Anneke Feberwee, pluimveedierenarts bij GD: “Na de introductie van het Early Warning System (EWS) voor Coryza in 2009, zagen we het aantal klinische casussen toenemen. Het afgelopen jaar was een keerpunt. Het aantal klinische casussen neemt af, maar we detecteren wel meer dragerkoppels. Die dragerkoppels kunnen staan voor koppels die ooit ziek zijn geweest, of ze zijn besmet met een minder ziekmakende bacteriestam. Deze mildere varianten van Coryza kunnen wel tot expressie komen als zich een andere ziektekiem voordoet in de kip. Samen kunnen ze dan toch leiden tot een echte uitbraak van Coryza. In de eerste jaren van het EWS vonden we vooral serovar A1, stammen die heel virulent waren. De laatste tijd circuleert serovar C4-stam. Deze serovar lijkt minder virulent, waardoor ziekteverschijnselen ook milder kunnen zijn. We hebben het afgelopen jaar wel een aantal klinische uitbraken gezien, maar met milde verschijnselen. Dat klopt met het beeld van de mildere stammen die worden gevonden.
Bevindingen van Coryza, gemeld via de telefoon of vanuit de sectiezaal, gaan in overleg met de dierenarts in het EWS. Zo wordt het veld geïnformeerd over deze uitbraak. Bij een acute klinische uitbraak, waarbij veel risico is voor bedrijven in de directe omgeving, neemt iedereen zijn verantwoordelijkheid. Dat is vooral het geval als er veel pluimveebedrijven in de directe omgeving liggen. Bij een ernstige uitbraak is het belangrijk om koppels met een uitloop direct op te hokken. In de uitbraakfase scheiden de dieren namelijk veel bacteriën uit. Vanwege dat besmettingsgevaar is het verstandig dat buurtbedrijven met een uitloop ook hun pluimvee binnenhouden. Vervolgens neem je strikte hygiënemaatregelen om verslepen te voorkomen. Het is verstandig om het volgende koppel te vaccineren tegen Coryza.
Het EWS werkt heel goed voor de monitoring van Coryza. Zeker bij nijpende en acute uitbraken, met een hoge kans dat andere bedrijven ook besmet raken. Betrokkenen zijn snel op de hoogte, want meldingen komen goed door, dierenartsen zien het nut ervan in. Het monitoren van de verschillende stammen is ook heel belangrijk. Er zijn nu snellere testen beschikbaar, waardoor dat gemakkelijker is geworden voor de sector. Bij een uitbraak doen we een moleculaire test om het genotype en de serovar te bepalen. Met de genotyperingstest zijn we in staat introducties van nieuwe stammen te monitoren. Met de serotyperingstest, kun je ook de effectiviteit van vaccinaties monitoren en de juiste vaccinatiestrategie blijven hanteren.” (Bron: Jaarverslag monitoring 2020)
Lees ook het interview met Frank Westerbeek, pluimveedierenarts bij AdVee dierenartsen: “Voor een goede monitoring hebben we data nodig”
Dierziektepagina Coryza