De meest gangbare vorm van huisvesting van melkvee is een ligboxenstal. In dit hoofdstuk bespreken we alleen deze vorm van huisvesting. Wilt u informatie over huisvesting in open loopstallen, voerligboxenstallen en grupstallen, wendt u zich dan tot de huisvestingsdeskundigen van GD.
Een optimaal comfort van de ligplaats is afhankelijk van een aantal criteria met betrekking tot uitvoering van de ligbox, afmetingen, boxbedekking en gebruik van strooisel.
Ligbox
De zwevende en de R-boxafscheiding worden momenteel het meest toegepast, omdat deze de koe het minst hinderen bij het gaan liggen en bij het opstaan. Een ligbox is in de praktijk altijd een compromis tussen koecomfort en hygiëne!
De maatvoering van de ligboxen hoort gebaseerd te zijn op de afmetingen van de 20% grootste dieren. De schofthoogte (SH) en romplengte (RL, voorzijde van boeg tot achterrand van de zitbeensknobbel) van de koe zijn belangrijk in deze.
De beste optie is dat een veehouder zelf de 20 procent grootste dieren meet (schofthoogte en romplengte) en de juiste maatvoering vaststelt aan de hand van zijn eigen koeien. De globale richtlijn is een schofthoogte van 148 cm en romplengte van 177 cm voor melkkoeien met overwegend een HF-bloedvoering. De genoemde afmetingen zijn gebaseerd op deze gegevens.
Kleinere runderen, bijvoorbeeld vaarzen gaan soms te ver naar voren in de ligbox liggen. Ze bevuilen daardoor de box en hebben problemen bij het opstaan. Dit wordt voorkomen door op 1,60 meter vanaf de achterrand, ongeveer onder de schoftboom, een keerbuis (brisket locator/knieboom) aan te brengen. Deze keerbuis (knieboom) is niet hoger dan 15 tot 20 cm, heeft bij voorkeur een afgerond oppervlak (of schuin naar voren geplaatst plank) en is flexibel (indien mogelijk).
Om koeien recht in de box te laten liggen, is het van belang dat de boxlengte aan de norm voldoet.
In te korte boxen hebben koeien eerder de neiging om schuin in de boxen te gaan liggen en zodoende de ligplaats bevuilen. Lengte van netto ligbed (achterzijde keerbuis/knieboom tot de achterrand van het ligbed of tot aan de voorzijde van de achterste- of strooiselkeerbuis) is 1x RL. De praktijk hanteert 170 tot 175 cm. De kopruimte en de ruimte om naar voren te bewegen zijn bij een gesloten voorzijde (muur) 1/3 - 2/3 SH. Dit betekent circa 60-90 cm. De totale lengte van het ligbed is dan 170 + 95 = 265 cm. In de praktijk wordt voor nieuwbouw nu veelal 260 cm geadviseerd. De kopruimte met een werkelijk open voorzijde (box in een enkele rij zonder enige belemmering!) dient 1/2 SH te zijn. Dit is circa 70 cm. De totale lengte van het ligbed is dan 177 + 59 = 236 cm. In de praktijk wordt nu veelal 250 cm geadviseerd.
Bij een dubbele rij ligboxen (koeien met de koppen naar elkaar toe), is het volgens uitkomsten van gedragsobservaties beter de ruimte tussen de koppen te vergroten. De totale lengte van het ligbed zou dan 250 cm moeten zijn. De breedte van het platform met een dubbele rij koeien komt dan op 5 meter. De breedte van de ligbox (hart op hart) is 0,8 x SH. Dit komt neer op minimaal 115 cm, maar bij voorkeur 118 tot 120 cm. Hoogdrachtige, droge koeien hebben extra ruimte nodig, een breedte van 130 cm is gewenst. De hoogte van de schoftboom is gesteld op 0,8 x SH. Dit komt neer op 118 tot 120 cm. De schoftboom is min of meer loodrecht boven de knieboom gemonteerd, vanaf de achterrand van de ligbox 177 tot 180 cm naar voren en loodrecht naar boven. Om te voorkomen dat vaarzen of koeien doorsteken (onder de schoftboom door) kan een spanband bevestigd worden op circa 100 cm boven het ligbed. In het kopgat voor de koe mag geen enkele belemmeringen (naar boven, naar beneden of opzij) zijn. Indien een kopboom aanwezig is, dan wordt deze op minimaal 85 tot 90 cm boven het ligbed gemonteerd. Hoogte van ligbed boven de stalvloer: 15 tot 20 cm. Voor een goede afvoer van urine is een afschot van 3 tot 4 procent gewenst. Dit betekent een hoogteverschil tussen voor- en achterzijde van de boxvloer van ongeveer 8 tot 10 cm. Bij een diepgestrooide ligplaats is het afschotpercentage niet van belang.
Pootloze (zwevende) boxafscheiding en R-boxafscheiding
Ligbed
Om verzekerd te zijn van schone koeien en schone uiers, wordt tijdens de stalperiode het ligbed minimaal tweemaal per dag verzorgd. Daaronder wordt verstaan dat mestresten en natte plekken worden verwijderd, strooisel wordt aangevuld en diepgestrooide ligbedden worden geëgaliseerd.
Een ligbed van zand is het meest comfortabel voor de koe en ook uit hygiënisch oogpunt te prefereren. In zand treedt namelijk niet of nauwelijks vermeerdering van kiemen op. Praktisch bezwaar van het toepassen van met zand gevulde ligboxen zijn de problemen met mestverwerking. Goede alternatieven voor een ligbed van zand zijn een dikke laag strooisel of boxbedekking in de vorm van een koematras met daarop voldoende strooisel.
Diepgestrooid ligbed
Een diepgestrooid ligbed bestaat uit een laag van 15 tot 20 cm strooisel. Om ervoor te zorgen dat het strooisel in de ligbox blijft, is een kering aan de achterrand van de ligbox noodzakelijk. Dit kan een stalen buis of een hardhouten plank zijn.
Dagelijks wordt per ligbox ongeveer 2 tot 2,5 kg strooisel toegevoegd. Het is essentieel dat het ligbed voldoende zacht en droog is. Als strooisel wordt gehakseld stro, houtvezels of zaagsel gebruikt. Alle organische materialen hebben als nadeel dat broei kan optreden; het materiaal is dan een voedingsbodem voor bacteriën.
Koematras
Een koematras is een prima boxbedekking, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan: voldoende indrukbaar, niet glad en ook niet poreus en bij voorkeur naadloos gelegd. Ook op matrassen is strooisel (houtvezels of zaagsel) noodzakelijk. De gewenste hoeveelheid varieert van 0,2 tot 0,45 kg per ligbox per dag. Dit is afhankelijk van de mate van boxbevuiling. Door aan het strooisel kalk (CaCO3) toe te voegen (in een gewichtsverhouding van maximaal tien procent) is het ligbed droger en heeft het een hogere pH. Hierdoor wordt de bacteriële groei in het strooisel geremd. Onderzoek heeft aangetoond dat door dagelijks kalk te strooien de hoeveelheid coliforme bacteriën en Klebsiella in het strooisel op een laag niveau blijft. Toevoeging van meer dan tien procent kalk resulteert in schrale spenen en irritatie aan het spronggewricht.
Ongebluste kalk (CaO) is, vanwege het gevaar van brandwonden, hiervoor absoluut ongeschikt!
Koe Comfort Index (CCI)
De CCI is een relatief eenvoudige methode voor een veehouder om de mate van koecomfort in de stal te monitoren. De CCI wordt 1 tot 2 uur voor de normale tijd van melken berekend: het aantal dieren dat ligt in de box gedeeld door het aantal dieren dat geheel of deels in de boxen staat. Bijvoorbeeld: in een stal met 100 dieren, 15 koeien aan het voerhek, bij de drinkbak of daartussen in en de andere (85) dieren zijn deels of helemaal in de ligboxen. Als er 70 dieren in de boxen liggen is de CCI: 70/85= 82 procent. Onderzoek heeft uitgewezen dat er een duidelijke relatie is tussen de CCI en het percentage kreupele koeien. Als norm kan men een CCI van boven de 85 procent aanhouden.
Vloer
Om klauwproblemen zoveel mogelijk te beperken, moeten de roosters schoon en droog zijn. Dit wordt handmatig of met behulp van een mestschuif of robotschuif gedaan. Een robotschuif heeft de voorkeur omdat de koeien minder kans hebben op klauwbeschadigingen dan bij getrokken mestschuiven.
Vooral bij het optreden van infectieuze klauwaandoeningen (digitale dermatitis, stinkpoot en tussenklauwontsteking) wordt de aanwezigheid van mest (ammoniak en endogene bacteriën) als een belangrijke predisponerende factor beschouwd. De afwezigheid van deze factoren (vocht en mest) wordt dus als preventief beschouwd. Hiervoor is het belangrijk dat de (rooster)vloer goed vlak ligt en regelmatig wordt gereinigd met een goed werkende schuif. Voor de frequentie van het gebruik van de schuif is de richtlijn een minimale tussentijd van 2 tot 4 uur op roostervloeren en 1,5 tot 4 uur op dichte vloeren. Deze frequentie is onder meer afhankelijk van de activiteit van de koeien en de stalbezetting. Belangrijk is dat de schuif het normale koeverkeer in de stal zo weinig mogelijk verstoort en dat de schuif zo laag mogelijk wordt gehouden om trauma te voorkomen. Daarnaast hebben de schuif en de ondersteunende (hoek)punten zo weinig mogelijk scherpe punten (bouten!) om trauma van de hoornschoen te voorkomen. De robotschuif is niet traumatiserend voor de hoorschoen en kan ook beter de uithoeken, de doorsteken en de wachtruimtes in de stallen bereiken.
Gladde vloeren en roosters resulteren in frequenter uitglijden met alle gevolgen van dien, zoals een minder goede tochtigheidsexpressie. Het opruwen van de roostervloeren voorkomt uitglijden; een aantal bedrijven in Nederland heeft zich hierin gespecialiseerd. De beste resultaten worden verkregen door een diamantschijf te (laten) gebruiken en de groeven haaks (90 graden) op de sleuven van de roostervloer te slijpen.
Diepte groeven: 13 mm
Breedte groeven: 13-19 mm (19 mm optimaal voor grote Holstein koeien)
Afstand tussen 2 naast elkaar liggende groeven gemeten vanaf het middelpunt van beide groeven: 83 mm
Het ontstaan van niet-infectieuze klauwaandoeningen wordt beschouwd als een combinatie van sub-optimale voeding (onder andere pensacidose) en suboptimale huisvesting (onder andere overbezetting, te kleine boxen en onregelmatige (harde) ondergrond). Onderzoek heeft aangetoond dat een zachte vloer (rubber op de betonvloer) leidt tot minder niet-infectieuze klauwaandoeningen (vooral zoolbloedingen). Dit effect is maximaal in de eerste 2 tot 3 maanden na afkalven (transitieperiode en periode van maximale krachtvoergift). De veehouder kan rubber op de roosters in de gehele stal toepassen of op plaatsen waar koeien langdurig staan (achter het voerhek). Andere voorkeursplaatsen voor rubber op de vloer zijn de wachtruimte voor de melkstal en de vloer in de melkstal. De veehouder zal ervaren dat de melkkoeien meer ontspannen zijn tijdens het melken. Het gebruik van zand in de ligboxen is gunstig voor het herstel van niet-infectieuze klauwaandoeningen (zoolzweren, witte lijn aandoeningen). Zand in combinatie met een dichte vloer zorgt tevens voor een stroever oppervlak van de vloer.
Wachtruimte
Veel melkveebedrijven zijn het laatste decennium fors in omvang toegenomen met betrekking tot het aantal dieren en ook de stalruimte. De melkstal wordt niet altijd uitgebreid, wat uiteindelijk leidt tot lange melktijden en een tekort aan wachtruimte. Als richtlijn kan men aanhouden dat de wachttijd niet meer dan 3 uur per dag mag zijn en dat de benodigde ruimte per dier 1,3 tot 1,5m2 moet zijn. De dieren moeten zonder stress in de wachtruimte kunnen verblijven. Rubber op de vloer in de wachtruimte voor de melkstal en/of de vloer in de melkstal heeft daarbij een positief effect. Ook is het mogelijk om de helft van de vloer van de wachtruimte (alleen de ruimte direct voor de melkstal) met rubber te bedekken. De ervaring is dat de koeien daarbij sneller naar de melkstal toekomen. De wachtruimte met een dichte vloer mag een lichte hellingshoek hebben (afvoer urine en mest), maar bij voorkeur niet meer dan 4 graden.
Droge en nieuwmelkte koeien
Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat de huisvesting in de periode rond afkalven (3 weken voor tot 3 weken na) van groot belang is voor het ontstaan van zoolbloedingen. Bij vaarzen die in deze periode op een zachte ondergrond werden gehouden en hetzelfde rantsoen kregen als dieren op een harde vloer, werden bij controle 3 en 6 maanden later significant minder ‘laminitis-like’ laesies aangetroffen dan bij de dieren in de controlegroep. Goede ervaringen zijn er met het huisvesten van dieren in een potstal en/of zandstal in deze periode. Het blijkt dat koeien en vaarzen die zo gehuisvest worden, vlot en goed starten met de lactatie en dat er minder uitval is door downers. Bij nieuw op te zetten (grotere) melkveebedrijven, bij ingrijpende renovaties of voor bedrijven met veel problemen met zoolbloedingen en/of afgeleide aandoeningen is deze strategie aan te bevelen.
Afkalfruimte
De afkalfruimte bevindt zich idealiter naast of in de nabijheid van de (close-up groep) droge koeien. De afkalvende koe wil zich graag separeren van haar koppelgenoten, maar wel in contact (gezicht, reuk, gehoor) blijven met de groep waar ze zich het laatst bevond. Met een lage, dichte afscheiding tussen droge koeien en afkalfruimte is dit te verwezenlijken. Een ruime box (3,60 x 3,60 m of 3 x 4 m) met daarin een dikke laag schoon stro voldoet uitstekend. Een goede test van de kwaliteit van het ligbed is een “knieëntest”: de knieën blijven schoon en droog en zijn niet pijnlijk. Een stro-opslag dichtbij is handig. Liever geen gehakseld stro of zaagsel in de afkalfruimte gebruiken. Het is belangrijk dat de afkalfruimte goed en gemakkelijk gereinigd kan worden.
In de afkalfruimte is het gemakkelijk werken met grote deuren of draaibare hekken. Bij problemen (downer) kunnen liggende runderen relatief eenvoudig worden verplaatst. De koe gaat het liefst achterin liggen, daarom is het belangrijk dat de ruimte niet te diep en smal is.
Als norm is er per 25 tot 30 melkkoeien een afkalfruimte.
Een vastzetsysteem in de afkalfruimte is gemakkelijk. Een aansluiting op de vacuümleiding en/of elektriciteit om ter plekke de eerste biest te kunnen melken is belangrijk. Toegang tot drinkwater en mogelijkheden om de koe goed te voeren zijn vanzelfsprekend, evenals een uitstekende verlichting.
De afkalfruimte(s) ligt het liefst in een rustige omgeving en liever niet vlak naast de melkstal.
Voerhek
Bij de keuze van een voerhek is de grootte van de koeien van belang. Voor de huidige koeien worden de volgende maten aangehouden (zie afbeeldingen onder deze tekst):
- onderbuis van het voerhek 60 tot 65 cm boven de mest- en loopruimte;
- voergoot circa 10 cm hoger dan de mest- en loopruimte, zodat het voer goed bereikbaar is;
- afstand tussen de onderste en bovenste buis ≥ 90 cm;
- vreetbreedte minimaal 65 cm; hoogdrachtige koeien minimaal 70 cm).
Bij een te klein of te laag aangebracht voerhek ontstaan beschadigingen aan de nek. Behalve de afmetingen van het voerhek, is ook de toegankelijkheid van belang. De minimaal gewenste loopruimte tussen het voerhek en de eerste rij ligboxen is 325 cm. Bij meer dan één rij ligboxen achter het voerhek is een loopruimte van minimaal 350 cm gewenst. Veel koeverkeer bij het voerhek leidt tot meer stressmomenten; ruime looppaden voorkomen dit. Meer toegangen richting voerhek bij twee of drie rijen boxen achter het voerhek, leiden ook tot een betere toegankelijkheid (en voeropname).
Voorzieningen voor drinkwater
Melkkoeien hebben dagelijks grote hoeveelheden drinkwater nodig. Een beperking van de wateropname tast het welzijn ernstig aan. Daarom moeten ze altijd onbeperkt toegang hebben tot schoon drinkwater.
Geadviseerd wordt om per 20 koeien minimaal één waterbak te realiseren. Naast het aantal waterbakken is ook de plaatsing van de bakken van belang. In iedere verblijfsruimte moet water beschikbaar zijn.
De waterbak moet goed toegankelijk en ongestoord te gebruiken zijn; plaatsing in een doorloop heeft niet de voorkeur. Bij doorlopen van 300 cm breed of meer, kan wel een drinkwatervoorziening worden gemaakt. Veel koeien willen na het verlaten van de melkstal drinken.
Licht
Licht is belangrijk voor een goede melkproductie. Een goede en goedkope lichtbron zijn lichtdoorlatende platen. Als norm wordt een lichtdoorlatend oppervlak van tien procent van het vloeroppervlak gehanteerd. Bij lichtinval via de zijwanden kan met een kleiner oppervlak aan lichtdoorlatende platen worden volstaan. Lichtplaten geven op zonnige dagen veel extra warmte in de stal; de plaatsing van de lichtplaten mag derhalve geen invloed op de koeien in de ligboxen hebben.
Nieuwe stallen met hoge zijgevelwanden en veel luchtinlaat worden steeds vaker zonder lichtplaten in het dak gebouwd; via de zijgevels en eventueel via een lichtdoorlatende nok komt er voldoende daglicht in de stal. In de praktijk echter blijkt dat op heel veel dagen in het jaar niet de gewenste lichtintensiteit via natuurlijk licht wordt gehaald. Een juiste kunstlichtvoorziening kan dit probleem oplossen.
Het kunstmatig verlengen van de daglengte tot maximaal 18 uur heeft een positief effect op de melk-productie en de vruchtbaarheid. Het is mogelijk de daglengte met behulp van kunstlicht te verlengen. Belangrijk hierbij is dat de lichtintensiteit op koeniveau, tijdens deze periode voldoende hoog is (>150 lux).