- Home
- Diergezondheid
- Dierziekten
- Leverbot
Leverbot
Pathogenese
Leverbotziekte wordt veroorzaakt door een trematode: de leverbot of Fasciola hepatica. Deze parasiet vindt zijn habitat in de galgangen van een gastheer. Als gastheer kunnen diverse diersoorten optreden, waarvan de voornaamste zijn: rund, schaap, geit, haas en ree. Ook de mens kan fungeren als gastheer; leverbot wordt daarom gerekend tot de zoönosen.
Dierziekte informatie Leverbot
Leverbotcyclus
Een volwassen leverbot leeft in de galgangen van de gastheer. De eieren die de leverbot produceert, hopen zich op in de galblaas en komen periodiek met de mest op het weiland terecht (stadium 1 in de figuur). Eén volwassen leverbot kan per dag 4000 tot 7000 eieren produceren. De eiproductie neemt af naarmate de leverbot ouder wordt.
Uit de eieren ontwikkelen zich trilhaarlarven (miracidia) (stadium 2) die binnen 24 uur na uitkomst de leverbotslak (Galba truncatula) moeten binnendringen om te overleven (stadium 3). De tussengastheer, de leverbotslak, leeft op plaatsen waar de bodem het grootste deel van het jaar vochtig of nat is, zoals in greppels, slenken, vertrapte slootkanten en kwelplaatsen achter dijken. Een leverbotslak kan strenge winters veelal overleven, maar is zeer gevoelig voor droogte. In de leverbotslak ontwikkelen zich per trilhaarlarve 150 tot 200 staartlarven (cercariën). Na twee tot drie maanden verlaten de staartlarven de slak (stadium 4) en hechten zich vast aan een grashalm. Ze verliezen hun staart en kapselen zich in (stadium 5) tot besmettelijke cyste (metacercarie).
De besmettelijke cyste (dus niet de slak) wordt met het gras opgenomen door bijvoorbeeld rund, schaap of geit. In de pens van deze gastheer raakt de besmettelijke cyste een deel van zijn kapsel kwijt waarna de cyste in het darmkanaal komt. Hier ontwikkelt de cyste zich tot een leverbotje. Dit botje baant zich een weg dwars door de darmwand en gaat op zoek naar de lever. De jonge leverbot doorboort de lever om zich na enkele maanden als volwassen leverbot te nestelen in de galgangen. Ongeveer tien weken na de infectie start de eiproductie van de leverbot. De leverbot kan jaren in de galgangen in leven blijven.
Seizoengebonden ontwikkeling
De stadia van de leverbotcyclus buiten de gastheer, kunnen alleen worden doorlopen bij een temperatuur hoger dan 10°C. In ons klimaat is ontwikkeling daarom mogelijk globaal van april tot november. Leverboteieren die na november via de mest op het weiland terechtkomen kunnen overwinteren. Samen met de leverboteieren die vanaf april op het weiland worden verspreid, ontwikkelen deze eieren zich onder gunstige omstandigheden in augustus of september tot besmettelijke cyste. De grootste besmetting met leverbot vindt daarom plaats in de maanden augustus, september en oktober. Doordat besmettelijke cysten
Symptomen van Leverbot
De leverbotbesmetting bij kleine herkauwers kan zich op twee manieren manifesteren: als acute of als chronische vorm. Bij runderen komt alleen de chronische vorm voor.
- Acute leverbot kenmerkt zich door een trektocht van duizenden jonge leverbotjes door de lever. Dit veroorzaakt zoveel laesies dat het dier sterft door verbloeding. Vooral schapen en geiten die op zwaar besmet weiland hebben gelopen, kunnen zes tot acht weken na een zware besmetting plotseling sterven zonder uiterlijke verschijnselen te vertonen.
- Chronische leverbot is de meest voorkomende vorm. Het aantal jonge leverbotjes dat gelijktijdig naar de lever trekt is beperkt, zodat ook de schade wat betreft bloedingen beperkt blijft. Kenmerkend bij schapen en geiten is naast vermagering, grauw en dor worden van vacht of haarkleed vooral de bloedarmoede en de oedeemvorming rond keel en onderkaak. Bij runderen zijn in ernstige leverbotjaren te vroeg afkalven, vruchtbaarheidsproblemen, een verlaagde melkproductie en slechte groei van het jongvee de belangrijkste klachten. Sterfte bij runderen komt alleen in uitzonderlijke omstandigheden voor.
Diagnose van Leverbot
Acute leverbot is alleen aan te tonen door bloedonderzoek of onderzoek van dode dieren. Chronische leverbot is aan te tonen door bloed- tankmelk- en/of mestonderzoek.
Testmethodieken
Bloedonderzoek
Leverbot is via bloedonderzoek aan te tonen vanaf vier tot zes weken na infectie. Als serologische test voor leverbotonderzoek gebruikt GD een ELISA. We gebruiken de ELISA zowel voor rundvee als voor kleine herkauwers. Na een infectie met leverbot blijft de titer langdurig hoog. Daarom adviseren we om dieren te bemonsteren die mogelijk een nieuwe infectie hebben opgedaan (eerste weidegang). Voor een goede indicatie adviseren we om van minimaal vijf dieren bloed te laten onderzoeken.
De ratio van kleuring geeft de uitslag van de ELISA weer. Een ratio groter dan 80 duidt op een matige tot zware infectie, een ratio tussen 30 en 80 is een aanwijzing voor een (zeer) lage besmetting. Bij ratio’s kleiner dan 30, is er vermoedelijk geen leverbotinfectie. Bij verhoogde leverenzymen zoals GLDH en gGT is een leverbotinfectie mogelijk. Het is verstandig om dan een ELISA op leverbot uit te laten voeren.
Tankmelkonderzoek
Melkveehouders kunnen via tankmelk laten onderzoeken of leverbot bij hun melkvee voorkomt. Dit tankmelkonderzoek is gebaseerd op de ELISA die ook voor bloedonderzoek wordt gebruikt. De uitslag geven we weer als:
- Geen afweerstoffen: er is geen leverbot aangetoond.
- Weinig afweerstoffen: een deel van de melkkoeien is in contact geweest met leverbot. Om te bepalen welke diergroepen in contact zijn geweest is verder onderzoek te overwegen.
- Veel afweerstoffen: alle of een groot deel van de melkkoeien zijn in contact geweest met leverbot. Om te bepalen of ook het jongvee in aanraking is geweest met leverbot, is bloedonderzoek gewenst.
Het tankmelkonderzoek is geïntegreerd in het GD-abonnement Worminfecties Tankmelk.
Mestonderzoek
Tien tot twaalf weken na een infectie produceert de leverbot eieren, die in de mest microscopisch aantoonbaar zijn. Over het algemeen is mestonderzoek naar nieuwe leverbotinfecties zinvol vanaf januari. Mestonderzoek van één dier heeft weinig nut, omdat de leverboteieren via de galgangen op onregelmatige tijden aan de mest worden toegevoegd. We raden aan vanaf januari van minimaal vijf dieren per weidekoppel mest te verzamelen en als mengmonster te laten onderzoeken.
Preventie van Leverbot
Het is verstandig om in de herfst en winter de dieren zoveel mogelijk te weiden op droge en hooggelegen percelen. Het van tijd tot tijd controleren van bloed en mest op leverbot kan duidelijkheid geven over de leverbotsituatie op een bedrijf.
GD-producten voor Leverbot
Worminfecties Tankmelk
Het abonnement Worminfecties Tankmelk geeft snel en gemakkelijk inzicht in de ernst van een leverbotbesmetting op een melkveebedrijf. Het abonnement bevat onder andere een jaarlijks tankmelkonderzoek op leverbotafweerstoffen in oktober. Bij de uitslag krijgt de veehouder een regionaal risicoprofiel, dat een overzicht geeft van risicogebieden voor leverbot. Daarnaast ontvangt de veehouder gericht advies over de vervolgaanpak. Als uit het tankmelkonderzoek blijkt dat een bedrijf besmet is, kunt u gericht en tijdig maatregelen nemen en een behandeling starten. Als blijkt dat leverbot geen rol speelt, voorkomt u onnodig behandelen.