22-3-2022:
Toenemende resistentie maakt het noodzakelijk om anders met maagdarmworminfecties om te gaan. Uitgangspunt voor een goede preventie is een beweidingsschema dat infecties uitstelt en de besmettingsdruk verlaagt. Faecesonderzoek is nodig om vast te stellen of en in welke mate lammeren zijn besmet. De uitkomst van dat onderzoek bepaalt of behandeling wel of niet nodig is.
De belangrijkste maagdarmwormsoort bij schapen in Nederland is Haemonchus contortus, de rode lebmaagworm. Volwassen wormen zitten in de lebmaag en zuigen bloed en veroorzaken zo bloedarmoede. Haemonchose treedt op van juni tot soms begin oktober. Naast Haemonchus contortus komen in het voorjaar verschillende Nematodirus soorten voor en in zomer en najaar verschillende Trichostrongylus soorten en Teladorsagia circumcincta. In het najaar kan bij lammeren die niet eerder een infectie met Nematodirus soorten hebben doorgemaakt klinische nematodirose optreden die gepaard gaat met ernstige diarree.
Resistentie
Elk gebruik van een ontwormingsmiddel brengt resistentie dichterbij. Om verdere ontwikkeling van resistentie tegen te gaan zullen schapenhouders gerichter met deze middelen om moeten gaan. Dat geldt niet alleen voor de lammeren maar ook voor de ooien. Op veel bedrijven is het niet nodig om volwassen ooien te ontwormen als sprake is van een goed beweidingsschema om infecties bij lammeren te beperken.
Beweidingsschema
Ooien met lammeren gaan in het voorjaar bij voorkeur naar buiten op land waar minimaal drie maanden geen schapen, geiten of lammeren hebben gelopen. Op dergelijke percelen is de infectiedruk van Haemonchus contortus nihil omdat deze wormsoort niet buiten het schaap overwintert. De wormeieren uit de mest van de ooien hebben tijd nodig om zich te ontwikkelen tot infectieuze larven. Deze ontwikkeling is afhankelijk van temperatuur en vochtigheid en duurt in voorjaar langer dan in de zomer. Voor de infectieuze larven op het gras verschijnen moeten de dieren zijn verweid. Voor de Nederlandse situatie betekent dit altijd omweiden naar zo schoon mogelijk land binnen drie weken. Tussen 15 juni en 15 september is omweiden binnen twee weken nodig.
Faecesonderzoek lammeren
Als lammeren terugkomen op percelen waar ze eerder in hetzelfde jaar hebben gelopen kunnen ze een worminfectie opdoen. Vier weken na het inscharen in zo’n perceel is het raadzaam om faecesonderzoek te laten uitvoeren. Op basis van de uitkomsten van dit faecesonderzoek kunnen schapenhouder en dierenarts bepalen of een behandeling wel of niet nodig is. Bepalend daarvoor is het aantal eieren per gram of het EPG. De ene wormsoort legt veel meer eieren dan de andere wormsoort en Haemonchus contortus legt veel eieren. Hierbij is een behandeling niet nodig als de EPG lager is dan 750 en meestal is een behandeling pas nodig bij een EPG van groter dan 1500. Voor andere maagdarmwormsoorten is dat anders en is bij een lager EPG een behandeling nodig. Omdat de problemen bij een infectie met Nematodirus soorten worden veroorzaakt door de larvale stadia is het niet nodig om te behandelen als faecesonderzoek eieren van deze parasiet aantoont.
Faecesonderzoek ooien
Onder Nederlandse omstandigheden bouwen lammeren tijdens hun eerste weideseizoen een goede weerstand tegen maagdarmworminfecties op. Rond de aflamperiode hebben ze daarom geen behandeling nodig. Wel scheiden ze rond de aflamperiode verhoogde aantallen eieren uit die later tot problemen bij hun lammeren kunnen leiden als niet sprake is van een goed uitgevoerd beweidingsschema. Als het uitvoeren van een goed beweidingsschema niet mogelijk is en ooien toch worden ontwormd dan is dat een mooie gelegenheid om de werkzaamheid van het gebruikte anthelminticum te testen. Onderzoek in dat geval een goed gemengd faecesmonster van minimaal tien ooien voor de behandeling en herhaal dit onderzoek van dezelfde ooien tien tot veertien dagen later. Deze beide onderzoeken geven een goede indruk van de werkzaamheid van het gebruikte middel.
Meer weten over wormen?
In de week van de inwendige parasiet van 11 tot en met 15 april 2022 biedt GD Academy cursussen aan voor schapenhouders, dierenartsen en paraveterinairen en labmedewerkers.
Kijk hier voor meer informatie