Arnoud Roest over pepsinogeenonderzoek
Arnoud Roest is rundveedierenarts bij Anicura 't Leidse Land. "Mijn werk bestaat voornamelijk uit het begeleiden van melkveebedrijven en daarnaast de zorg voor de kleine herkauwers en paarden. Onze praktijk heeft zoals de naam doet vermoeden het werkgebied rondom Leiden; in het westelijke deel van het Groene Hart en in de Bollenstreek."
"In ons praktijkgebied zijn zeer regelmatig wormbesmettingen aanwezig. Dit komt mede doordat een groot deel van de landbouwgrond uit veen bestaat, maar ook doordat een groot percentage van onze veehouders weidegang toepast. Hierdoor zien we niet alleen de maagdarmwormen regelmatig terug in de uitslagen van onderzoeken, maar speelt ook leverbot een belangrijke rol.
Deelname aan Worminfecties Tankmelk is een goede eerste stap om te kijken of wormbesmettingen op het bedrijf een rol spelen. Omdat deze uitslag alleen iets zegt over de lacterende dieren is het verstandig om dit aan te vullen met pepsinogeenonderzoek. Op die manier kun je goed in beeld krijgen hoe de wormbesmetting van het huidige jaar bij het jongvee is.
Je moet het pepsinogeenonderzoek goed timen. Je kunt het uitvoeren tijdens de weidegang, maar het is veel eenvoudiger om dit te doen nadat ze op stal gekomen zijn. Binnen 10 dagen na het opstallen moet je bloed afnemen. Ik pas dit vooral toe bij bedrijven waar in voorgaande jaren wormbesmettingen een rol hebben gespeeld en waarbij we willen toetsen of door de beweidings- en eventueel ontwormstrategie het juiste resultaat wordt behaald.
Zo heb ik op een bedrijf waar het jongvee bij opstallen te mager was en het wormbeleid niet passend was, voorgesteld om bloedonderzoek uit te voeren. Met deze uitslag werd inzichtelijk dat wormen gezorgd hebben voor de forse groeiachterstand bij de dieren. Aan de hand van de uitslag is de beweidingsstrategie aangepast. Hierdoor maakten de jonge dieren minder zware blootstelling aan wormen door. Aan het einde van het seizoen kijken we dan ten eerste of er besmetting is geweest en ten tweede of er nog behandeling noodzakelijk is.
Pepsinogeenonderzoek is een belangrijke tool die je kunt inzetten bij de begeleiding van rundveebedrijven waarbij het jongvee geweid wordt. Met name in gebieden waar wormbesmetting een grote rol speelt. De veehouder kan ervoor zorgen dat het jongvee geen groeivertraging oploopt en samen kun je werken aan vermindering van het onnodig gebruik van wormmiddelen.
Een praktische tip: Je kunt het pepsinogeenonderzoek combineren met het uitvoeren van de BVD monitor. Vaak zijn dit dezelfde dieren en in veel gevallen valt het gelijk met de periode van aansturing.”
Hoe werkt het pepsinogeenonderzoek?
Om te zorgen dat kalveren opgroeien tot productieve melkkoe is het goed om hun gezondheid in de gaten te houden. Vooral als het gaat om maagdarmproblemen veroorzaakt door worminfecties. Via onderzoek van het pepsinogeengehalte in bloed kunnen we bij kalveren aantonen of ze lebmaagschade hebben door maagdarmwormlarven. Dit zegt iets over hun weerstand tegen maagdarmwormen. Wat is pepsinogeen eigenlijk? En hoe werkt dat onderzoek dan?
Het enzym pepsinogeen wordt gemaakt in de lebmaag. Raakt de lebmaag beschadigd, dan komt pepsinogeen vrij in het bloed. Onderzoek van het pepsinogeengehalte in bloed kan tijdens het eerste weideseizoen van kalveren (tot 10 dagen na het opstallen) laten zien of ze lebmaagschade hebben als gevolg van maagdarmwormlarven. Hebben ze (beperkte) lebmaagschade, dan bouwen ze weerstand op tegen maagdarmwormen. Is er geen schade, dan kan dit twee dingen betekenen: of er is geen lebmaagschade, of de schade is al hersteld en het dier heeft inmiddels weerstand opgebouwd en kan de besmetting aan. Op basis van de lebmaagschade kunnen we dus een inschatting maken of kalveren weerstand opbouwen tegen maagdarmwormen. Hoe werkt dit dan?
Door lebmaagschade stijgt de pH-waarde in de lebmaag en daardoor wordt pepsinogeen niet meer (of minder dan normaal) omgezet in pepsine. Het pepsinogeengehalte in het bloed stijgt dan en dát meten we in ons laboratorium. We bepalen dus de activiteit van het pepsinogeen in serum. Hiervoor wordt het pepsinogeen in het serummonster, met behulp van een zure vloeistof, eerst geactiveerd tot het eiwitsplitsende enzym pepsine. We bootsen daarmee eigenlijk de situatie in de lebmaag na. Vervolgens voegen we eiwit toe en meten hoeveel eiwit in een bepaalde tijd wordt afgebroken door het geactiveerde enzym pepsine. De totale hoeveelheid eiwit die wordt afgebroken is een maat voor de hoeveelheid pepsinogeen die in het monster aanwezig was.
Vraag het pepsinogeenonderzoek aan bij je dierenarts.