Zoomfunctie

Moeite met het lezen van de tekst? Vrijwel alle populaire browsers geven u controle over hoe groot websites worden weergegeven.

  • Windows
    Mac OS
  • Zoom in
  • Zoom uit
  • Zoom 100%
  • Muiswiel op / neer

Besnoitiose

De parasiet Besnoitiosis (ook weleens bovine elefantiase of bovine anasarque genoemd) wordt al sinds de 19e eeuw in Zuid-Europa beschreven. Sinds 15 jaar is er een duidelijke opmars van deze ziekte in Frankrijk maar ook in landen waar de ziekte niet eerder voorkwam zijn besmette bedrijven gevonden, zoals in Duitsland, Zwitserland, Italië, Hongarije, Kroatië, Ierland en België (Ryan et al, 2016).( Daarom wordt Besnoitia door EFSA (2010) benoemd als een Emerging Disease in Europa. Aspecten van de epidemiologie (prevalentie, transmissie en risicofactoren) zijn nog onduidelijk. Ook de eindgastheer is nog niet bekend.

Besnoitiose geeft schade aan rundvee (melkvee maar met name vleesvee) op het gebied van welzijn, vlees- en melkproductieverlies, vruchtbaarheidsproblemen en kan leiden tot sterfte bij ernstig aangetaste dieren. In een koppel kan tot 10% sterfte optreden. De vruchtbaarheidsproblemen bestaan uit onvruchtbaarheid van de stieren en aborterende koeien indien de infectie plaatsvindt gedurende de dracht.

Bekijk hier de presentatie van GD expert Thomas Dijkstra over deze nieuwe opduikende ziekte met grote gevolgen. 

Dierziekte informatie Besnoitiose

  1. Verschijnselen
  2. Diagnose
  3. Prevalentie
  4. Aanpak
  5. Preventie
  6. Regelgeving
  7. Referenties

Volksgezondheid

Besnoitiose is geen zoönose. Consumptie van melk en vlees van besmette dieren vormt geen gevaar voor de volksgezondheid.

De kiem

Besnoitiose wordt veroorzaakt door de protozoaire parasiet Besnoitia besnoiti. Deze parasiet vormt cystes en is familie van o.a. Toxoplasma gondii en Neosporum caninum.
Besnoitia heeft een heterogene cyclus; dit betekent dat er een tussengastheer (rund) en een eindgastheer (een nog niet bekende vleeseter) noodzakelijk is voor de parasiet om de cyclus compleet te maken.

Gevoelige diersoorten

Alle rassen runderen kunnen fungeren als tussengastheer. De eindgastheer is nog niet bekend. Bij geiten is B. caprae aangetoond, deze blijkt alleen moleculair niet te onderscheiden van B besnoiti, dus of de aparte naam terecht is, is onduidelijk. Schapen zijn succesvol, experimenteel geïnfecteerd met B. besnoiti. Bij schapen is ook B. jellisoni gevonden. Bij overige diersoorten, zoals paarden/ezels, hertachtigen/rendieren, knaagdieren en konijnen, komen nog andere Besnoitia soorten voor.

Verspreiding

De aanwezigheid van bloedzuigende insecten (stalvlieg, Stomoxys calcitrans, en de paardenvlieg) zorgt in het weideseizoen mogelijk voor een horizontale verspreiding van de ziekte. De rol die wilde dieren (knaagdieren, carnivoren) spelen als reservoir of eindgastheer hebben is nog onduidelijk. 


Verschijnselen van Besnoitiose

Klinische verschijnselen

De ziekte kan mild en zeer ernstig tot zelfs dodelijk verlopen. Meestal verloopt de infectie asymptomatisch en zijn alleen cysten in het oogwit, de binnenkant van de oogleden en/of schede waar te nemen. Sterfte kan voorkomen in het acute en chronische stadium (tot 10% van een koppel). Daarnaast kan het noodzakelijk zijn om dieren te euthanaseren in verband met welzijnsproblemen. Acute stadium/anasarca stadium (ca 11-13 dagen na infectie en houdt 6-10 dagen aan): Koorts (boven de 40 °C), respiratoire klachten, versnelde hartslag, sereuze nasale en oculaire uitvloeiing, sloomheid en zwakte, anorexia,verlies van melk, zwelling oppervlakkige lymfeknopen en afnemend gewicht en body condition score. Acute ontsteking en pijnlijkheid van de orchis/testis. De parasiet veroorzaakt bloedvatwandschade welke voor onderhuids oedeem (vocht, zucht) kan zorgen. Ook kan er oedeem in de gewrichten ontstaan wat kreupelheid kan veroorzaken. Haematologisch is er bij koeien sprake van een verschuiving in leucocyten differentiatie van lymphocyten naar granulocyten. (Mean±S.D.:L=46.1±18.4,G=53.9±18.4) indien vergeleken met negatieve dieren (Student’s T-test, p=0.012). (Villa et al, 2018).

Chronische stadium: Start aansluitend aan acute fase en is blijvend. Macroscopisch zichtbare speldenknop grote weefselcysten vormen zich in onderhuids bindweefsel (bradyzoieten). Dit is zichtbaar in het oogwit, de binnenkant van de oogleden en in de schede. Het oedeem in de huid trekt 2 weken na acute fase weg waardoor de huid gaat rimpelen en aansluitend enorm verdikken vooral rond de nek/schouders en romp. Ook zal er kaalheid, korsten vorming, hyperpigmentatie en vereelting van de huid ontstaan. Stieren kunnen onvruchtbaar worden door ontsteking van de zaadballen en koeien kunnen aborteren. Door ontstekingen in de huid kan er anorexie ontstaan waardoor de dieren vermageren.

Cystes (witte puntjes) in het oogwit. (Klinik für Wiederkäuer mit Ambulanz und Bestandsbetreuung, LMU München)

Vagina met cystes (Klinik für Wiederkäuer mit Ambulanz und Bestandsbetreuung, LMU München)

Huidafwijkingen en kaalheid (foto GDS)


Diagnose van Besnoitiose

  • Klinisch beeld: In de eerste weken na het begin van de infectie is klinische diagnostiek lastig, vanwege de niet specifieke symptomen. De uiteindelijke cysten zijn wel typisch voor de ziekte.
  • Histopathologie van huidbiopt van 8 mm doorsnede; hierin kunnen de cysten macroscopisch en microscopisch worden gezien en is een granulomateuze en eosinofiele dermatitis zichtbaar, met karakteristieke intradermale protozoaire cysten. De cysten kunnen vervolgens moleculair worden getypeerd (Cortes et al., 2007).
  • PCR onderzoek van bloed (acute fase), of huid- en vaginabiopt (chronische fase)
  • In Europa wordt serologie gebruikt (ELISA of Western Blot) om de ziekte bij asymptomatische of subklinische dieren op koppelnivo vast te stellen(Fernandez-Garcia et al., 2009). In Nederland kan serologie worden aangevraagd bij WUR Lelystad. Neospora caninum, B. besnoiti en Sarcocystis spp. infecties laten enige mate van kruis-reactiviteit zien in serologische testen.

Prevalentie van Besnoitiose

Prevalentie in Europa

Eind 19e begin van de 20ste eeuw is er gepubliceerd over deze parasiet in Europa maar sinds 1986 is er opnieuw sprake van uitbraken in Spanje en Portugal en later Frankrijk, Italië, Duitsland (Beieren), Zwitserland, Hongarije, Kroatië, Ierland en Griekenland (Ryan et al, 2016; Papadopoulos et al., 2017) en België. De laatste 10 jaar zijn er in Spanje en Portugal ook uitbraken gerapporteerd in niet-endemische gebieden zoals het Baskische gebied (grens Spanje – Frankrijk), maar ook in Centraal en Zuid Spanje. Frankrijk heeft de ziekte allereerst gerapporteerd in de oostelijke Pyreneeën maar sinds 2001 zijn er ook uitbraken gerapporteerd vanuit de Franse Alpen, Massif Central en het westelijk deel van Frankrijk.

In het verleden zijn er positieve runderen vanuit Frankrijk naar Italië geëxporteerd (inmiddels is de ziekte endemisch in Centraal Italië). Het percentage serologisch positieve dieren in een besmette koppel varieert tussen de 41% en 88% in de diverse landen. Het aantal klinisch aangedane dieren binnen een koppel varieert van enkele dieren tot 43,2%. Deze percentages zijn vastgesteld in 2009 in Italië en Noord Spanje.

In 2009 is in Duitsland (Beieren) bij enkele geïmporteerde runderen (Limousin en Charolais) besnoitiose vastgesteld. Vermoedelijk is ook hier Besnoitia binnengekomen via import (2003) van runderen uit Frankrijk. De seroprevalentie onder de koppel dieren was in november 2008 66,4%. Slechts 3 van deze dieren toonden duidelijk zichtbare verschijnselen, 12 dieren toonden lichte veranderingen van de huid en de overige 48 dieren hadden alleen cysten in het oog en de vulva. Voor een ongeoefend oog leken de laatste 60 dieren gezond. Buiten Europa is besnoitiose beschreven in landen in sub-Sahara Afrika (waaronder Zuid-Afrika), Rusland, Israël, Korea.

Prevalenties in Europa zijn alleen nog maar vastgesteld op koppelniveau, bij koppels waar klinische dieren werden gevonden.


Aanpak van Besnoitiose

Vaccinatie en medicatie

Er is geen vaccin of medicijn in Europa beschikbaar. In Zuid Afrika en Israël in 1970 een levend, geattenueerd vaccin gebruikt bij de bestrijding.


Preventie van Besnoitiose

Uitscheiding van de kiem

Vooral horizontale maar ook indirecte overdracht lijken een rol te spelen bij besnoitiose. Omdat de ziekte vooral gezien wordt in de zomer en de klinische symptomen zichtbaar worden bij het mixen van koppels wordt de suggestie gewekt dat bloedzuigende insecten een rol spelen bij de overdracht van de parasiet vanuit geïnfecteerde (subklinische) dieren. Daarnaast kan overdracht ook via direct contact (via wonden) verlopen omdat de besmettelijke cysten zeer oppervlakkig zitten. Er wordt gesuggereerd dat de ziekte ook door natuurlijke dekking kan worden overgedragen. Ook in traanvocht zijn parasitaire stadia gevonden.

Risicofactoren

  • Seizoen: in Zuid Afrika is de prevalentie het hoogst in de warme, vochtige maanden. Ook in Europa vonden de beschreven uitbraken plaats in de zomer, mogelijk dus de periode wanneer bloedzuigende insecten het actiefst zijn.
  • Ras: alle runderrassen lijken gevoelig. De infectie is beschreven bij melk- en vleesrassen maar waarschijnlijk door houderij systeem frequenter bij vleesvee.
  • Leeftijd: bij beschreven uitbraken (o.a. Spanje) was de incidentie het hoogst onder de volwassen dieren. Kalveren jonger dan 6 maanden waren zelden geïnfecteerd.
  • Import van subklinische dragers: deze zorgen voor ongemerkte verspreiding in een koppel. Binnen 3 jaar heeft dan 10 % van de koppel besnoitiose en na 3 jaar is meer dan 80% van de koppel seropositief (Cortes et al., 2014).
  • Vectoren en reservoirs: aanwezigheid van bloedzuigende vliegen zorgt mogelijk voor een verspreiding van de ziekte. De rol die wilde dieren (knaagdieren, carnivoren) spelen als reservoir wordt aangegeven, maar is nog onduidelijk.

Regelgeving van Besnoitiose

Aangezien de ziekte niet is aangegeven door de OIE als aangifteplichtig en ook niet genoemd wordt in de Nederlandse regelgeving zijn er geen specifieke regels beschikbaar.


Referenties

  • Álvarez-García et al. (2013). A century of bovine besnoitiosis: an unknown disease re-emerging in Europe. doi.org/10.1016/j.pt.2013.06.002
  • Cortes et al. (2007). Application of conventional and real time PCR fluorescent and DNA for detection of Besnoitia jellisoni. Vet Parasitol 31:352–356. doi.org/10.1016/j.vetpar.2007.03.003
  • Cortes et al. (2014). A review on bovine besnoitiosis: a disease with economic impact in herd health management, caused by Besnoitia besnoiti (Franco and Borges, 1916) doi.org/10.1017/S0031182014000262
  • EFSA journal (2010). Laatste entry 31-1-2019. https://efsa.onlinelibrary.wiley.com/doi/pdf/10.2903/j.efsa.2010.1499
  • Fernandez-Garcia et al. (2009). Pattern of recognition of Besnoitia besnoiti tachyzoite and bradyzoite antigens by naturally infected cattle doi.org/10.1016/j.vetpar.2009.06.020
  • Gentile et. al. (2011) Evidence for bovine besnoitiosis being endemic in Italy-First in vitro isolation of Besnoitia besnoiti from cattle born in Italy doi: 10.1016/j.vetpar.2011.09.014
  • Gondim et al. (2017) Importance of serological cross-reactivity among Toxoplasma gondii, Hammondia spp., Neospora spp., Sarcocystis spp. and Besnoitia besnoiti. doi: 10.1017/S0031182017000063.
  • Papadopoulos et al. (2017). First report of Besnoitia besnoiti seropositive cattle in Greece. Journal of the Hellenic Veterinary Medical Society.
  • Ryan et al, (2016) Bovine besnoitiosis (Besnoitia besnoiti) in an Irish dairy herd.
  • Villa et al. (2017) Investigating on Besnoitia besnoiti (Apicomplexa, Sarcocystidae) in naturally infected dairy cattle by an integrated approach. https://doi.org/10.13130/2283-3927/10045

Oude browser

We zien dat u gebruik maakt van een verouderde browser. Niet alle onderdelen van de website zullen daardoor goed functioneren. Download nu de laatste versie van uw browser om veilig te kunnen surfen.