- Home
- Diergezondheid
- Dierziekten
- Ziekte-van-Aujeszky
Ziekte van Aujeszky
De Ziekte van Aujeszky (Pseudorabies virus) is een meldingsplichtige dierziekte ingevolge de Animal Health Regulation (Wet Dieren 2016/429, Annex 2 2018/1629, lijst C+D+E 2018/1882). Sinds 1 januari 2009 heeft Nederland op grond van Richtlijn 64/432/EEG de Artikel 10 status voor de Ziekte van Aujeszky. Elke klinische verdenking moet worden gemeld bij de NVWA via het Centraal meldpunt Dierziekten: (045) 546 31 88. Bij afhandeling van verdenkingen en bij de bestrijding zijn de NVWA draaiboeken uitgangspunt en zijn de dan geldende regelgeving en de instructie van NVWA leidend.
Veterinair kennisdossier Ziekte van Aujeszky
- Algemeen
- Verschijnselen
- Diagnostiek
- Aanpak besmette bedrijven
- Preventie
- Regelgeving
- Websites / literatuur
Hoofdstuk 1. Algemeen
1.1. Definitie
De Ziekte van Aujeszky (ZvA) wordt veroorzaakt door het Aujeszky-virus (ADV) of Suid alphaherpesvirus 1 (SHV-1), genoemd naar de Hongaarse dierenarts Aladár Aujeszky die in 1902 het agens aantoonde in onder andere een hond. In de Engelstalige literatuur wordt doorgaans gesproken over Pseudorabiesvirus (PRV), dit naar aanleiding van het klinische beeld dat gelijkenis kan vertonen met rabiës. In 1849 werd de benaming Pseudorabiës al gebruikt in Zwitserland.
Honden en herkauwers krijgen door de infectie met Ziekte van Aujeszky virus een verlamming van de keelspieren waardoor het slikken niet meer lukt. De dieren gaan speekselen en vandaar de gelijkenis met rabiës.
Het (wilde)varken is de enige natuurlijke gastheer van het virus en veruit de belangrijkste bron van verspreiding ervan. Na een infectie blijft het virus vermoedelijk levenslang latent in het varken aanwezig, in zenuwknopen (o.a. ganglion trigeminale) en tonsillen. In hoeverre en onder welke omstandigheden het virus opnieuw uitgescheiden kan worden, is niet bekend. De ziekte is in 1813 voor het eerst beschreven bij het rund. Het voornaamste verschijnsel was extreme pruritus (“Mad Itch”).
Alleen besmette varkens (inclusief wilde zwijnen) kunnen het virus overbrengen. Vrijwel alle andere zoogdieren zijn vatbaar voor infecties, maar scheiden het virus niet uit (zogenaamde eindgastheer).
1.2. De veroorzaker
Het Aujeszky-virus (ADV) is een Alfa herpes virus en is 150 – 180 nm groot.
Het is nauw verwant aan BHV-1 (IBR) en EHV-1 (respiratieproblemen en verwerpen bij het paard) en Varicella-Zoster virus (humaan herpes virus type 3; waterpokken en gordelroos).
ADV-isolaten zijn serologisch niet van elkaar te onderscheiden, doch kunnen sterk in virulentie en mate van virus-uitscheiding verschillen.
Het genoom bestaat uit een lineair dubbelstrengs-DNA molecuul, omgeven door een envelop. In de envelop bevinden zich voor de replicatie zowel essentiële als niet-essentiële glycoproteïnen. Detectie van antistoffen tegen of PCR-detectie van genen voor het glycoproteïne gE kunnen als marker dienen van natuurlijk geïnfecteerde dieren.
Belangrijke virulentiefactoren:
- Het enzym thymidine-kinase (TK), van belang voor replicatie van het virus in het centraal zenuwstelsel
- Het gE-glycoproteine speelt een rol bij het vrijkomen van virionen uit geïnfecteerde cellen, de fusie tussen geïnfecteerde en niet-geïnfecteerde cellen en cel-tot-cel-verspreiding van virionen in het zenuwstelsel.
Het verwijderen van gE en TK uit het genoom zal resulteren in een reductie van virulentie en het niet meer latent aanwezig zijn van het vaccinvirus (Mettenleiter, van Oirschot, 1999).
1.3. Gevoelige diersoorten
Naast varkens zijn onder andere herkauwers (tot 100% mortaliteit met verschijnselen van jeuk en encefalitis), honden, katten, knaagdieren en vossen gevoelig voor het virus. Dit zijn "dead end hosts” (EFSA, 2017) die het virus niet uitscheiden. Paarden zijn nauwelijks gevoelig. Er zijn enkele gevallen bij paarden beschreven die altijd met de dood eindigden en het is experimenteel gelukt – na infectie met een hoge virus dosis - om de postulaten van Koch te vervullen (Kimman et al. 1991).
Er zijn twee gevallen gepubliceerd van een infectie met ADV bij mensen waarbij infectie bij het ene geval in een ernstige encephalitis (Yang et al, Front. Neurol. 2019) en in het andere geval in een endophtalmitis (Ai et al., Emerg. Inf. Dis. 2018) resulteerde.
1.4. Volksgezondheid
De mens is over het algemeen ongevoelig voor het virus. Desalniettemin zijn er twee case reports uit China met een infectie met ADV (zie boven).
1.5. Overleving
Het virus is stabiel bij een pH tussen de 5 en 9, het is goed gevoelig voor desinfectantia en erg gevoelig voor uitdrogen en zonlicht. Het virus overleeft goed in koude en vochtige omstandigheden
Als vlees na slachten een pH heeft van boven de 5 kan het vlees nog virus bevatten.
In mest kan het virus lang overleven: weken tot maanden, zeker bij lagere temperaturen.
Het virus wordt geïnactiveerd bij 60ºC in 30-60 minuten, bij 80ºC in 3 minuten en bij 100ºC in 1 minuut.
Matrix |
Overleving |
Binnen het dier |
|
Neus swabs |
Tot 12 dagen |
Oropharyngeale swabs |
Tot 25 dagen |
Vaginaal secreties |
Tot 12 dagen |
Voorhuid secreties |
Tot 12 dagen |
Melk |
Tot 2-3 dagen |
Rectale swabs en urine (maar niet mest) |
Tot 10 dagen |
Omgeving |
|
Hooi (zomer) |
30 dagen |
Hooi (winter) |
40 dagen |
(Drijf) mest(zomer) |
1 maand |
(Drijf) mest (winter) |
2 maanden |
Grond |
5-6 weken |
Tabel 1: periode dat Aujeszky-virus infectieus blijft
1.6 Desinfectie
Gebruikelijke desinfectiemiddelen zijn effectief tegen het Aujeszky-virus (bijv. 2% NaOH, chloorhexidine, quaternaire ammonium-verbindingen). Mits de juiste voorreiniging, concentratie, temperatuur en inwerkingstijd in acht wordt genomen.
Hoofdstuk 2. Verschijnselen
2.1. Klinisch beeld
Algemeen
De incubatietijd bedraagt 1-8 dagen, maar kan oplopen tot 3 weken. Bij jonge dieren is de incubatietijd het kortst. Voor andere diersoorten dan het varken kan het ziektebeeld peracuut zijn en de incubatieperiode 2-3 dagen.
In het lichaam wordt het virus verspreid via de bloed-, lymfe- en zenuwbanen. Varkens kunnen drager zijn en virus-uitscheider worden zonder dat zich klinische verschijnselen openbaren (latente drager).
Klinische verschijnselen:
De klinische verschijnselen zijn afhankelijk van de virulentie van het virus en de leeftijd van het varken en variëren van subklinisch tot ernstig. Hoge koorts, lusteloos, dyspneu, speekselen, braken en trillen zijn algemeen ziekteverschijnselen die kunnen passen bij de Ziekte van Aujeszky.
Verschijnselen per leeftijdscategorie:
- Zuigende biggen: Snel verloop, ernstige zenuwverschijnselen (trillen, ataxie, krampen, verlammingen, fietsen, opisthotonus, nystagmus t.g.v. de encefalitis), koorts, hoge mortaliteit (tot 100%).
- Gespeende biggen: Trager verloop dan bij zuigende biggen, sterk verminderde voeropname, lusteloosheid en slapen, (geringe) koorts, niezen, hoesten, neusuitvloeiing, bemoeilijkte ademhaling, zenuwverschijnselen en hoge mortaliteit (5 – 30%).
- Vleesvarkens: Hoge koorts (41º C), sterk verminderde voeropname, lusteloosheid en slapen zijn de voornaamste verschijnselen. Daarnaast respiratoire aandoeningen (hoesten, niezen, dyspneu, neusuitvloeiing) en sterfte (meestal minder dan 5%) en secundaire infecties (App, bacteriële infecties).
- Zeugen: Koorts en geringe respiratoire verschijnselen, niet vreten. Bij dragende zeugen vooral abortus, doodgeboorten en mummies en een verhoogd percentage terugkomers.
- Beren: Koorts, geringe respiratoire verschijnselen, soms onvruchtbaarheid en primaire morfologische afwijkingen van spermacellen.
- Overige gevoelige diersoorten: De verschijnselen zijn hier doorgaans neurologisch van aard. Het meest opvallende verschijnsel bij rundvee en schapen is hevige jeuk, zich uitend in heftig likken of schuren, vaak met zelf-mutilatie tot gevolg. De heftige jeuk komt meestal tot uiting vlak bij de plek waar het virus het dier is binnengekomen.
Katten op een varkensbedrijf kruipen weg. Bij honden kunnen jeukverschijnselen met heftig schuren worden waargenomen. Sterfte na aanvankelijke jeuk is een opvallend verschijnsel in andere diersoorten dan het varken.
Bij paarden zijn naast hoge koorts ernstige neurologische verschijnselen gerapporteerd zoals excessief zweten, spiertrillingen, ataxie, spastische gangen, blindheid, manische perioden, excitatie of depressie, niet meer reageren op stimuli, uitputting en desoriëntatie leidend tot euthanasie. Bij paarden is in tegenstelling tot andere eindgastheren geen jeuk gerapporteerd (van den Ingh 1990, Kimman 1991)
2.2. Morbiditeit/mortaliteit
Afhankelijk van de leeftijd van de varkens varieert de mortaliteit van minder dan 5% (vleesvarkens) tot 100% (zuigende biggen). In oudere dieren is de mortaliteit afhankelijk van optreden van co-infecties.
In andere gevoelige dieren, zijn de morbiditeit en mortaliteit vrijwel 100% en treedt de sterfte meestal al binnen enkele dagen op. Bij twee paarden die experimenteel geïnfecteerd werden via de neus en conjunctiva werd koorts waargenomen op 7 dagen na infectie met vervolgens snelle ontwikkeling van de hierboven beschreven neurologische symptomen leidend tot sterfte of euthanasie op respectievelijk 9 en 10 dagen na inoculatie (Kimman 1991).
2.3 Uitscheiding van het virus
Via direct contact tussen varkens en via de lucht (over meerdere kilometers en vooral bij mist en bij koud weer) is infectie eenvoudig mogelijk. De infectie komt hoofdzakelijk langs oro-nasale weg tot stand, via aerogene verspreiding of door opname van besmet materiaal. Diverse publicaties spreken over uiteenlopende afstanden waarover het virus zich succesvol kan verspreiden, tot 80 km wordt wel genoemd (Hu et al., 2023). Ook besmetting via het geslachtsapparaat (besmet sperma) is mogelijk. Daarnaast is verticale transmissie mogelijk.
Indirecte overdracht van het virus is mogelijk via mest, materialen, bezoekers en veewagens.
Het virus is aantoonbaar in zenuwweefsel, tonsillen, melk (biest) en sperma.
Na het doormaken van de ziekte kan het varken het virus nog maanden lang uitscheiden. Varkens kunnen latent drager worden van het virus en actieve uitscheider worden in tijden van stress (transport, hitte etc) of hormonale veranderingen (dracht, werpen). Het virus wordt dan gereactiveerd. Andere besmette diersoorten scheiden het virus niet uit.
2.4 Differentieel diagnose
- Zuigende biggen: PRRS, hypoglycaemie, AVP/KVP, EMC, PCV2
- Gespeende biggen: Influenza, PRRS, stalgassen, AVP/KVP, zoutintoxicatie
- Vlees/opfokvarkens: Influenza, PRRS, stalgassen, AVP/KVP, zoutintoxicatie
- Zeugen: Influenza, Parvo, vlekziekte, AVP/KVP, zoutintoxicatie
Onderscheid met DDx In andere diersoorten
In het onderscheid met hondsdolheid bij andere diersoorten valt op dat carnivoren in geval van ZvA geen agressiviteit tonen en herkauwers geen hydrofobie vertonen. De respiratoire verschijnselen bij ZvA komen niet typisch voor bij hondsdolheid. In geval van ZvA zijn gastheren vaak dorstig, terwijl dieren die lijden aan rabiës hydrofobie kunnen vertonen. Er zijn overigens ook rapporten van met rabiës geïnfecteerde varkens die geen hydrofobie vertoonden.
Hoofdstuk 3. Diagnostiek
3.1. Pathologie
Macroscopisch wordt vaak een volle blaas gezien bij varkens die achteraf ZvA bleken te hebben. Het virus geeft verder minimale typische macroscopische laesies. In geval van de bevinding van diffuus verspreide miliaire necrosehaardjes in de lever is een ernstige ZvA verdenking.
Histologisch kunnen gevonden worden: laesies (necrosehaardjes, kleine witte puntjes) in centraal zenuwstelsel, kerato-conjunctivitis, sereuze tot fibrino-necrotische rhinitis/laryngitis/tracheitis of necrotische tonsillitis. Ook placentitis bij zeugen met abortus wordt gezien.
Bij sectie wordt bij runderen vrijwel alleen oedeem, stuwing en bloedingen in de ruggenmerg gezien, vaak in dat deel wat het met jeuk aangedane gebied innerveert. Hier kunnen ook microscopische laesies van cel infiltratie en neuronale degeneratie worden gezien.
Bij de in de literatuur beschreven paarden werden – behalve trauma opgedaan ten gevolge van de ernstige neurologische symptomen – met name in de cortex van het centrale zenuwstelsel uitgebreide neuronale necrose, gliose, mononucleaire perivasculaire cuffing en proliferatie van endotheelcellen waargenomen. Astrocyten bevatten regelmatig eosinofiele intranucleaire insluitlichaampjes. Tevens werd het PRV antigeen in diverse cellen van het CZS aangetoond met behulp van immunohistochemie en werd het PRV DNA in diverse cellen van het CZS met behulp van in situ hybridisatie aangetoond.
3.2. Isolatie van het virus
Virusdetectie (PCR) levert een snelle diagnose. Bij experimentele infecties is vastgesteld dat virus gevonden kan worden in:
- Serum: 1 - 7 dagen na infectie (laag niveau)
- Neusswabs: 8 - 17 dagen na infectie
- Keelswabs: 18 - 25 dagen na infectie
- Melk: 2 - 3 dagen na infectie
- Rectale swabs: tot 10 dagen na infectie
- Ejaculaat en vaginavocht: tot 12 dagen na infectie
Voor het opsporen van latente dragers is virusisolatie (PCR) in het ganglion trigeminale, de bulbus olfactorius en de tonsillen de beste optie. Volgens het Draaiboek ZvA verdenking worden keelswabs (PCR, max 10) en serummonsters (ELISA, max 59. 95% betrouwbaarheid bij prevalentie 5%) verzameld op het klinisch verdachte bedrijf of contactbedrijf.
Bij andere diersoorten dan het varken kan ook virusisolatie gebruikt worden voor de diagnose. Bij rundvee is het zinvol om dat deel van de ruggenmerg wat het jeukende gebied innerveert te bemonsteren of de huid en subcutane weefsel van het jeukende gebied zelf. Volgens het Draaiboek ZvA verdenking moet het verdachte kadaver of de kop opgestuurd worden naar WBVR voor diagnostiek.
3.3. Serologie
Voor antistofdetectie zijn in Nederland de gangbare testen de gE-Elisa om antistoffen tegen het veldvirus aan te tonen en gB-Elisa of VNT (virusneutralisatie-test) voor antistoffen tegen het veldvirus en het vaccin. Antistoffen kunnen gedetecteerd worden vanaf 7-10 dagen na besmetting.
Er zijn DIVA vaccins beschikbaar, dus onderscheid tussen gevaccineerde en geïnfecteerde dieren is mogelijk. Het WBVR is in Nederland het aangewezen referentielab voor diagnostiek aangaande ZvA.
Serologie is geen goede methode om latente drager dieren op te sporen. Mogelijk reageren deze dieren niet in de serologie (non-responders).
Serologie is gezien het snelle verloop bij andere diersoorten dan het varken meestal niet zinvol, omdat in vrijwel alle gevallen sterfte optreedt voordat een serologische respons gemeten kan worden. Twee experimenteel geïnfecteerde paarden leefden echter lang genoeg om een neutraliserende antistofrespons tegen PRV te ontwikkelen.
Test |
Sensitiviteit (95%CI) |
Specificiteit (95%CI) |
Doelstelling |
Matrix |
Referenties |
|
Virus isolatie |
NA |
100% |
Diagnostiek bij kliniek |
Secreties of organen. |
OIE, 2012 |
|
gB PCR |
94.6% (92.3-96.4) |
71% |
Diagnostiek bij kliniek |
Secreties of organen |
Zanella et al., 2012* |
|
gE PCR |
94.6% (92.3-96.4) |
79.3% (79.2-84.7)c |
Diagnostiek bij kliniek |
Secreties of organen |
Zanella et al., 2012* |
|
VNT |
NA |
NA |
Verplicht voor internationale handel. Diagnostiek in latente gevallen |
Referentie methode voor serologie |
OIE, 2012 |
|
I- or C-ELISAa,b |
96-99% |
96-99% |
Verplicht voor internationale handel. Diagnostiek in latente gevallen |
Serum, bloed, melk, vlees exsudaat |
Le Potier, 2016 |
|
gE LAT |
95.76% |
96.77% |
Screening |
Serum |
Yong et al., 2005 |
|
ADV LAT |
97.17% |
95.16% |
Screening |
Serum |
Yong et al., 2005 |
Tabel 1: Beschikbare methodes voor de diagnostiek van ZvA
- PCR = polymerase chain reaction
- VN = virus neutralisatie test
- I- or C-ELISA = indirect/competitieve enzyme-linked immunosorbent assay
- LAT = latex agglutinatie test
- NA = not available.
- a In regio’s waar varkens gevaccineerd zijn met gE-deletie vaccins, laten de gE-PCR, -ELISA en –LAT gE kits verschillen zien tussen geïnfecteerde en gevaccineerde dieren. In Nederland worden alleen de gE-ELISA en gB-ELISA gebruikt.
- b vorming van antistoffen na 7 - 14 dagen
- c afhankelijk van het type van PCR (gB of gE PCR)
- * alleen van neusswabs in experimentele studies.
Hoofdstuk 4. Prevalentie
4.1. Nederland
Nederland is vrij van de Ziekte van Aujeszky. Vaccineren is niet toegestaan (art. 10 status).
4.2. Andere landen in Europa
In Noord Frankrijk is op 1 februari 2024, 40 km van de Belgische grens (Macquigny) op een bedrijf met gehouden varkens nog ZvA aangetoond. Frankrijk maakt vaker bij de WOAH melding van ZvA gevallen, met name in zuidelijk Frankrijk (bijv. in januari 2024, december 2023, oktober 2023, september 2023 en februari 2023). In diverse zuidelijke departementen betrof het zowel wilde varkens als gehouden varkens (bedrijven met 23-200 varkens).
In januari 2023 is in Zuid Frankrijk nog melding gemaakt aan de WOAH van ZvA op een bedrjif met gehouden varkens. In januari en februari 2022 werden nog twee uitbraken gemeld bij wilde zwijnen en in maart 2022 een melding van ZvA op een bedrijf met gehouden varkens.
In 2021 zijn op 2 plaatsen in Frankrijk en op 1 plaats in Finland antistoffen gevonden tegen Aujeszky bij wilde zwijnen. Dit verandert niets aan de status van deze landen. In Frankrijk is op 6 april 2020 een uitbraak geconstateerd onder wilde zwijnen in midden Frankrijk (in de regio Auvergne-Rhone-Alpes). Er werden 2 wilde zwijnen positief getest op antistoffen tegen de Ziekte van Aujeszky. Er waren in totaal 108 wilde zwijnen, welke gehouden werden voor jachtdoeleinden: 3 beren, 15 zeugen en 90 biggen. De bron van de infectie was waarschijnlijk in het wild lopende wilde zwijnen die door het hek contact hebben gehad met deze gehouden zwijnen. In Frankrijk zijn eerder gevallen van Aujeszky gevonden, zo werd in december 2019, in Zuidwest Frankrijk, een besmetting gevonden op een bedrijf met buiten gehouden gedomesticeerde varkens, die vermoedelijk ook besmet zijn geraakt door contact met wilde zwijnen. Dat zelfde werd ook in april 2019 geconstateerd op twee aan elkaar verbonden bedrijven met buiten gehouden vleesvarkens in het zuiden van Frankrijk.
De Franse autoriteiten hebben volgens WOAH advies gebiedsbeperkingen ingevoerd en controle op transportbewegingen geïntensiveerd. Aangetaste bestanden zijn geruimd.
Bioveiligheidsmaatregelen werden benadrukt volgens de ministeriële bioveiligheidsmaatregel van 16 oktober 2018, zoals hekken om bedrijven met gehouden varkens om contact met wilde varkens te voorkomen. Het verbod op voeren van keukenafval en slachtafval van wilde zwijnen is onverminderd van kracht.
Het Europese Animal Disease Information System (ADIS) meldt ook een enkele uitbraak van ZvA in Polen op 29 september 2023. Verdere details zijn hier over nog niet bekend gemaakt door de WOAH.
Frankrijk behoudt haar ZvA vrije status omdat volgens de WOAH richtlijnen de prevalentie van bedrijven de 1% norm in de afgelopen 3 jaar niet overschreden heeft.
Tsjechië heeft nog meldingen gemaakt van geïnfecteerde jachthonden met ZvA in 2022 en 2023 (ProMed).
Hoofdstuk 5. Aanpak besmette bedrijven
5.1. Vaccinatie
In Nederland is vaccinatie verboden sinds 1 januari 2007.
5.2. Antibiotica
Antibiotica zijn niet werkzaam tegen Aujeszky-virus
5.3. Overige maatregelen
Als een geval van infectie met Aujeszky-virus voorkomt in een vrij land/zone, legt EU een volledige ruiming van de besmette varkensstapel op (Regulation (EU) No 2016/429). Ook in de directe omgeving is serologische screening noodzakelijk.
Een incidenteel geval, èn als de tussenbedrijfprevalentie <1% blijft, hoeft geen gevolgen te hebben voor de officiële ziekte-vrij status van een land.
In endemische geïnfecteerd landen met een eradicatieprogramma, vindt vaccinatie met een gE deletie vaccin plaats. Vervolgens worden serologisch positief geteste dieren verwijderd.
Hoofdstuk 6. Preventie
6.1. Biosecurity
Preventie van insleep is alleen mogelijk door het aankopen van ADV-vrije dieren. Gezien de verspreiding van het virus door de lucht zal behandeling van binnenkomende lucht (filtering) ook invloed hebben.
Om te voorkomen dat andere diersoorten besmet raken met het Aujeszky virus, dient contact met potentieel geïnfecteerde varkens (inclusief wilde zwijnen en weefsels of karkassen van varkens) voorkomen te worden. Rauw vlees van geïnfecteerde varkensachtigen dient niet gevoerd te worden aan carnivoren.
Vaccinatie dient te gebeuren met vaccins die minstens even effectief zijn als de gE TK-negatieve 783 stam, opgelost in een olie-in-water adjuvans (gouden standaard). In landen met een zogenaamde artikel 10 status is vaccinatie niet toegestaan.
Er zijn voor andere diersoorten dan varkens geen vaccins beschikbaar; er is zelfs beschreven dat de verzwakte virussen uit het varkensvaccin bij sommige diersoorten tot de ziekte kunnen leiden.
6.2. Persoonlijke beschermingsmiddelen voor de mens.
Het Aujeszky-virus is voor de mens ongevaarlijk. Bij bedrijfsbezoeken in het kader van verdenkingen of uitbraken is het wel aan te raden om mondkapjes te gebruiken om de stofbelasting van de longen te verminderen dan wel te voorkomen. Indien bloedmonsters afgenomen moeten worden is het gebruik van gehoorbescherming noodzakelijk.
Hoofdstuk 7. Regelgeving
- ZvA is een aangewezen besmettelijke dierziekte volgens Bijlage 9 en artikel 6.3 van de Regeling Houders van Dieren. ZvA is in de diergezondheidsverordening (Animal Health Regulation) opgenomen en geclassificeerd als een lijst C(+D+E) ziekte. 2018/1882 en 2020/689 (4.2.2.4.) zijn dan ondermeer van toepassing.
Nederland is vrij van ZvA volgens EU uitvoeringsverordening 2021/620(Annex VI (pag. 23).
Vaccinatie is in Nederland sinds 1 januari 2007 niet meer toegestaan (overgang van art 9 naar artikel 10 status (vrij zonder vaccinatie) (art. 3b.3 Regeling houders van Dieren).
Monitoring
Elke 4 maanden moet bloed onderzoek plaatsvinden, de gebruikte test is de gB-ELISA. Hieronder staat weergegeven hoeveel monsters er nodig zijn (Besluit Houders van Dieren 2.27q en 2020/689 (4.2.2.4.)).
B-, D- en F-bedrijven (bron RVO website):
- 31 of meer varkens: 3 monsters per trimester
- 30 of minder varkens: geen onderzoek benodigd voor de Ziekte van Aujeszky
A-, C- en E-bedrijven:
- 31 of meer varkens: 12 monsters per maand
- 11 tot en met 30 varkens: 9 monsters per maand
- 7 tot en met 10 varkens: 7 monsters per maand
- 1 tot en met 6 varkens: maandelijks alle varkens te onderzoeken
Voor A-bedrijven geldt bovendien dat wanneer zij varkens aanvoeren die in quarantaine gehouden moeten worden dat er geen gB antistoffen worden aangetoond voordat de dieren bij de rest van het bestand worden gevoegd (bron: Staatsblad 2021, 169 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen (officielebekendmakingen.nl) art 2.27h).
Op grond van de Diergezondheidsverordening gelden regels ter bestrijding (transport, aan- en afvoeren, insemineren, destructie e.d.). Verdenkingen dienen gemeld te worden bij de NVWA ambtenaar. Ook geldt een meldingsplicht van aangewezen ziekten voor resp. varkenshouder en dierenarts. Op grond van de aangifteplicht zijn de veehouder of zijn dierenarts verplicht een geval van de Ziekte van Aujeszky te melden bij het centrale meldpunt dierziektebestrijding van het Ministerie van LNV.
NVIC: 045-5463188
Hoofdstuk 8. Websites en literatuur
- WOAH: http://www.woah.int/
- World Organization Animal Health (opvolger van OIE): http://www.woah.int
- EU: http://www.ec.europa.eu/
- Center for Food Security and Public Health: http://www.cfsph.iastate.edu/
- Herkauwers
- Paarden
- Virus infections of equines, 1996, edited by M.J. Studdert
- Sehl J and Teifke JP Comparative pathology of pseudorabies in different naturally and experimentally infected species – a review. Pathogens 2020; 9: 633
- Van den Ingh TS, Binkhorst GJ, Kimman TG et al. Aujeszky’s disease in a horse. Zentralbl Veterinarmed B 1990; 37: 532-538.
- Kimman TG, Binkhorst GJ, van den Ingh TS et al. Aujeszky’s disease in horses fulfils Koch’s postulates. Vet Rec 1991;128: 103-106.