- Home
- Diergezondheid
- Dierziekten
- Mond-en-klauwzeer
Mond-en-klauwzeer (MKZ)
Mond-en-klauwzeer (MKZ) is een meldingsplichtige en bestrijdingsplichtige ziekte volgens de regulation EU 20116/429 van de Animal Health Law (AHL). De Gezondheids- en welzijnswet voor dieren is sinds 21 april 2021 vervangen door de AHL. MKZ is een categorie A-ziekte, wat betekent dat lidstaten verplicht zijn tot bestrijding. Voor MKZ geldt in Nederland een meldplicht bij de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA). Het is belangrijk dat een melding van verdenking zo snel mogelijk plaatsvindt omdat al vóór het zichtbaar worden van klinische verschijnselen virus uitscheiding plaatsvindt en het voor de sector van groot belang is dat als de verdenking wordt bevestigd, verspreiding beperkende maatregelen kunnen worden genomen. De NWVA heeft een landelijk meldpunt voor bestrijdingsplichtige dierziekten, te bereiken via 045 - 5463188. Dit telefoonnummer is 24 uur per dag en 7 dagen per week bereikbaar.
Een klinische verdenking van MKZ waarbij de eerste maatregelen door NVWA al worden ingesteld vóór de diagnose met laboratoriumonderzoek is bevestigd:
- Runderen: als ten minste één rund boven op de tong een blaar van de grootte van één euro heeft (de grootte wordt bepaald nadat het epitheel ter plekke van de blaar is verwijderd) en bij één of meer andere runderen een temperatuur is vastgesteld >40,0°C of laesies aan tong of klauwen.
- Varkens: als blaren op de kroonrand en de bal van de klauwen van ten minste twee poten zitten bij één dier en bij meer dan twee varkens een temperatuur >40,5°C en/of andere MKZ-verschijnselen.
- Schapen, geiten en overige evenhoevige dieren: klinische diagnose moeilijk, soms blaarvorming op tandeloze rand, binnenkant lippen, tong en kroonranden.
Veterinair kennisdossier mond-en-klauwzeer (MKZ)
- Inleiding
- Verschijnselen
- Diagnostiek
- Prevalentie
- Aanpak in geval van besmetting
- Preventie
- Regelgeving
- Websites en literatuur
Inleiding
De kiem
Het mond-en-klauwzeer virus (MKZ-virus) behoort tot de familie van de picornaviridae en daarbinnen het genus aphtovirus. Er zijn zeven verschillende serotypen (A, O, C, Asia1, SAT1, SAT2, SAT3), waarbij serotype C al heel lang niet meer aangetoond is. Binnen de serotypen is er nog een grote variatie aanwezig in de vorm van topotypes, lijnen en sublijnen. Het virus is een positief enkelstrengs RNA virus en muteert gemakkelijk en doorlopend.
Gevoelige diersoorten
Met name evenhoevige diersoorten (Artiodactyla) zijn gevoelig voor MKZ. Zowel bij gehouden als bij in het wild levende evenhoevigen, kan MKZ voorkomen. Voorbeelden van in Nederland voorkomende gehouden evenhoevigen zijn runderen, schapen, geiten, buffels, kamelen, hertachtigen en varkens. In Nederland in het wild voorkomende evenhoevigen zijn o.a. reeën, edelherten, damherten, moeflons, muntjaks en wilde zwijnen.
Volksgezondheid
MKZ is geen zoönose.
Overleving
Het virus kan geïnactiveerd worden door hoge temperaturen en een hoge (>9) of lage pH (<6). Het virus is niet erg resistent en heeft een middelmatige tot lage overleving in de omgeving, afhankelijk van allerlei factoren zoals de aanwezigheid van organisch materiaal, temperatuur, pH, luchtvochtigheid, UV straling. Daarnaast kan het virus overleven in dierlijke producten, maar door de pH daling overleeft het maar kort in spiervlees. Wel kan het bijvoorbeeld langer overleven in beenmerg en lymfeknopen.
Transmissie
Mond- en klauwzeer kan optreden bij koeien, geiten, schapen en varkens. De ene diersoort kan de ziekte overdragen op de andere. De infectie kan worden overgedragen door direct of indirect (bijvoorbeeld via besmette materialen) contact met geïnfecteerde dieren. Het MKZ-virus kan een dier gemakkelijk binnendringen via de respiratietractus (virusdeeltjes in aerosolen of secreties van dieren) of via wondjes en krassen op de huid. Met name grote groepen geïnfecteerde varkens zijn een risico voor verspreiding via de lucht. Varkens scheiden via de respiratietractus grote hoeveelheden virus uit, terwijl runderen juist weer door relatief lage hoeveelheden virus via de respiratietractus geïnfecteerd kunnen raken. Alle secreties en excreties van geïnfecteerde dieren bevatten besmettelijk virus, sommigen al voordat klinische symptomen zichtbaar zijn. En hoewel dieren 10-14 dagen na infectie nauwelijks tot geen virus meer uitscheiden, kan het reeds uitgescheiden virus, afhankelijk van o.a. temperatuur, vochtigheid, matrix, weken stabiel blijven in de omgeving.
Tabel 1: Minimaal infectieuze dosis in TCID50 voor verschillende diersoorten en verschillende besmettingsroutes
MKZ is zo besmettelijk om diverse redenen:
- Hoge morbiditeit en lage mortaliteit
- Besmette dieren, met name varkens, scheiden grote hoeveelheden virus uit
- Met name kleine en grote herkauwers hebben maar een hele lage infectiedosis nodig om besmet te raken
- De uitscheiding begint al voordat de klinische verschijnselen optreden
- Het virus heeft een middelmatige overleving in de omgeving
- Er zijn veel verschillende diersoorten gevoelig voor dit virus
Desinfectie
Het is uiteraard belangrijk om al het organisch materiaal eerst goed te verwijderen en goed te reinigen alvorens te desinfecteren. Een desinfectans moet in de juiste concentratie en met de juiste contacttijd worden toegepast. Een aantal desinfectantia is effectief voor MKZ:
- Soda (Na2CO3): 4%
- Citroenzuur: 0.2%
- "FAM 30": 1:240"
- "Virkon S" 1%
Verschijnselen van MKZ
Klinisch beeld
De incubatieperiode varieert tussen diersoorten en is voor varkens gemiddeld 1-3 dagen (maar kan tot 9 dagen zijn). Voor kleine en grote herkauwers kan de incubatietijd 1-14 dagen zijn, maar 2-5 dagen is het meest waarschijnlijk. Dit is mede afhankelijk van besmettingsdosis en besmettingsroute.
Varkens
Symptomen bij het varken zijn:
- Koorts (variabel in hoogte en duur)
- Blaarvorming: kroonranden (let ook op bijklauwen), tussenklauwspleet, bek, snuit, lippen, tong, spenen
- Ontschoening van één of meerdere bij- en hoofdklauwen
- Plotselinge kreupelheid
- Anorexie
- Depressie/lethargie
- Niet willen staan (gillen bij opjagen), hondenzit
- Plotselinge sterfte (ten gevolge van myocarditis), vooral bij biggen <8 weken leeftijd
De eerste symptomen kunnen aspecifiek zijn, koorts en kreupelheid kunnen zich al 1-2 dagen voor de blaasvorming tonen. Daarbij is de blaarvorming in de bek en op het rostrum niet zo duidelijk. De blaarvorming treedt in hoofdzaak op rond de klauwen en is alleen zichtbaar bij nauwkeurige inspectie van schone klauwen.
Runderen
Symptomen bij runderen zijn met name:
- Koorts (variabel in hoogte en duur)
- Anorexie
- Depressie/lethargie
- Een plotseling sterke daling in de melkgift
- Speekselen en 'chompen' (malende bewegingen van de kaken vanwege de pijn in de bek)
- Blaarvorming: tandeloze rand, tong, binnenzijde lippen, kroonranden, tussenklauwspleet, spenen
- Plotselinge kreupelheid
- Plotselinge sterfte (ten gevolge van myocarditis), vooral bij neonatale kalveren. Dit is stamafhankelijk en ook afhankelijk van al dan niet aanwezige maternale antistoffen
- Abortus (door de koorts)
Kleine herkauwers
Voor kleine herkauwers verlopen infecties vaak subklinisch tot mild klinisch, waarbij met name kreupelheid opvalt door laesies aan de kroonranden. Soms zijn er blaren op de tandeloze rand te zien. Ook kan er soms massale sterfte van jongere lammeren optreden door myocarditis (tijgerhart).
Zie voor afbeeldingen ook de EuFMD lesion library.
Morbiditeit/mortaliteit
Zoals eerder al aangegeven is het virus uiterst besmettelijk en daardoor is er vaak een hoge morbiditeit. De mortaliteit is echter laag, afgezien van eventuele neonatale sterfte die afhankelijk is van diverse factoren zoals stamverschillen en al dan niet aanwezige maternale antistoffen.
Differentiaaldiagnostiek
Er zijn voor de verschillende diersoorten een aantal infectieuze en niet-infectieuze differentiaal diagnoses denkbaar, ook afhankelijk van het al dan niet voorkomen van bepaalde pathogenen in een bepaald land of regio. Hieronder een aantal tabellen met mogelijke differentiaal diagnoses:
Diagnostiek van MKZ
Pathologie
Bij pathologisch onderzoek worden (afhankelijk van het stadium van de infectie) blaren, erosies of ulcera gezien in de mond, op de kroonranden en de uier. In sommige gevallen worden deze laesies ook aangetroffen in de farynx, slokdarm, voormagen en darmen alsook in de luchtpijp en bronchiën. De blaarvorming treedt op het niveau van het stratum basale, waardoor er vrij diepe laesies ontstaan met een rode bodem en scherpe demarcatie van de randen. Bij jonge dieren worden epicardiale bloedingen aangetroffen en is de wand van de hartkamers gestreept (tijgerhart). De sterfte van jonge, pasgeboren dieren kan al optreden voordat blaren zichtbaar zijn bij de volwassen dieren.
Isolatie van de kiem/aantonen van het virus
Bij een klinische verdenking moet blaarwandmateriaal en serumbloed van de dieren met symptomen en koorts worden ingestuurd voor het aantonen van MKZ-virus. NVWA zorgt voor monstername en transport van materiaal voor onderzoek naar het WBVR, waar het materiaal wordt onderzocht met behulp van antigeen/genoom-detectie (ELISA, PCR), virusisolatie en/of detectie van antistoffen (virusneutralisatietest of ELISA). Epitheel van intacte of pas gesprongen blaren is het meest geschikt voor laboratoriumonderzoek. Ook blaarvloeistof of sputummonsters zijn geschikt. Blaarvloeistof bevat zeer veel virusdeeltjes terwijl sputummonsters of beter gezegd zogenaamde probangmonsters (sputum en cellen verzameld door bemonstering van pharynxwand met probang) over het algemeen weinig virus bevatten. Het virus persisteert echter bij een signicant percentage van de herkauwers in de pharynx, waar het ook nadat de blaren al geheeld zijn nog aangetoond kan worden. In bloed en melk kunnen de eerste dagen na infectie met PCR of virus isolatie het virus worden aangetoond, zelfs al enkele dagen voordat de eerste klinische verschijnselen optreden. Vanaf ongeveer 8-10 dagen na infectie kunnen in bloed de eerste afweerstoffen aangetoond. De indirecte sandwich antigeen-ELISA wordt ingezet voor de meeste bekende MKZ-serotypen. Een ongunstige uitslag is binnen 6 uur bekend. Tegenwoordig maken de meeste laboratoria gebruik van een commerciële antigeen serotyperings ELISA-kit gebaseerd op monoclonale antistoffen. Deze test is ontwikkeld door het IZSLER instituut in Italië en in samenwerking met het World Reference Laboratory for FMD (WRLFMD) in Pirbright (UK) uitgebreid gevalideerd. Deze test detecteert zes MKZ-serotypen (SAT3 ontbreekt). Ook SVD ontbreekt, maar deze ziekte is inmiddels niet meer meldings- en bestrijdingsplichtig. Tevens wordt tegenwoordig een zeer gevoelige groepsspecifieke (pan FMD) real-time RT-PCR ingezet. Om definitief te verklaren dat een monster geen virus bevat, is een viruskweek nodig en deze duurt minimaal enkele dagen. Virusisolatie vindt plaats in celculturen van muizen, in lammerniercellen of varkensniercellen. Tevens zijn enkele zeer gevoelige cellijnen ontwikkeld gebaseerd op foetale geitentong cellen (ZZ-R 127 cellijn) of gebaseerd op foetale varkensniercellen met een ingebouwde MKZ receptor (LFBK-αvβ6).
De klauwlaesies (als gevolg van blaren) herstellen vaak niet volledig en kunnen daarom nog zichtbaar zijn. Van dergelijke dieren kan serum worden ingestuurd. De dieren zullen twee weken na het optreden van de klinische symptomen serologisch positief zijn (vaak al na 5-7 dagen na het optreden van de klinische symptomen omdat de incubatietijd erbij opgeteld moet worden). Het virus is dan meestal niet meer aantoonbaar in het bloed, maar bij runderen vaak nog wel in probangmonsters. Echter de concentratie in het probangmonster is dan ongeveer een factor 100.000 lager dan de eerste dagen na infectie. Daarom kunnen probangmonsters niet onderzocht worden met de indirecte sandwich antigeen-ELISA, maar moeten met PCR en/of virusisolatie onderzocht worden. Na circa vier weken is de concentratie in het probangmonster bij de helft van de dieren onder de grens van aantoonbaarheid gedaald. Dieren waarbij na 28 dagen na infectie nog virus kan worden aangetoond in een probang monster (pharyngeaal afschraapsel met sputum) worden beschouwd als dragers. De rol van dragers is langdurig onderwerp van discussie geweest, maar er is geen experimenteel bewijs of bewijs vanuit natuurlijke uitbraken dat dragers in staat zijn het virus over te dragen op gevoelige dieren. Er is overigens een uitzondering: Afrikaanse buffels dragen vaak langdurig diverse virusstammen met zich mee en kunnen wel dusdanig uitscheiden dat ze gevoelige dieren kunnen besmetten. Dit gebeurt dan ook nogal eens op de grens van wildparken waarbij het hekwerk kapot is of niet aanwezig is en er contact kan zijn dus gedomesticeerde herkauwers en Afrikaanse buffels. Dragers krijgen wel antistoffen en zijn op basis van antistoffen niet te onderscheiden van niet-dragers. Ongeveer 50 procent van de runderen wordt drager, virusuitscheiding is intermitterend, maar neemt af met de tijd en is onafhankelijk van de immuunstatus en de vaccinatiestatus. Runderen kunnen tot 3.5 jaar drager blijven, schapen tot 9 maanden, geiten tot 4 maanden en Afrikaanse buffels minstens 5 jaar.
Serologie
Wanneer geen klinische verschijnselen worden waargenomen, moeten serumbloedmonsters van de dieren worden genomen (minimaal 5, liever 10 dieren. Bij voorkeur dieren die ziek geweest zijn). Het aantonen van antistoffen kan met behulp van een virusneutralisatietest en diverse ELISA's. ELISA's voor het aantonen van antistoffen tegen zogenaamde niet-structurele eiwitten (NSP-ELISAs) tonen antistoffen na infectie met alle serotypen aan. ELISA's tegen structurele eiwitten (SP-ELISAs) tonen antistoffen aan na infectie of vaccinatie en zijn serotype-specifiek (met enige mate van kruisreacties, afhankelijk van het serotype en de eventuele vaccinatiehistorie). De antistof-ELISAs zijn goed gevoelig, maar niet zo specifiek als de virus-neutralisatietesten. De test wordt gebruikt als screeningstest en wordt binnen een dag afgelezen. Ongunstige monsters worden geconfirmeerd in de virus-neutralisatietest. Deze test is gevoelig én specifiek, maar ook hierin kunnen kruisreacties optreden. De virus-neutralisatietest duurt drie dagen.
Klinische chemie/haematologie
Niet relevant voor MKZ.
Prevalentie van MKZ
Nederland
Tot 1 januari 1992 werden in Nederland in de stalperiode alle dieren ouder dan 4 maanden verplicht preventief gevaccineerd tegen MKZ type A, O en C. Kalveren ouder dan 4 maanden die in de zomer naar een keuring gingen, werden bij gevaccineerd. Sindsdien volgt Nederland het Europese non-vaccinatiebeleid en is vaccineren verboden. De laatste uitbraken dateren van 1986 en 2001. De laatste preventieve vaccinaties in Nederland werden in 1991 toegediend. In 2001 is in het kader van de bestrijding van de ziekte gevaccineerd in een cirkel van twee kilometer rond uitbraken en in een groter gebied tussen Apeldoorn, Deventer en Zwolle. De gevaccineerde dieren (runderen, varkens, schapen, geiten en herten) zijn later allemaal gedood en gedestrueerd. Dit had tot doel het gebied en daarmee de rest van Nederland weer zo snel mogelijk de MKZ-vrijstatus te laten verkrijgen ten behoeve van de export van de producten van deze dieren. Sinds juni 2001 heeft Nederland weer officieel de MKZ-vrijstatus.
Andere landen
Europa
Tot 1992 werd in de meeste Europese landen gevaccineerd en waren uitbraken al (zeer) lang niet voorgekomen. De dichtstbijzijnde uitbraken zijn al jaren in Turkije. In Thracië wordt al sinds jaar en dag intensief gevaccineerd tegen MKZ en vindt er een intensieve actieve en passieve surveillance plaats om tijdig te kunnen signaleren wanneer het MKZ virus vanuit Anatolië de Bosporus oversteekt.
Uitbraken in Europa sinds 2005 (bron: WOAH en ADNS):
- UK
- augustus 2007: 8 uitbraken (ADNS), vaccinvirus laboratorium Pirbright
- november 2007: vaccinvirus; tweede lek in Pirbright
- Cyprus
- november 2007: vier uitbraken (ADNS)
- Bulgarije
- 2011: uitbraken door wilde zwijnen vanuit Turkije
- Duitsland
- Januari 2025 (FLI)
Landen buiten Europa
Voor gedetailleerde informatie over de verspreiding zie: WOAH: World Animal Health Situation en OIE bulletin.
- Kwartaalrapportages MKZ-situatie via EuFMD en WRLFMD (The Pirbright Institute).
Mond- en klauwzeer is endemisch in delen van Azië, een groot gedeelte van Afrika en het Midden Oosten. In Latijns Amerika worden zones ingesteld en zijn de meeste landen vrij van MKZ, met of zonder vaccinatie. Australië, Nieuw-Zeeland, Centraal en Noord-Amerika en West Europa zijn vrij van MKZ. Maar MKZ is aanwezig in landen grenzend aan de EU (bijvoorbeeld Turkije en Rusland), waardoor waakzaamheid voor introductie in EU landen van groot belang is en blijft. MKZ is in veel ontwikkelingslanden in met name Azië, het Midden Oosten en Afrika nog zeer actief en regelmatig vinden er onverwachte gebeurtenissen plaats. Zo werd Indonesië in 2022 na decennia MKZ-vrij te zijn geweest getroffen door een grote MKZ epidemie. Eind 2022 en heel 2023 vond een grote SAT2-epidemie plaats in de golfstaten, Iraq, Jordanië en Turkije. Dankzij snel handelen van de Turkse autoriteiten en de snelle productie van een passend vaccin bleven de uitbraken in Turkije met name beperkt tot oost en centraal Anatolië. Ook vonden in 2023 SAT1-introducties in Qatar en SAT2-topotype V introducties plaats in Algerije. Zie onderstaande figuur voor een overzicht van recente uitbraken van verschillende serotypen en zogenaamde lineages binnen serotypen. Via kwartaalrapportages en dashboards van EuFMD en FAO kan de actuele MKZ-situatie gevolgd worden.
Aanpak in geval van besmetting
Meldingsplichtig
MKZ is een meldingsplichtige en bestrijdingsplichtige ziekte volgens de diergezondheidsverordening Animal Health Regulation (AHR). Bij afhandeling van verdenkingen en bij de bestrijding zijn de betreffende draaiboeken uitgangspunt en zijn de dan geldende regelgeving en de instructie van NVWA leidend.
Vaccinatie
Vaccinatie is een essentieel onderdeel van de bestrijding en preventie van MKZ. De vrije gebieden in de wereld waren waarschijnlijk nooit vrij geworden zonder de inzet van vaccinatie. Alle MKZ vaccins zijn geïnactiveerde vaccins en de productie moet onder stringente voorwaarden plaatsvinden en is kostbaar. Door de grote mate van variatie en het ontbreken van kruisbescherming tussen serotypen en ook vaak tussen topotypen of lijnen moeten vaccins altijd stammen bevatten die matchen met de veldsituatie. Voor vrije gebieden zijn er zogenaamde vaccinbanken, wat eigenlijk antigeenbanken zijn waarin geïnactiveerd gezuiverd virus tegen verschillende serotypen en lijnen ligt opgeslagen onder vloeibare stikstof. Als de nood aan de man is kan er dan middels contracten met farmaceuten snel vaccin geformuleerd worden. In de EU is het aan de nationale overheid in overleg met Brussel om al dan niet vaccinatie in te zetten. Als er gevaccineerd wordt zal dat vaak gaan om zogenaamde ringvaccinaties met monovalente vaccins die een geïnactiveerde virusstam bevatten die lijkt op de veldstam. Hoogpotente vaccins met veel antigeen per dosis zullen behalve klinische bescherming ook snel leiden tot een sterke reductie van de transmissie, omdat de virusuitscheiding door besmette gevaccineerde dieren al heel snel afneemt. Gezuiverde MKZ vaccins bevatten geen non-structurele eiwitten (NSPs), waardoor ze samen met een NSP ELISA als DIVA vaccin gebruikt kunnen worden. Na vaccinatie zijn er uiteraard wel verplichtingen zoals uitgebreide klinische en serologische screeningen. Er kan gekozen worden voor een vaccinate-to-cull of een vaccinate-to-live strategie. In het laatste geval duurt het hoe dan ook drie maanden langer om de vrije status weer terug te krijgen.
Antibiotica/therapie
In vrije landen zullen bedrijven met MKZ en eventueel contactbedrijven of bedrijven binnen een bepaalde radius van het besmette bedrijf geruimd worden en is er dus geen sprake van therapie/gebruik van bijvoorbeeld pijnstillers en antibiotica. In endemische landen is er meestal geen sprake van ruiming, ook vindt er geen compensatie door de overheid plaats. Daarom worden zieke dieren op allerlei manieren behandeld. Hierbij zijn pijnstillers en “loving tender care” met het aanbieden van zacht voedsel en voldoende drinkwater in de directe nabijheid van de zieke dieren het meest belangrijk. Bij secundaire bacteriële ontsteking, vindt meestal niet plaats in de mond maar wel bij de klauwen, kunnen antibiotica ingezet worden.
Overige maatregelen
De bewaking is gebaseerd op controle aan de buitengrenzen van de EU en op de aangifteplicht. Dat wil zeggen: het zo spoedig mogelijk melden van klinisch verdachte dieren bij het centrale meldpunt van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA). Bij enige verdenking op MKZ moet dit zo spoedig mogelijk worden gemeld. Dit is van zeer groot belang voor de gehele nationale veehouderij. Een practicus die een MKZ-verdenking heeft of een besmetting vaststelt, verlaat het betreffende bedrijf niet en slaat alarm bij het centrale meldpunt van de NVWA (045-5463188). Een dierziekte-bestrijdingsteam (NVWA-dierenarts, GD-dierenarts + practicus) bezoekt het bedrijf om de klinische verschijnselen te beoordelen.
Maatregelen in kader volksgezondheid
Zie Volksgezondheid; MKZ is geen zoönose.
Preventie van MKZ
De preventie is gebaseerd op controle aan de buitengrenzen van de EU en op de aangifteplicht.
Regelgeving
Nederlands recht
Maatregelen worden getroffen op basis van de AHR en EU-regelgeving. Er is een uitgebreid MKZ-draaiboek opgesteld door de NVWA op grond van de wet en Europese regelgeving. De maatregelen die hierin worden omschreven zijn doorgesproken met alle geledingen van het landbouwbedrijfsleven en goedgekeurd door de Tweede Kamer.
Europees recht
MKZ is een meldingsplichtige en bestrijdingsplichte ziekte volgens de Europese diergezondheidsverordening (Animal Health Regulation AHR). Sinds 21 april 2021 valt het voorkomen en bestrijden van dierziekten onder deze Europese verordening. De dierziekten in de Europese Diergezondheidsverordening zijn ingedeeld in de vijf categorieën A, B, C, D en E. Voor alle ziekten uit deze categorieën geldt een meldingsplicht, voor de ziekten uit categorieën A en B geldt daarnaast ook een bestrijdingsplicht. MKZ valt in de categorieën A+D+E.
- Dierziekten van categorie A zijn ziekten die niet in de Europese Unie voorkomen en die lidstaten meteen moeten uitroeien. Bijvoorbeeld mond-en-klauwzeer en varkenspest. Lidstaten moeten deze ziekten snel opsporen, direct bestrijden en besmette bedrijven en de directe omgeving afsluiten.
- Dierziekten van categorie B zijn ziekten die de Europese Unie wil uitroeien. Bijvoorbeeld tuberculose bij koeien, stieren en buffels. Lidstaten moeten deze ziekten daarom verplicht bestrijden. Lidstaten waar de ziekte niet voorkomt moeten maatregelen nemen om vrij te blijven van de ziekte.
- Dierziekten van categorie C zijn ziekten die minder besmettelijk zijn en die de Europese Unie wil indammen. Bijvoorbeeld de ziekte van Aujesky bij varkens en koeiengriep bij runderen. Lidstaten bepalen zelf of ze de ziekte willen uitroeien en of ze bij een uitbraak bedrijven afsluiten om verdere verspreiding te voorkomen.
- Dierziekten van categorie D zijn dierziekten die zich via internationale handelaren, vervoerders of reizigers verspreiden en die de Europese Unie wil indammen. Bijvoorbeeld abortus blauw bij varkens en verkoudheid (mycoplasma) bij kippen. Landen moeten voldoen aan Europese regels voor vervoer van en naar de EU en erbinnen.
- Dierziekten van categorie E zijn dierziekten die in de gaten gehouden moeten worden. Bijvoorbeeld Q-koorts bij geiten en paratuberculose bij runderen. Lidstaten moeten zich houden aan Europese regels om deze ziekten te melden.
Internationaal
De World Organisation of Animal Health (WOAH) is de wereld diergezondheidsorganisatie, gevestigd in Parijs, waar inmiddels 180 landen lid van zijn. De organisatie draagt zorg voor inzichtelijkheid en transparantie van de mondiale dierziekte- en zoönose situatie. De aangesloten landen verplichten zich tot melden van uitbraken van ziekten die op de WOAH dierziektelijst staan. De WOAH heeft een lijst opgesteld (voorheen lijst A en lijst B) met besmettelijke dierziekten, die aangifteplichtig zijn bij de WOAH.
Websites en literatuur
Websites
- www.woah.org
- www.ec.europa.eu
- Beleidsdraaiboek bestrijding Mond-en-klauwzeer April 2023
- www.nvwa.nl
- www.fao.org
- www.dgz.be/ziekte/mond-en-klauwzeer
- www.wur.nl/nl/onderzoek-resultaten/onderzoeksinstituten/bioveterinary-research/dierziekten/virusziekten/mond-en-klauwzeer-mkz.htm
- www.gov.uk/guidance/foot-and-mouth-disease
- https://data.apps.fao.org/catalog/dataset/major-diseases-by-date-empres-i
- www.cfsph.iastate.edu
Literatuur
- Bouma A., Elbers A.R.W., Dekker A., de Koeijer A., Bartels C., Vellema P.; The Foot-and-Mouth disease epidemic in the Netherlands in 2001, Preventive Veterinary Medicine, 2003, 57 (3): 155-166
- Brown C.C., Meyer R.F., Olander H.J., House C, Mebus C.A.; A pathogenesis study of foot-and-mouth disease in cattle, using in situ hybridization. Canadian journal of Veterinary Research, 1992, 56 (3): 189-193
- Terpstra; TvD, 1992; 117: 623 – 626
- M. Holzhauer, J.J. Verhoeff en L. van Wuijckhuise, De klinische verschijnselen van Mond- en Klauwzeer bij de eerste bevestigde gevallen op vijf bedrijven in Nederland, Tijdschrift voor Diergeneeskunde 2001, 126, 282-285
- Rivera AM, Sanchez-Vazquez MJ, Pituco EM, Buzanovsky LP, Martini M, Cosivi O. Advances in the eradication of foot-and-mouth disease in South America: 2011-2020. Front Vet Sci. 2023 Jan 9;9:1024071
- Sarry M, Romey A, Lefebvre D, Benfrid S, Dufour B, Durand B, Zanella G, De Regge N, Zientara S, Bakkali Kassimi L, Blaise-Boisseau S. Le virus de la fièvre aphteuse : transmission, pathogenèse, diagnostic et surveillance [Foot and mouth disease virus: transmission, pathogenesis, diagnosis and surveillance]. Virologie (Montrouge). 2022 Sep 1;26(5):355-373
- González Gordon L, Porphyre T, Muhanguzi D, Muwonge A, Boden L, Bronsvoort BMC. A scoping review of foot-and-mouth disease risk, based on spatial and spatio-temporal analysis of outbreaks in endemic settings. Transbound Emerg Dis. 2022 Nov 16
- Lu Z, Yu S, Wang W, Chen W, Wang X, Wu K, Li X, Fan S, Ding H, Yi L, Chen J. Development of Foot-and-Mouth Disease Vaccines in Recent Years. Vaccines (Basel). 2022 Oct 28;10(11):1817
- Brown E, Nelson N, Gubbins S, Colenutt C. Airborne Transmission of Foot-and-Mouth Disease Virus: A Review of Past and Present Perspectives. Viruses. 2022 May 9;14(5):1009
- Compston P, Limon G, Häsler B. A systematic review of the methods used to analyze the economic impact of endemic foot-and-mouth disease. Transbound Emerg Dis. 2022 Sep;69(5):e2249-e2260
- EFSA Panel on Animal Health and Welfare (AHAW); Nielsen SS, Alvarez J, BicoutDJ, Calistri P, Canali E, Drewe JA, Garin-Bastuji B, Gonzales Rojas JL, Gortázar Schmidt C, Herskin M, Michel V, Miranda Chueca MÁ, Padalino B, Pasquali P, Sihvonen LH, Spoolder H, Ståhl K, Velarde A, Viltrop A, Winckler C, De Clercq K, Gubbins S, Klement E, Stegeman JA, Antoniou SE, Aznar I, Broglia A, Papanikolaou A, Van der Stede Y, Zancanaro G, Roberts HC. Scientific Opinion on the assessment of the control measures for category A diseases of Animal Health Law: Foot and Mouth Disease. EFSA J. 2021 Jun 8;19(6):e06632
- Wong CL, Yong CY, Ong HK, Ho KL, Tan WS. Advances in the Diagnosis of Foot-and-Mouth Disease. Front Vet Sci. 2020 Aug 21;7:477