Een goed stalklimaat is van belang voor een goede gezondheid en groei van het jongvee in de verschillende leeftijdscategorieën.
Stalklimaat pasgeboren kalveren
De comfortzone voor de jongste kalveren is een omgevingstemperatuur tussen 15 en 25 graden Celsius. Rondom deze comfortzone bestaat de thermo-neutrale zone (tussen 10 en 28 graden Celsius). Als de omgevingstemperatuur van het kalf binnen de thermo-neutrale zone is, kan het kalf zonder extra energieverbruik zijn lichaamstemperatuur op peil houden.
Bij lagere temperaturen zijn dus extra maatregelen nodig om de kalveren optimaal te huisvesten. Zeker in combinatie met hoge luchtsnelheden leiden lage temperaturen al snel tot koudestress bij de jongste kalveren. Voordat de buitentemperatuur weer gaat dalen is het dus belangrijk weer eens kritisch naar de huisvesting van de kalveren te kijken.
Bescherm de pasgeboren kalveren bij winterse omstandigheden met een kalverdekje of geef extra warmte met een warmtelamp. Het kan ook goed werken om de kalveren in een kalverenhut in een dik pakket stro te zetten, met de open zijde van de wind afgekeerd. De behoefte van het kalf aan extra energie moet daarbij niet worden vergeten.
Stalklimaat jongvee 6 tot 24 maanden
Jongvee in de leeftijd van 6 tot 24 maanden stelt met name ten aanzien van de ventilatie van de stal geen bijzondere eisen. Natuurlijke ventilatie is voor deze diergroep geschikt. Onder Nederlandse omstandigheden treden hier normaal gesproken niet gauw problemen mee op. Bij een optimaal stalklimaat ligt het klimaat in de stal qua temperatuur en luchtvochtigheid in de stal (nagenoeg) gelijk aan het klimaat buiten de stal.
Voorkom te forse luchtstromen in openfront- en luifelstallen
Een voordeel van een openfrontstal of een luifelstal is het vermogen om maximale uitwisseling van buitenlucht met stallucht mogelijk te maken, met als resultaat een gezonde stallucht. Toch kunnen ook in deze stallen problemen optreden als gevolg van het stalklimaat. Deze worden vaak veroorzaakt door verkeerde luchtstromen op dierniveau.
Fris stalklimaat
De open stal heeft een aantal voordelen boven een dichte stal. Door het frisse stalklimaat is het aantal kiemen in de lucht laag, waardoor de infectiedruk minimaal zal zijn. Toch is dit niet per definitie een garantie voor goede resultaten bij het vee. In de praktijk zien we soms ook in een openfrontstal problemen met de luchtwegen die zijn terug te voeren op een verkeerd stalklimaat. Uit klimaatonderzoek blijkt dat dit vaak een gevolg is van verkeerde luchtstromen.
Zuidwestenwind
Problemen met de luchtstroom in open stallen hebben verschillende oorzaken. Bij de bouw van een open stal wordt meestal rekening gehouden met de heersende windrichting. Dat betekent dat veel stallen in Nederland met de open kant op het zuidoosten worden gebouwd. Bij een zuidwestenwind ontstaat onderdruk. Het gevolg is instroom op de noordoosthoek en een draaiende luchtstroom achterin de stal. Dit leidt tot tocht en/of hoge luchtsnelheden op dierniveau. Naarmate de stal langer is, wordt dit probleem duidelijker zichtbaar. De luchtstroom kan worden onderbroken door het plaatsen van keerwanden tegen de achterwand van de stal. Deze keerwanden moeten minimaal 1,20 m hoog zijn en de diepte van de box of het strohok hebben. Daarnaast voorkomt u in een koude periode forse luchtstromen door windbreekgaas met een inlaat van 25 tot 50 procent voor de open zijde te bevestigen.
Voorkom puttrek
Niet alleen in de stal is het belangrijk forse luchtstromen te voorkomen, maar ook in de kelder. Bij gekoppelde gebouwen ontstaat via de kelders namelijk luchtverplaatsing van de ene naar de andere ruimte. Met deze lucht kunnen ziektekiemen zich tussen de (leeftijds)groepen verspreiden. Verder is het van belang dat de drie wanden van een open stal goed winddicht zijn tijdens winterse perioden. Door luchtlekken kunnen verkeerde luchtstromen ontstaan. Dit is vooral waar te nemen onder de golfplaten en bij de aansluiting van de wand op het dakvlak.
Klimaatonderzoek
De kwaliteit van het stalklimaat is met het blote oog moeilijk te beoordelen. Een buitendienstmedewerker van GD kan met behulp van een rookapparaat het luchtstroompatroon op dierniveau in kaart brengen. Om een goed beeld te krijgen van het stalklimaat, kan ook een bepaling worden uitgevoerd van de luchtsamenstelling en de luchtsnelheid. Op basis van de resultaten van dit onderzoek stelt de buitendienstmedewerker een advies op om het ventilatiesysteem en/of de stalinrichting verder te verbeteren.
Terug naar stalklimaat en huisvesting jongvee