21-1-2025:
De Veekijker Varken werd in het derde kwartaal van 2024 door een practicus om hulp gevraagd bij een complexe casus met aanhoudende hoge uitval van gespeende biggen. Op een vermeerderingsbedrijf met 900 zeugen is sprake van hoge uitval van gespeende biggen vanaf ongeveer 2 weken na het spenen. De gespeende biggen worden per weekgroep in een afdeling voor gespeende biggen gelegd, tussen de 600 – 700 per afdeling. All-in/all-out wordt niet strikt toegepast. De problemen worden veroorzaakt door een combinatie van infectie door PRRSv, Streptococcus suis, Influenza, PCV3 en E. coli F4.
Uit eerdere secties van biggen kwamen verder aanwijzingen voor Glässer en oedeemziekte, maar de betreffende kiemen konden recent niet aangetoond worden. Daarnaast speelt het klimaat in de gespeende biggenstal een belangrijke rol. Tijdens het bedrijfsbezoek ontstond de indruk dat de ventilatie te hoog was en er sprake was van koude luchtval. Er vond geen voorverwarming van binnenkomende lucht plaats. Dit werd later bevestigd bij een onderzoek van een klimaatdeskundige.
De zeugen, een rotatiekruising van Deense zeugen en een Duroc eindbeer, worden met een autovaccin van S. suis en Glässerella parasuis en intensief tegen PRRSv gevaccineerd. Daarnaast krijgen zij vaccinaties tegen App, Pasteurella, Influenza virus, Rota virus, E. coli, Parvo-virus en Erysipelotrix (vlekziekte).
Het aantal levend geboren biggen is zeer hoog met regelmatig tomen met meer dan 20 biggen. De biggen worden bij de eerste behandelingen in de kraamstal ook met PRRSv gevaccineerd. Voor het einde van de kraamperiode krijgen zij ook nog een PCV2- en Mycoplasma-enting. De gespeende biggen krijgen zuur door voer en drinkwater om E. coli onder controle te houden na het spenen. Daarnaast wordt het speenvoer en biggenvoer permanent gemedicineerd met doxycycline en ampicilline.
De aanpak bevat de volgende belangrijkste punten:
- een onderkruip realiseren voor de gespeende biggen of een tussenplafond aanbrengen om koude luchtval te voorkomen;
- extra voer en drinkbakken direct na het spenen en deze langer in de hokken laten totdat alle biggen goed voer en water opnemen;
- het hok in de afdeling met de allerkleinste biggen en hokken met zieke dieren die nog niet zijn overgeschakeld langer op het speenvoer laten staan;
- zieke biggen individueel behandelen met pijnstillers en antibiotica;
- strikte all-in/all-out hanteren bij de gespeende biggen;
- een andere zeugenlijn overwegen om het aantal geboren biggen te verminderen en het aantal beschikbare tepels te vergroten.
Uit camerabeelden bleek later dat de biggen niet op de dichte vloer gingen liggen. Na meting bleek de vloer te warm omdat deze permanent aanstond om de ruimtetemperatuur op peil te brengen. Naar aanleiding hiervan is de ventilatie teruggebracht en is het maximum beperkt tot 25 m3/big/uur. De vloerverwarming is lager afgesteld. Als gevolg hiervan steeg de afdelingstemperatuur naar 28 °C en gingen de biggen meer op de dichte vloer liggen. De biestcheck liet een goed resultaat zien. De eerste afdelingen die na aanpassing van de ventilatie en verwarming waren gespeend hadden minder uitval, maar nog wel te veel. Verdere optimalisatie van de ventilatie en verwarming moet nog meer verbeteringen opleveren zodat het antibiotica gebruik uiteindelijk naar een minimum terug kan.
Deze casus laat zien dat een combinatie van factoren zoals veel pasgeboren biggen met een marginale biestopname, een hoog infectierisico en een verkeerd afgesteld klimaat tot grote problemen kan leiden die lastig zijn op te lossen.