust. Soms zijn de symptomen ernstig tot zeer ernstig, zoals een slechte tot zeer slechte voeropname, sterk gewichtsverlies, een forse daling van de melkgift en traagheid. In enkele gevallen kunnen ook zenuwverschijnselen ontstaan (hepato-encephalopathie of nerveuze ketonemie) zoals ataxie, tremoren, neerliggen en convulsies.
De oververzadiging van de lever met triglyceriden is ook duidelijk geassocieerd met andere problemen zoals slepende melkziekte en lebmaagverplaatsing en andere postpartum problemen zoals mastitis, metritis en retentio secundinarum.
Via een leverbiopt kan de mate van leververvetting bepaald worden bij verse koeien door middel van aanvraag van productnummer 11957: Leververvetting (Triglyceriden in leverbiopten).
Het advies is om voor deze analyse binnen enkele weken na afkalven een leverbiopt te nemen.
Wat heb je nodig?
Producten en pakketten
Gaat u zelf monsters nemen, bestel dan de benodigde producten in de GD Webshop.
- Pakket zware metalen en mineralen (leverbiopt) (artikelnr: 10534)
- Leververvetting (Triglyceriden in leverbiopten) (artikelnr: 11957)
- Pakket zware metalen en mineralen (organen) (artikelnr: 10536)
- Monsterpakket leverbiopten (VDGEB088)
- Leverbioopt-naald rund (VLDIS518)
Tarieven onderzoek
Het actuele tarieven vind je op de tarieven pagina Tarieven rundvee, artikelnummers
- 10534: Pakket zware metalen en mineralen (leverbiopt)
- 10536: Pakket zware metalen en mineralen (organen)
- 11957: Leververvetting (Triglyceriden in leverbiopten)
De uitslag
Zodra ons laboratorium een uitslag heeft afgerond, is deze direct online beschikbaar op VeeOnline. Bespreek de uitslag samen met jouw dierenarts of voeradviseur.
Meer informatie of vragen
- Heb je vragen over deze pakketten? Onze voedingsspecialisten helpen je graag verder.
- Heb je algemene vragen? Bel dan gerust met onze klantenservice: 088 20 25 500.
Nemen van het leverbiopt
Voor het nemen van een leverbiopt moeten de hieronder gegeven instructies nauwkeurig worden opgevolgd. Indien te weinig materiaal wordt verzameld, is het niet mogelijk om de bepaling met een goede betrouwbaarheid uit te voeren.
Voor de analyse van spoorelementen en zware metalen in leverbiopten is 150 tot 200 milligram lever nodig. Leverbiopten worden genomen bij het levende dier. Hiervoor is een speciaal stukje gereedschap nodig, de leverbioptnaald, te verkrijgen via webshop GD: VLDIS518 Leverbiopsie-naald rund
Het gewonnen materiaal wordt bij GD aangeleverd in een Eppendorf cupje van 0,5 tot 2,0 milliliter (zie afbeelding 1 en 2). Het gaat namelijk om hele kleine hoeveelheden materiaal. Om de betrouwbaarheid van leverbioptonderzoek vergelijkbaar te maken met die van zware metalen screening in organen ‘10536’ is het nodig van minimaal drie dieren/ per 100-150 dieren uit dezelfde groep een leverbiopt te nemen.
Afbeelding 1. Materiaal leverbiopt
Afbeelding 2.Eppendorf Eppendorf-cupje
De nazorg bij de koe bestaat uit het meten van de lichaamstemperatuur van de koe en het controleren van de voeropname en andere gezondheidsparameters. Indien nodig kan antibioticum worden toegediend, al naar gelang de gezondheidstoestand van het dier en het verloop van de bioptafname (dit is slechts bij grote uitzondering nodig, wel is het nuttig on eenmalig een NSAID te gebruiken). Afsluitend moet de leverbioptnaald volgens de gangbare procedure worden schoongemaakt en gesteriliseerd.
Het pakket leverbiopt (exclusief naald) kunt u bestellen bij GD: VDGEB088 Monsternamepakket leverbiopten
Het monsternamepakket voor leverbiopten bevat de materialen en voorschriften voor verzending van 10 leverbiopten. Dit pakket bevat geen biopsienaald en operatiebenodigdheden / desinfectiemiddelen.
Voor het nemen van leverbiopten heeft u nodig:
- Scheermesje
- Betadinescrub
- Sterilium
- 10 cc spuit met naald voor lokale anesthesie
- Verdovingsmiddel locale verdoving / lidocaïne cum adrenaline
- betadine-oplossing of jodium 2%
- scalpelmesje en scalpelhouder
- leverbiopsienaald
- 5 ml spuit (voor vacuüm trekken op biopsie- naald)
- krammetjes (niet beslist nodig, prikgaatje is dusdanig klein dat hechting/kram niet altijd nodig is)
- bakje van voldoende afmeting om de bioptnaald ondergedompeld in Sterilium of alcohol in te bewaren
- fysiologische oplossing of gedestilleerd water
- 20 cc spuiten om biopsienaald door te spoelen
Voorbereiding rund
- de leverpunctie wordt bij het staande dier uitgevoerd
- een goede pensvulling zorgt er voor dat de lever stevig tegen de rechter lichaamswand wordt aangeduwd
- lokaliseer de lever (eventueel) door middel van percussie of echo; dit is (vooral) van belang bij jonge dieren (< 2 jr) wegens mogelijk afwijkende locatie (soms meer caudaal: 12de intercostaalruimte)
- locatie van de bioptafname:
- 11de intercostaalruimte (2de van achter) een ruime handbreedte onder dwarsuitsteeksels van de lendenwervels op de lijn: elleboog -Tuber Coxae
- Let op: de juiste punctieplaats ligt dichter tegen de craniale rand van de 12de rib dan tegen de caudale rand van de 11de rib, omdat daar de intercostale bloedvaten liggen.
Werkwijze bioptafname
- Leg de bioptnaald van te voren in bakje met Sterilium of alcohol 70%
- Was en scheer de vastgestelde locatie (gebruik Betadinescrub)
- ontsmet met Sterilium-R *
- verdoven: lokale verdoving met een locaal anaestheticum zoals Procaïne. ontsmet de vastgestelde locatie nogmaals (Sterilium of Betadine-oplossing)
- maak een puntsnede met (gelimiteerd) scalpelmesje
- Spoel voor gebruik de bioptnaald met steriel fysiologisch of gedestilleerd water
- Breng de bioptnaald in via huidwondje richting tegenovergestelde elleboog (Tuber olecrani)
- Verwijder bij het bereiken van de lever de mandrijn: Na penetratie van het leverkapsel krijgt men een “zanderig” gevoel.
- Breng de bioptnaald al roterend verder in lever (om leverweefsel los te maken)
- Plaats een 5 ml spuit op de biopsienaald en creëer een lichte onderdruk / trek iets vacuüm (2 - 3 ml), (alternatief is het plaatsen van de duim op de achterzijde van de naald).
- Zorg bij terugtrekken biopsienaald dat de spuit/duim stevig verbonden blijft met de biopsienaald
- Ondersteun de punt van de biopsienaald bij uithalen met resorberend papier, om te voorkomen dat het zorgvuldige verzamelde materiaal uit de bioptnaald op de roosters valt (= onbruikbaar)
- Verwijder eventueel bloed met resorberend papier van de biopsienaald
- Verwijder het biopsiemateriaal uit de biopsienaald met behulp van de mandrijn op resorberend papier (resorptie van bloed)
- Breng biopsiemateriaal (met behulp van mandrijn of een roze naaldje) in het monsterbuisje
- Breng een sticker met levensnummer en UBN op buisje aan
- Ontsmet de huid nogmaals met Sterilium
De gewenste hoeveelheid monstermateriaal bedraagt 150 - 200 mg voor de bepalingen, éénmaal prikken is als regel voldoende om een biopt te verkrijgen van circa 3 mm dik en 20 mm lengte.
*Sterilium-R:
- iso-propanol 381 mg/ml
- n-propanol 254 mg/ml
- mecetroniumetylsulfaat 1,7 mg/ml
Interpretatie van de uitslag van het leverbiopt
Toelichting op de uitslag: pakket zware metalen en mineralenscreening leverbiopt.
Hieronder worden de tabellen voor de interpretatie van de concentraties van spoorelementen en zware metalen in leverbiopten/monsters weergegeven.
De categorieën voor de spoorelementen kunnen als volgt worden geïnterpreteerd.
Koper
Zowel een tekort als een overmaat aan koper in de lever kan aanleiding zijn voor het ontstaan van gezondheidsproblemen. Met enige regelmaat wordt een te hoog of juist een erg laag kopergehalte in levers gevonden. In het geval van koper kan er een tekort zijn door een laag kopergehalte in de voeding (primair kopertekort), maar een kopertekort kan ook veroorzaakt worden door interacties met andere mineralen in de voeding, hoge gehaltes aan zwavel, molybdeen en ijzer (secundair kopertekort).
Bij lage gehaltes aan antagonisten in de voeding of bij een hoge dosering mineralen via de voeding kan aan de andere kant een stapeling van spoorelementen ontstaan. Onnodig aanvullen van spoorelementen moet dan ook worden vermeden: het kan de gezondheid van het dier nadelig beïnvloeden en het is schadelijk voor het milieu.