Peter Egberink over pepsinogeenonderzoek
Peter Egberink is rundveedierenarts bij Dierenartsen Dokkum. "Ik ben in 1995 afgestudeerd als dierenarts in Utrecht. Na 2,5 jaar in een gemengde praktijk in Brabant gewerkt te hebben, ben ik vanaf december 1997 werkzaam in Dokkum en omgeving. In onze gemengde praktijk werken we diersoortspecifiek en ik houd me als rundveedierenarts vooral bezig met het begeleiden van melkveebedrijven."
"In onze omgeving zijn nog veel echte weidebedrijven, waaronder grote bedrijven die met meer dan 250 melkkoeien hun koeien laten weiden. Daardoor zijn goede monitoring en preventie van maagdarmwormen (en longworm) bij ons een jaarlijks terugkerend item.
Wij adviseren onze veehouders om zes weken na het uitscharen van het jongvee een mestmonster in te leveren van vijf dieren uit de koppel, zodat we aan de hand van eitelling kunnen beoordelen hoe hoog de infectiedruk is. Met die uitslag besluiten we al dan niet te behandelen. Afhankelijk van de tijd in het seizoen herhalen we dit na zes weken. Blijft de uitslag van de eitelling laag, dan hoeven we niet te behandelen en kunnen de dieren hun weerstand tegen maagdarmwormen opbouwen.
Vervolgens adviseren we bij het opstallen om binnen vijf dagen van vijf dieren bloed te tappen voor een pepsinogeenbepaling. Daarmee hebben we een goede maat voor de mate van infectie op dat moment en kunnen we beslissen of we de dieren alsnog een behandeling gaan geven. Wanneer blijkt dat er helemaal geen infectie aanwezig is, weten we dat we volgend seizoen deze dieren nog een keer moeten monitoren om te beoordelen of ze dan alsnog weerstand gaan opbouwen.
Op Schiermonnikoog hebben we een zevental bedrijven dat hun jongvee samen laat weiden op de kwelders. Deze dieren werden in het verleden bij het naar buiten gaan altijd ontwormd met een ivermectine-achtig middel. Omdat deze middelen ook een nawerking hebben in de mest en een negatief effect hebben op het bodemleven, willen wij ze eigenlijk alleen maar inzetten wanneer er sprake is van een schadelijke infectie. Het toepassen van het systeem zoals hierboven beschreven, leerde ons dat we helemaal geen ontwormmiddelen nodig hebben bij die dieren. Ook bij het opstallen liet de uitgevoerde pepsinogeentest zien dat behandeling niet nodig was. Daarnaast was de weerstandsopbouw zodanig goed, dat ze vol vertrouwen het daarop volgende weideseizoen in konden gaan.
In de huidige tijd, waarin de roep om duurzaam handelen eindeloos groot is, kan het pepsinogeenonderzoek een mooie bijdrage leveren om het gebruik van anti-parasitica te verminderen. Zo helpen we de biodiversiteit een handje. Natuurlijk is er ook een financieel voordeel wanneer je door dit onderzoek de koppel niet hoeft te behandelen… Tel uit je winst."
Hoe werkt het pepsinogeenonderzoek?
Om te zorgen dat kalveren opgroeien tot productieve melkkoe is het goed om hun gezondheid in de gaten te houden. Vooral als het gaat om maagdarmproblemen veroorzaakt door worminfecties. Via onderzoek van het pepsinogeengehalte in bloed kunnen we bij kalveren aantonen of ze lebmaagschade hebben door maagdarmwormlarven. Dit zegt iets over hun weerstand tegen maagdarmwormen. Wat is pepsinogeen eigenlijk? En hoe werkt dat onderzoek dan?
Het enzym pepsinogeen wordt gemaakt in de lebmaag. Raakt de lebmaag beschadigd, dan komt pepsinogeen vrij in het bloed. Onderzoek van het pepsinogeengehalte in bloed kan tijdens het eerste weideseizoen van kalveren (tot 10 dagen na het opstallen) laten zien of ze lebmaagschade hebben als gevolg van maagdarmwormlarven. Hebben ze (beperkte) lebmaagschade, dan bouwen ze weerstand op tegen maagdarmwormen. Is er geen schade, dan kan dit twee dingen betekenen: of er is geen lebmaagschade, of de schade is al hersteld en het dier heeft inmiddels weerstand opgebouwd en kan de besmetting aan. Op basis van de lebmaagschade kunnen we dus een inschatting maken of kalveren weerstand opbouwen tegen maagdarmwormen. Hoe werkt dit dan?
Door lebmaagschade stijgt de pH-waarde in de lebmaag en daardoor wordt pepsinogeen niet meer (of minder dan normaal) omgezet in pepsine. Het pepsinogeengehalte in het bloed stijgt dan en dát meten we in ons laboratorium. We bepalen dus de activiteit van het pepsinogeen in serum. Hiervoor wordt het pepsinogeen in het serummonster, met behulp van een zure vloeistof, eerst geactiveerd tot het eiwitsplitsende enzym pepsine. We bootsen daarmee eigenlijk de situatie in de lebmaag na. Vervolgens voegen we eiwit toe en meten hoeveel eiwit in een bepaalde tijd wordt afgebroken door het geactiveerde enzym pepsine. De totale hoeveelheid eiwit die wordt afgebroken is een maat voor de hoeveelheid pepsinogeen die in het monster aanwezig was.
Vraag het pepsinogeenonderzoek aan bij je dierenarts.