25-11-2024:
Op de meeste varkensbedrijven worden biggen standaard behandeld met een coccidiostaticum, meestal met toltrazuril. Er zijn orale preparaten beschikbaar voor behandeling tussen levensdag 3-5 of injectiepreparaten voor behandeling tussen dag 1-4 of tussen dag 2-3. De behandeling beoogt een sterke reductie van het aantal coccidiën, maar resulteert niet in een volledige eliminatie. Door een reductie van het aantal coccidiën is de verwachting dat de mate van darmschade beperkt blijft en het dier zelf een afweer kan opbouwen. Deze behandeling kan desalniettemin niet volledig voorkomen dat varkens op een latere leeftijd weer worden geïnfecteerd en coccidiën uitscheiden. Ook in zeugen of beren worden soms coccidiën gevonden in darminhoud, wat erop duidt dat deze dieren ook in staat zijn om de omgeving te besmetten.
Wanneer er ondanks inzet van toltrazuril toch diarree optreedt, is het zaak om een aantal punten na te lopen op het bedrijf. Ten eerste is het belangrijk om de toegepaste dosering en de leeftijd en lichaamsgewicht bij toepassing te controleren. Er kan sprake zijn van onnauwkeurige of onderdosering ten opzichte van het lichaamsgewicht van de big, of een te late toediening (na dag 5). In geval de problematiek aanhoudt, wordt af en toe de verdenking van resistentie tegen toltrazuril uitgesproken. Er is geen eenvoudige laboratoriumtest om die verdenking te staven. In dergelijke gevallen is de dierenarts verplicht een melding van ongewenste effecten (verminderde werkzaamheid) te doen bij het Bureau Registratie Diergeneesmiddelen (volgens artikel 73 van EU/2019/6) en neemt de leverancier/fabrikant de melding in onderzoek.
Regelmatig concludeert de Veekijkerdierenarts dat óf de toegepaste reiniging óf desinfectie, of allebei, onvoldoende is. Wanneer zowel de toegepaste behandeling
als de toegepaste reiniging- en desinfectiestrategie adequaat is, én er nog steeds sprake is van coccidiose, kan het vermoeden van resistentie tegen toltrazuril beter
worden onderbouwd. Er is geen breed inzicht in het voorkomen van resistentie bij coccidiën.
De Veekijker komt graag in contact met bedrijven of dierenartsen waar dit probleem wordt vermoed of is gemeld bij de fabrikant, om een inschatting te maken van de omvang van dit signaal. Tot slot, het is bekend dat coccidiostatica en de metabolieten ervan effecten hebben op de groei van planten en op het bodemleven. In een duurzame veehouderij zal in de toekomst vermoedelijk geen sprake kunnen zijn van structureel gebruik van coccidiostatica. Hygiëne is ook voor deze ziektekiem de basis om het middelengebruik terug te dringen.
Dit artikel komt uit de GD Veterinair, het vakblad van GD voor dierenartsen.
Lees de GD Veterinair