Zoomfunctie

Moeite met het lezen van de tekst? Vrijwel alle populaire browsers geven u controle over hoe groot websites worden weergegeven.

  • Windows
    Mac OS
  • Zoom in
  • Zoom uit
  • Zoom 100%
  • Muiswiel op / neer

Campylobacteriose

Campylobacteriose is gedefinieerd als het geheel van ziektebeelden dat veroorzaakt kan worden door Campylobacter spp. Veterinair gezien is van belang: de enzoötische steriliteit bij het rund, de campylobacter-abortus bij het rund en het schaap en de terminale ileitis bij het lam, de big en andere dieren. Verder is campylobacteriose van belang als zoönose. Campylobacteriose is een meldingsplichtige ziekte volgens artikel 100 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren. Een aangetoonde infectie dient te worden gemeld bij de NVWA. Elke verdenking van de ziekte dient te worden gemeld bij de NVWA.

 

Dierziekte informatie Campylobacteriose

  1. Verschijnselen
  2. Diagnose
  3. Prevalentie
  4. Aanpak besmette bedrijven
  5. Preventie
  6. Regelgeving
  7. Websites en literatuur

De kiem

Campylobacterspecies zijn Gram-negatieve,  spiraalvormige bacteriën. Met een flagel kunnen ze zich verplaatsen. Campylobacterspecies zijn microaërofiel tot facultatief anaëroob (Cornelisse, 1988; BonDurant, 2005; Anon, 2008b).

Gevoelige diersoorten

Vele diersoorten zijn gevoelig voor campylobacteriose, waaronder kippen, runderen, honden, katten, schapen, varkens, paarden en mensen. Bij stieren neemt de gevoeligheid voor Campylobacter fetus ssp venerealis toe met de leeftijd, door vorming van crypten rondom de fornix preputiae (Hoffer, 1981; BonDurant, 2005).

Volksgezondheid

In Nederlands onderzoek werd Campylobacter jejuni gevonden in 11% van de humane diarreepatiënten. De verschijnselen zijn wisselend. Naast diarree en darmkrampen worden hoofdpijn, spierpijn en koorts gemeld. Naast een enteritis kan C jejuni een bacteriemie veroorzaken, evenals lokale ontstekingsprocessen (Cornelisse, 1988).

Infecties tussen mensen onderling, voornamelijk tussen kinderen, zijn mogelijk. Veel belangrijker is echter direct contact met dieren en met voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong. Pluimvee is verreweg de belangrijkste infectiebron voor de mens. De belangrijkste infectieroute van schapen naar de mens is direct contact. De belangrijkste infectieroute van runderen naar de mens is consumptie van ongepasteuriseerde melk en van vlees (Altekruse et al., 1994; Altekruse et al., 1998).

Normale persoonlijke beschermingsmaatregelen (latex handschoenen, bedrijfskleding, handdesinfectie) zijn bij klinisch onderzoek en behandeling van geïnfecteerde runderen afdoende.

Overleving

Campylobacter spp. kunnen slecht tegen warmte en droogte, maar kunnen overleven in vochtige omstandigheden. C. fetus kan in vloeibare mest 24 uur overleven en in grond 20 dagen. C. jejuni kan enkele weken overleven in vochtige omstandigheden bij 4 °C, maar slechts enkele dagen bij kamertemperatuur. C. jejuni kan tot 9 dagen overleven in mest, 3 dagen in melk en 2 tot 5 dagen in water (Anon, 2008b).

Desinfectie

Campylobacter spp. zijn gevoelig voor veel desinfectantia, waaronder 1% natriumhypochloriet, 70% ethanol, 2% glutaaraldehyde, desinfectantia op jodiumbasis en formaldehyde. Ook vochtige hitte (121 graden Celsius gedurende tenminste 15 minuten) en droge hitte (160 tot 170 graden Celsius gedurende een uur) zijn afdoende. Campylobacters zijn ook gevoelig voor gammastraling en UV-straling (Anon, 2008b).


Verschijnselen van campylobacteriose

Campylobacteriose omvat de ziektebeelden die door Campylobacter spp worden veroorzaakt. De meeste infecties met Campylobacter spp. leiden niet tot klinische verschijnselen. Dit is mede afhankelijk van de Campylobacter spp en de geïnfecteerde diersoort (LCI/RIVM richtlijn infectieziekten 2008).

Klinische verschijnselen

Klinische symptomen bij herkauwers

C. fetus ssp venerealis kan bij runderen enzoötische steriliteit veroorzaken. De incubatietijd is (bij vaarzen) drie tot vier weken. In de meeste gevallen treedt vroegembryonale sterfte op. Indien sterfte optreedt vóór maternale recognitie, dan gaat het om regelmatige terugkomers. Vaak (70% - 80%) treedt sterfte echter wat later op en komen runderen rond dag 30 weer in oestrus (Arthur et al., 1996). Dit kan gepaard gaan met een lichte vaginitis. De volgende oestruscycli zijn dan verlengd en onregelmatig, totdat de fertiliteit na maximaal 15 weken weer normaliseert. Vaarzen vertonen vaker infertiliteit dan koeien. Van dieren die wel drachtig worden van de dekking waarbij besmetting plaatsvindt, aborteert 10% tot 20%. Op koppelniveau is de fertiliteit meestal weer normaal binnen twee tot drie jaar (Arthur et al., 1996). Besmette stieren vertonen geen symptomen.

C. fetus ssp fetus veroorzaakt voornamelijk abortus bij schapen en soms bij runderen. De incubatietijd bedraagt twee tot drie weken. Abortus treedt meestal op als koppelprobleem; gemiddeld 20% (maximaal 60%) van de schapen in het koppel aborteert. Abortus treedt meestal op wanneer de schapen 3 – 5 maanden drachtig zijn. Na abortus wordt enige tijd uitvloeiing gezien.

C. jejuni komt voor in de tractus digestivus van verschillende diersoorten (waaronder runderen en schapen) en zou bij sommige diersoorten een pathogene betekenis hebben. Bij lammeren kan C. jejuni een terminale ileitis veroorzaken. Deze lammeren rekken zich veelvuldig uit en worden daarom wel ‘rekkers’ of ‘strekkers’ genoemd (Vellema en de Lange, 1994).

C. jejuni is aanwezig op alle rundveebedrijven. De meeste case-control studies laten geen associatie zien tussen de infectie en het optreden van kalverdiarree (Scott et al., 2004). C jejuni kan abortus veroorzaken bij schapen.

Klinische symptomen bij de mens

C. fetus ssp fetus veroorzaakt incidenteel een sepsis bij de mens en kan abortus bij de mens veroorzaken. C. jejuni is bij de mens een verwekker van enteritis.

Morbiditeit/mortaliteit

 
Diersoort
Morbiditeit (waaronder abortus)
Mortaliteit
C. fetussspvenerealis
rund
70-85% bij koeien
0% bij stieren
0% (wel abortus en embryonale sterfte)
C. fetussspfetus
rund
schaap
occasioneel
20%
0% (wel sporadisch abortus bij rund en frequent abortus (20-60%) bij schaap)
C. jejuni
schaap
Enkele tot tientallen %
0 (wel abortus mogelijk)

Morbiditeit/mortaliteit met betrekking tot de genoemde diersoort. De genoemde Campylobacter spp kunnen ook bij andere diersoorten cq. de mens voorkomen.

Uitscheiding van de kiem

C. fetus ssp. venerealis wordt vrijwel uitsluitend overgebracht als dekinfectie (BonDurant, 2005). De kans op overdracht van de infectie van een geïnfecteerde stier op een vrouwelijk rund is bij natuurlijke dekking 30% tot 70% (BonDurant, 2005). Zonder behandeling blijft een geïnfecteerde stier levenslang infectieus. Stieren blijven tenminste drie jaar na infecties drager, terwijl vrouwelijke runderen twee tot zes maanden drager blijven (BonDurant, 2005). Wanneer de infectie bij dekking of inseminatie wordt overgebracht, vindt in de regel wel conceptie plaats en vindt embryonale of foetale sterfte in een later stadium plaats. Dit leidt veelal tot resorptie van de vrucht op 7 tot 10 weken dracht. Bij 5% van de infecties wordt deze resorptie gevolgd door een ‘postcoitale pyometra’ (BonDurant, 2005). Hierdoor lijken runderen in eerste instantie drachtig en worden met name onregelmatige terugkomers gezien (BonDurant, 2005). Aborterende runderen zijn echter niet of nauwelijks infectieus voor andere vrouwelijke runderen.

C. fetus ssp. fetus wordt niet als dekinfectie overgebracht. De dieren besmetten zich oraal via de weide of het drinkwater. Mogelijk spelen vogels een rol in de verspreiding. Tevens treedt uitscheiding op bij abortus.

Differentiaaldiagnose

De differentiaaldiagnose van C. fetus ssp venerealis-infecties op het symptoom infertiliteit omvat: (a) onvruchtbaarheid van de stier, (b) infectie met Tritrichomonas foetus, (c) leptospirose en (d) atypische endometritiden. De differentiaaldiagnose op het symptoom abortus omvat andere abortusoorzaken zoals infecties met Neospora caninum, BVDV, Brucella abortus en Salmonella Dublin.


Diagnose van campylobacteriose

Bij abortus als gevolg van infectie met C. fetus ssp venerealis zijn de vrucht en adnexa oedemateus en komen in de cotyledonen bloedingen en necrotische plekken voor. Verder worden vaak een serofibrineuze peritonitis en pericarditis en kleine necrosehaardjes in de lever gevonden (Cornelisse, 1988). Het pathologisch beeld bij door C fetus ssp. fetus geaborteerde vruchten is vergelijkbaar. De necrosehaarden in de lever zijn hierbij echter groter.

Isolatie van de kiem

Voor bacteriologisch onderzoek op C. fetus ssp venerealis en C. fetus ssp fetus komen lebmaaginhoud van geaborteerde vruchten en cotyledonen in aanmerking. Verder kan cervixslijm en spoelvloeistof van het preputium worden onderzocht op C. fetus ssp venerealis. Een protocol voor preputiaalspoelsels is beschikbaar (Clark and Dufty, 1978; Logue and Crawshaw, 2008).

Binnen de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) wordt het volgende protocol gehanteerd:Tritrichomonas foetus en/of Campylobacter fetus ssp. venerealis.

De werkwijze betreft monsters zonder transportmedium

  1. Aanmelden van de monsters
    Spoelselmonsters kunnen aangemeld worden via het hiervoor bestemde formulier “Aanmelden Spoelsels”. Meld de monsters minimaal 1 week voor de beoogde onderzoeksdatum aan via spoelsels@gdddiergezondheid.nl of telefonisch via 088 20 25 500. Niet aangemelde en te laat aangekomen monsters kunnen niet in onderzoek worden genomen.
  2. Monstername
    Protocol insturen monsters en onderzoeken voor dekinfecties

Campylobacter fetus ssp. venerealis

De filtratiemethode (indirecte kweek) is minder sensitief in vergelijking met directe kweek (=door het filter wordt het gehalte aan Campys verminderd). Het filter wordt gebruikt om de stoorflora te verminderen.

Een grampreparaat geeft door de typische vorm van de bacteriën vaak al een aanwijzing. Isolatie uit cervixslijm en preputiaalspoelsels is alleen mogelijk door gebruik te maken van selectieve media. Na 2 – 5 dagen kweken kan de typische beweeglijkheid van campylobacters in een hangende druppel worden waargenomen. Bij abortus bij schapen kunnen C. fetus ssp fetus en C. jejuni worden onderscheiden door verschillen in kweektemperatuur: C. fetus ssp fetus groeit niet bij 43 graden Celsius en wel bij 25 graden Celsius, terwijl C jejuni wel bij 43 graden Celsius en niet bij 25 graden Celsius groeit (Cornelisse, 1988).

Immunologisch onderzoek

Serologische testen zijn niet bruikbaar, omdat campylobacte-infecties niet tot een meetbare antilichaamresponse leiden.

Een vaginale mucus-agglutinatietest kan worden gebruikt om een koppeldiagnose te stellen. Mucusmonsters moeten in dioestrus worden verzameld, omdat agglutinines rondom de oestrus te veel verdund zijn (Arthur et al., 1996). De test heeft een lage sensitiviteit op dierniveau (BonDurant, 2005). Vanaf 60 dagen postinfectie kan een rund positief worden (Hoffer, 1981). Over de interpretatie van een laag percentage ‘positieve’ dieren bestaan verschillende inzichten, variërend van ‘enkele positieve dieren in een koppel zegt niet veel’ (Hoffer, 1981) tot ‘indien één rund in een koppel positief reageert in deze test is de test op koppelniveau positief’ (BonDurant, 2005).

Preputiaalmonsters kunnen worden onderzocht met een immunofluorescentietest. 


Prevalentie van campylobacteriose

Alle Campylobacter spp. komen wereldwijd voor waarbij een uitzondering moet worden gemaakt voor die gebieden waar Campylobacter fetus ssp. venerealis succesvol is bestreden zoals in Nederland. C. fetus ssp venerealis is in veel landen een belangrijke reproductie-aandoening.


Aanpak van besmette bedrijven

Meldingsplichtig

Campylobacteriose is een meldingsplichtige ziekte volgens artikel 100 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren. Een aangetoonde infectie dient te worden gemeld bij de NVWA.

Vaccinatie 

In de aanpak van uitbraken van C. fetus ssp. venerealis en C. fetus ssp. fetus kan vaccinatie een gunstig effect hebben. Bij met C. fetus ssp. venerealis-geïnfecteerde stieren kan vaccinatie leiden tot eliminatie van de infectie of een tijdelijke reductie van het aantal kiemen geven (BonDurant, 2005). In Nederland is echter geen vaccin voor genitale campylobacteriose geregistreerd.

Antibiotica

Een lokale behandeling met streptomycine van het slijmvlies van het preputium, de penis en de distale urethra van met C. fetus ssp venerealis geïnfecteerde stieren zou in 90% van de gevallen tot een goed resultaat leiden. De kans op succes kan worden vergroot door een lokale behandeling te combineren met een systemische behandeling (Taylor, 2002). Een maand na behandeling kan worden onderzocht of de stier nog geïnfecteerd is. Het onderzoek dient twee maal te worden uitgevoerd met een tussentijd van 3 tot 7 dagen (Barrett et al., 2004). Een stier zou na behandeling ‘vrij’ te verklaren zijn indien zowel de immunofluorescentietest als de kweek tweemaal negatief is (Cornelisse, 1988). Behandeling is minder succesvol in oudere stieren (Taylor, 2002). Omdat de infectie geen immuniteit induceert, kan een stier na een succesvolle behandeling opnieuw worden geïnfecteerd (Barrett et al., 2004).

Parenterale behandeling met antibiotica van met C. fetus ssp venerealis geïnfecteerde vrouwelijke runderen verkort het individuele beloop van de infectie en vermindert het aantal geïnfecteerde runderen in het koppel. Als antibiotica komen onder meer aureomycine, streptomycine en penicilline in aanmerking (Cornelisse, 1988). Ook zonder behandeling treedt echter bij de meeste vrouwelijke runderen een ‘self-cure’ op binnen 3 tot 6 maanden indien her-infecties worden vermeden door gebruik te maken van kunstmatige inseminatie (KI). Bij enkele vrouwelijke runderen kan de infectie echter persisteren. Het is daarom zinvol om door te gaan met het gebruik van KI tot alle vrouwelijke runderen in het koppel tenminste twee normale drachten hebben doorgemaakt (Arthur et al., 1996).

Overige maatregelen

Bij abortus ten gevolge van C. fetus ssp fetus of C. jejuni is het van belang de foetus en adnexa zo snel mogelijk af te voeren. Verworpen ooien moeten worden opgehokt tot de uitvloeiing volledig verdwenen is (3 -4 weken). Het hok moet daarna worden gereinigd, gedesinfecteerd of geruime tijd niet worden gebruikt (Cornelisse, 1988).


Preventie van campylobacteriose

Enzoötische steriliteit ten gevolge van een infectie met C. fetus ssp. venerealis wordt vrijwel uitsluitend door natuurlijke dekking overgebracht. De belangrijkste preventie van C. fetus ssp venerealis-infecties is daarom de toepassing van KI. Dit dient te worden gecombineerd met hygiënische maatregelen om contactinfecties te voorkomen.


Regelgeving

Nederland

Campylobacteriose bij dieren is aangifteplichtig volgens artikel 100 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren. Van belang is dat de ziekte campylobacteriose aangifteplichtig is; dit hoeft niet zondermeer te betekenen dat het aantonen van een Campylobacter spp.-infectie zonder ziekte aangifteplichtig is.

Internationaal

In OIE manual 6th edition updated 14.08.2009 staat dat bovine genitale campylobacteriose (enzootische steriliteit) veroorzaakt wordt door Campylobacter fetus ssp. venerealis en dat Campylobacter fetus ssp. fetus sporadisch abortus bij het rund veroorzaakt. 


Websites en literatuur

Websites

Literatuur

  • Altekruse, S.F., Hunt, J.M., Tollefson, L.K., Madden, J.M., 1994. Food and animal sources of human Campylobacter jejuni infection. J. Am. Vet. Med. Assoc. 204, 57-61.
  • Altekruse, S.F., Swerdlow, D.L., Stern, N.J., 1998. Microbial food borne pathogens. Campylobacter jejuni. Vet. Clin. North Am. Food Anim Pract. 14, 31-40.
  • Anon, 2008. Campylobacterioseis. Institute for international Cooperation in Animal Biologics, pp. http://www.cfsph.iastate.edu/Factsheets/pdfs/campylobacteriosis.pdf, Consulted: 26-11-2008b
  • Arthur, G.H., Noakes, D.E., Pearson, H., Parkinson, T.J., 1996. Veterinary reproduction and obstetrics. WB Saunders Company Ltd., London, pp.
  • Barrett, D.C., Boyd, H., Mihn, M., 2004. Failure to conceive and embryonic loss. In: Andrews, A.H., Blowey, R.W., Boyd, H., Eddy, R.G. (Eds.), Bovine medicine. Blackwell Science Ltd., Oxford, UK.
  • van Bloois, L. 2016. Campylobacter fetus venerealis, whole genome analysis, SNP, T4SS, phylogenetic analysis. Proefschrift University Utrecht.
  • BonDurant, R.H., 2005. Venereal diseases of cattle: natural history, diagnosis, and the role of vaccines in their control. Vet. Clin. North Am. Food Anim Pract. 21, 383-408.
  • Clark, B.L., Dufty, J.H., 1978. Isolation of Campylobacter fetus from bulls. Aust. Vet. J. 54, 262-263.
  • Cornelisse, J.L., 1988. Bacteriele ziekten en mycotische aandoeningen bij dieren. Wetenschappelijke Uitgeverij Bunge, Utrecht, 258 pp.
  • LCI/RIVM richtlijn infectieziekten, Campylobacter 2008.
  • Hoffer, M.A., 1981. Bovine campylobacteriosis: a review. Can. Vet. J. 22, 327-330.
  • Logue, D.N., Crawshaw, W.M., 2008. Bull infertility. In: Andrews, A.H., Blowey, R.W., Boyd, H., Eddy, R.G. (Eds.), Bovine Medicine. Blackwell Scientific Ltd., Oxford, UK, pp. 594-626.
  • OIE Manual 6th edition updated 14082009.
  • Scott, P.R., Hall, G.A., Jones, P.W., Morgan, J.H., 2004. Calf diarrhoea. In: Andrews, A.H., Blowey, R.W., Boyd, H., Eddy, R.G. (Eds.), Bovine medicine. Blackwell Science Ltd., Oxford, UK, pp. 215-230.
  • Taylor, A.J., 2002. Venereal campylobacter infection in cattle. Cattle Practice 10, 35-42.
  • Vellema, P., de Lange, L.J., 1994. Handboek schapeziekten. Terra Zutphen B.V., Warnsveld, pp. 

Oude browser

We zien dat u gebruik maakt van een verouderde browser. Niet alle onderdelen van de website zullen daardoor goed functioneren. Download nu de laatste versie van uw browser om veilig te kunnen surfen.