Tekst: Eveline Dijkstra, Inge Santman-Berends, Menno Holzhauer en René van den Brom. Foto’s: René van den Brom en Piet Vellema.
Blauwtong is een virusziekte die door knutten (Culicoides soorten) wordt overgebracht. Besmetting van dier op dier is ook mogelijk door gebruik van niet schone naalden. Zieke dieren kunnen elkaar niet direct besmetten. De ziekte is niet overdraagbaar naar de mens.
In principe zijn herkauwers, zowel wilde als gedomesticeerde, gevoelig voor een besmetting van blauwtong. Dit zijn onder andere runderen, geiten, schapen, buffels en herten. Blauwtong is geen zoönose, dus mensen kunnen niet besmet raken.
Er geldt een meldplicht voor blauwtong. Meld het bij je dierenarts als je vermoedt dat je dieren blauwtong hebben.
Op de website van de NVWA lees je meer over de meldplicht en hoe je een melding kunt doen.
Van het blauwtongvirus zijn meer dan 27 serotypen bekend, maar niet alle serotypen uiten zich klinisch op dezelfde manier. Serotypen 1-24 zijn het meest virulent en meldingsplichtig. Het serotype van het blauwtongvirus dat verantwoordelijk is voor de huidige uitbraak in Nederland, is serotype 3. Voor dit serotype zijn sinds het voorjaar een 2024 een aantal geïnactiveerde vaccins toegelaten.
Een aantal dagen na besmetting krijgt een schaap gedurende enkele dagen tot een week hoge koorts. De lengte en de hoogte van de koortspiek kan per diersoort verschillen. Daarnaast kunnen besmette dieren beschadigingen van het slijmvlies in de bek vertonen, kreupel gaan lopen, en algeheel tekenen van ziek zijn vertonen zoals slecht eten, sloom zijn, veel speekselen en kunnen ze verkoeling zoeken door met de bek in de waterbak te gaan staan. Het virus blijft na infectie een aantal weken in het dier aanwezig; dit wordt de periode van viraemie genoemd. Vanaf een aantal dagen na infectie begint een besmet dier antistoffen aan te maken. Deze antistoffen blijven enkele jaren aanwezig.
De klinische verschijnselen zijn in de regel het duidelijkst bij schapen maar ook bij runderen en geiten kunnen verschijnselen worden waargenomen.
Na een besmetting met blauwtong is een dier beschermd tegen herbesmetting met hetzelfde serotype. Hoe lang de bescherming aanhoudt is niet precies bekend maar duurt waarschijnlijk enkele jaren. Na infectie blijven antistoffen meerdere jaren aantoonbaar.
Deze vraag kun je niet met ja of nee beantwoorden. Dieren die een blauwtong infectie doormaken reageren daar heel verschillend op: sommige dieren blijken te zijn besmet zonder dat ze ziekteverschijnselen hebben vertoond, andere dieren kunnen acuut erg ziek zijn en hoge koorts hebben die dagenlang aanhoudt.
De koortspiek tijdens de viraemie (de periode dat het virus in het dier circuleert) zorgt er voor dat rammen gedurende een periode van zes tot acht weken onvruchtbaar of verminderd vruchtbaar zijn. Daarna verbetert de spermakwaliteit in de regel weer.
Daarnaast speelt nog een ander fenomeen. Tijdens de viraemie, die in de regel een aantal weken duurt, kunnen rammen het blauwtong virus ook uitscheiden in het sperma: dit gebeurt niet bij alle rammen en ook niet continu. Bij sperma-onderzoek van rammen tijdens deze periode wordt een afname in concentratie en beweeglijkheid van spermacellen gezien en een toename van abnormale en dode spermacellen. In een van de studies waarin dit is onderzocht bleven deze afwijkingen tien weken bestaan.
Wat betekent dit voor de schapenhouder? Ons advies is om een ram die duidelijk ziek is geweest en dus hoge koorts heeft gehad de eerste acht weken daarna niet in te zetten als dekram. Wilt u zekerheid hebben over de vruchtbaarheid van uw ram, dan kunt spermaonderzoek laten verrichten.
Zowel bij het schaap als bij het rund zijn vruchtbaarheidsproblemen beschreven na infectie met het blauwtong virus. Daarbij gaat het om vroeg-embryonale sterfte, abortus en afwijkende vruchten. Het virus is aangetroffen in sperma van besmette stieren en rammen en kan worden overgedragen op vatbare koeien en ooien, maar dit is geen belangrijk overdrachtsmechanisme. Het virus kan ook via de placenta op de foetus worden overgedragen.
Vanuit onderzoek dat is uitgevoerd tijdens de vorige blauwtong uitbraak waarbij het serotype 8 betrof, zagen we dat besmette runderen minder makkelijk drachtig werden in vergelijking met runderen die niet besmet raakten.
In principe zijn knutten onder normale praktijkomstandigheden niet te weren. Gedurende de eerste epidemie zagen we dat de verspreiding van blauwtong langzamer ging op bedrijven die hun dieren op stal hielden. Met name opstallen rondom de schemering blijkt effectief. Het opstallen kan het besmet raken met blauwtong echter niet vóórkomen. Het gebruik van insecticiden wordt niet als beschermend beschouwd in de preventie van blauwtong.
Herkauwers kunnen elkaar niet direct besmetten. Blauwtong wordt gezien als een niet-infectieuze ziekte.
Een natuurlijke infectie van blauwtong biedt een goede bescherming tegen een volgende infectie met hetzelfde virustype. Met bloed- of melkonderzoek kan worden vastgesteld of dieren reeds een infectie hebben doorgemaakt. Dieren die een infectie hebben doorgemaakt hebben naar verwachting levenslange bescherming tegen dat specifieke serotype. Vaccinatie is de meest onderbouwde preventieve maatregel tegen blauwtong. Uit het prevalentieonderzoek dat in het voorjaar van 2024 is uitgevoerd, bleek dat het overgrote deel van de schapen- (90%) en rundveepopulatie (77%) nog niet beschermd was tegen blauwtong serotype 3. Dit was vóór het moment waarop de vaccins beschikbaar kwamen.
Blauwtong is een meldingsplichtige aandoening. Iedere verdenking dient direct bij de eigen dierenarts te worden gemeld. Er bestaat geen behandeling tegen blauwtong. De behandeling van zieke dieren moet gericht zijn op pijnstilling en ontstekingsremming en het voorkomen van bijkomende bacteriële infecties. Extra verzorging is belangrijk en vergroot de kans op herstel. Dit betekent concreet:
- Stress vermijden en aanwezige andere ziekten adequaat behandelen (denk bij schapen bijvoorbeeld aan adequate bestrijding van maagdarmwormen);
- Aangetast koppel opstallen om contact met knutten te verminderen.
- Bij slecht drinken uitdroging voorkomen: vocht toedienen eventueel via drenchen of infuus;
- Zieke dieren smakelijk makkelijk verteerbaar (geweekt) voedsel geven en regelmatig schoon drinkwater;
- Een goede zachte ligplaats, beschutting, schaduw en onderdak bieden.
Zie ook: Afwegingskader voor de behandeling van schapen met blauwtong
Niet elk dier dat wordt besmet vertoont klinische verschijnselen. Dieren die ziek worden blijven dat een aantal dagen tot een aantal weken. Een deel van de besmette dieren overleeft een besmetting niet.
In de regel kun je stoppen met behandelen zodra de ergste verschijnselen over zijn. Een herstellend dier hoeft overigens niet volledig te herstellen. Aan de andere kant kunnen ernstig zieke dieren soms restloos genezen en dieren die bijna niet ziek zijn geweest kunnen toch nog plotseling dood gaan.
Voor alle ziekten geldt dat niet elk dier even ziek wordt. Daarbij speelt onder andere de algemene weerstand van het dier een belangrijke rol.
In de literatuur staat vermeld dat er tussen verschillende rassen verschil in gevoeligheid bestaat. Of dit voor de in Nederland voorkomende rassen ook het geval is is niet bekend.
Het is niet bekend waarom het ene dier zieker wordt dan het andere. Ook is niet bekend waarom verschillen tussen bedrijven bestaan. Bij alle ziekten geldt dat een verminderde weerstand een rol speelt bij de ernst van de klinische verschijnselen en sterfte. Onderliggende problemen zoals maagdarmwormproblemen hebben invloed op de algemene weerstand en kunnen ziekteverschijnselen verergeren.
Je kunt een besmetting met blauwtong alleen door bloed- of melkonderzoek of sectie met vervolgonderzoek met zekerheid aantonen.
Bij de uitbraak van blauwtong in 2006 is aanvankelijk geadviseerd, mede op basis van EU-aanbevelingen, om insectenwerende middelen of insecticiden toe te passen als preventieve maatregel. Daarvan is bij de evaluatie geconstateerd dat dat geen effect heeft. Je voorkomt niet dat een knut een dier infecteert; daarvoor werkt het middel niet snel genoeg. Daarom is het advies om geen insectenwerende middelen of insecticiden ter preventie toe te passen. De enige zinvolle toepassing voor deze middelen is bij dieren op transport. Door deze dieren en eventueel het middel van vervoer te behandelen, neemt de kans dat je met het vervoer ook besmette knutten vervoert duidelijk af en reduceer je de kans dat door vervoer elders makkelijker een nieuwe haard van bluetongue ontstaat.
Vaccinatie is de meest onderbouwde preventieve maatregel. Daarnaast blijkt dat meerdere studies en geluiden uit het veld dat het opstallen van dieren leidt tot een lagere kans op infectie. Goede ventilatie op stal zorgt voor ongunstigere omstandigheden voor knutten in de stal. Uit onderzoek is tevens gebleken dat scheren van schapen in de periode januari-maart gerelateerd is aan lagere besmettingskans.
Bescherming na vaccinatie is serotype-specifiek, dit betekent dat een vaccin tegen blauwtong serotype 8 niet gebruikt kan worden om bescherming te bieden tegen blauwtong serotype 3.
Er zijn verschillende geïnactiveerde vaccins voor serotype 3 toegelaten voor de Nederlandse markt. Het serotype van het blauwtongvirus dat verantwoordelijk is voor de huidige uitbraak in Nederland, is serotype 3.
Hoe lang na de besmetting je een ooi kunt laten dekken is mede afhankelijk van de wijze waarop de ooi door het ziekteproces heen komt. Dieren die te mager of kreupel zijn of stramheid door spiernecrose vertonen zouden pas bij de ram moeten worden gelaten zodra zij weer in conditie zijn en geen restverschijnselen meer vertonen.
Een ram die BT heeft gehad is in de regel gedurende langere tijd onvruchtbaar (6-8 weken en soms nog langer) en zou zodoende dit dekseizoen niet ingezet moeten worden tenzij uit spermaonderzoek is gebleken dat de kwaliteit van het sperma goed is.
Blauwtong kan leiden tot aangeboren afwijkingen bij de vrucht wanneer het moederdier de infectie tijdens een bepaalde periode van de dracht doormaakt. De mate waarin aangeboren afwijkingen kunnen voorkomen na een infectie met BTV-3 is niet bekend.
Wanneer drachtige schapen ziek worden kan in algemene zin worden gesteld dat ziekte kan leiden tot abortus. Voor runderen is beschreven dat een infectie met het BTV tijdens de dracht onder bepaalde omstandigheden kan leiden tot aangeboren afwijkingen bij de vrucht. Of dit verschijnsel ook bij schapen optreedt is op dit moment niet te zeggen, maar het is niet een groot risico gebleken tijdens de uitbraak met BTV-8 (2006-2008).
De lammeren en kalveren uit besmette en gevaccineerde moederdieren krijgen via de biest antistoffen mee. Daardoor zijn ze waarschijnlijk enkele maanden goed beschermd. Voorwaarde is natuurlijk wel dat ze tijdig voldoende biest van goede kwaliteit hebben gehad. Het is wel mogelijk dat het kalf of het lam al gedurende de dracht besmet raakt wanneer de moeder besmet wordt met blauwtong. Het virus kan via de placenta op de foetus worden overgedragen. Dit fenomeen heet verticale transmissie. Deze dieren kunnen daarmee een rol spelen in verdere verspreiding van het virus omdat zij, als ze geboren zijn, knutten kunnen besmetten. Deze kalveren kunnen zelf klinisch gezond zijn en het virus verdwijnt vanzelf. Bij lammeren of kalveren die vroeg tijdens de dracht worden geïnfecteerd kan abortus optreden, ze worden doodgeboren of vertonen aangeboren afwijkingen.
Een besmetting met blauwtong zoals nu in Nederland is vastgesteld heeft consequenties voor de export. Indien u van plan bent om runderen, schapen of geiten te exporteren let dan goed op de geldende voorwaarden en procedures bij de export van dieren op de website van de NVWA (www.nvwa.nl).
Met betrekking tot deze vraag verwijzen wij u naar de actuele regelgeving die van toepassing is. De geldende voorwaarden en procedures zijn te vinden op de website van de NVWA (www.nvwa.nl).
Het beperken van diertransport vanuit besmet gebied draagt bij aan het minder snel verspreiden van de infectie.
Het blauwtongvirus wordt hoofdzakelijk via knutten overgedragen. Echter, overdracht via gecontamineerde naalden, sperma en bloed in de biest is ook beschreven. Het is van belang om voor elk dier een schone naald te gebruiken. Het toepassen van bedrijfshygiëne door alle bezoekers van bedrijven is een algemeen advies om het risico op overdracht van dierziekten via indirecte contacten te beperken/voorkomen.
Oedeem van de kop |
Een schaap dat zijn bek koelt in de waterbak |
Speekselen |
Laesies van het mondslijmvlies |
Blauwverkleuring van de tong |
Aantasting van de neusspiegel bij het rund
Aantasting van de speenhuid bij het rund
Verhoogde doorbloeding en oedeem van de slijmvliezen van het oog bij een rund
- Dieren die worden gevaccineerd dienen gezond te zijn.
- Veiligheid: met dit type geïnactiveerde vaccins wordt niet verwacht dat het gevolgen heeft voor de veiligheid van een dier.
- In algemene zin is een boostervaccinatie bedoeld om het immuunsysteem extra te stimuleren.
- Het seizoen duurt nog lang en het virus circuleert (bekijk de kaart van de NVWA voor de actuele situatie).
- Uitvoering vaccinatie dient onder GVP te worden uitgevoerd (schone naald per dier, zorgvuldige toediening). N.B. Dit is nu nog belangrijkers omdat het virus circuleert en het virus ook via naalden kan worden overgebracht.
- Bijwerkingen van vaccins dienen gemeld te worden bij het Centraal Bureau Diergeneesmiddelen.
In 2023 is door verschillende experts een afwegingskader voor de behandeling van schapen met blauwtong opgesteld. In 2024 is dit afwegingskader op basis van het klinisch en pathologisch beeld in 2024 opnieuw bekeken en actueel bevonden. Daarnaast is geconcludeerd dat het belangrijk is om alert te zijn op aanwezigheid van andere infecties zoals bijvoorbeeld rode lebmaagwormziekte. Tot slot is het van belang om uitzichtloos lijden van dieren te voorkomen en in dat geval een dier te laten euthanaseren.