Zestien feiten over de zeug en de big
De zorg voor pasgeboren biggen en daarmee het verhogen van de bigoverleving is een belangrijk aandachtspunt voor elk varkensbedrijf, de hele sector en de maatschappij. Van eicel tot het moment van spenen zijn er diverse factoren die invloed hebben op de vitaliteit van een big. Sommige van deze factoren zijn te beïnvloeden, andere niet. Ze hebben te maken met onder andere de zeug, de big, de omgeving en het management en kunnen elkaar ook onderling beïnvloeden.
1. Tegenvallende vruchtbaarheid bij zeugen kan gaan over de berigheid, terugkomers, verwerpers, geboorteproblemen en uitval van biggen. De risicofactoren zijn: varken, varkenshouder, management, voeding, huisvesting en gezondheid.
2. Als in het najaar de verschillen tussen dag- en nachttemperatuur te groot worden geeft dat, samen met afnemende daglichtlengte, een verhoogd risico op verwerpen.
3. Ziekten die bijvoorbeeld een direct effect hebben op de vruchten en de dracht zijn PRRS (vooral late verwerpers), Parvo en Circo (vooral mummies en doodgeboren biggen).
4. Heb en houd voldoende aandacht voor het complete voermanagement. Voerkwaliteit en het voerschema zijn erg belangrijk voor, tijdens en na de dracht.
5. Bij zeugen is de waterbehoefte sterk afhankelijk van het cyclusstadium. Hoogdrachtige zeugen en zeugen in de kraamstal hebben tot 50 liter goed drinkwater per dag nodig. De laatste 12 uur voor het werpen drinken zeugen wel 30 liter, dit is nodig voor het op gang komen van de melkgift en voor een vlotte geboorte. Voor elke geproduceerde liter melk moet 3 à 4 liter water worden gedronken.
6. De zeug is het meest gebaat bij een temperatuur in de kraamstal van rond de 20 graden Celsius, zodat ze haar lichaamswarmte kwijt kan.
7. Als sterfte optreedt voor dag 35 van de dracht, treedt resorptie op van het embryo. Dat kan resulteren in een tegenvallende toomgrootte. Rond dag 35 begint de botvorming, resorptie is dan niet meer mogelijk. Bij sterfte van de big, die nu een foetus heet, kunnen mummies worden gevormd. In het geval van mummievorming sterft de foetus en deze droogt vervolgens in, zonder dat hier ontsteking bij voorkomt.
8. Als biggen sterven in de laatste fase van de dracht, spreken we van een doodgeboren big. Deze kunnen worden onderverdeeld. Fris doodgeboren biggen zijn tijdens het werpproces of zeer kort daarvoor gestorven, niet-fris doodgeboren biggen zijn al enkele dagen voor het werpproces gestorven en deels aan het vergaan. Het onderscheid tussen fris en niet-fris doodgeboren is niet altijd goed te merken aan de buitenkant van de big.
9. De duur van het geboorteproces kan worden beïnvloed, maar de volgorde van de biggen van de geboorte niet.
10. Een vlot werpproces is niet alleen belangrijk vanwege het effect op doodgeboren biggen. De hoeveelheid antistoffen (IgG) in de biest neemt na de geboorte van de eerste biggen geleidelijk af, waardoor de later geboren biggen biest drinken met een lagere concentratie IgG.
11. De eerste slokken biest zorgen ervoor dat de biggen niet verkleumd raken. Deze biest is een belangrijke bron van energie.
12. De biggen hebben een biggennest nodig waar het 33 tot 35 graden Celsius is zonder tocht, zodat ze niet te veel energie verliezen en afkoelen na de geboorte.
13. Het aantal geboren biggen is van grote invloed op het geboortegewicht. Met iedere extra geboren big daalt het gemiddelde geboortegewicht per big met 35 tot 40 gram.
14. Er is geen oneindige voorraad biest. Gemiddeld produceren zeugen rond de 3 a 4 kilogram biest en dit varieert sterk tussen zeugen.
15. Via de Biestopnamecheck van GD kom je te weten of de pasgeboren biggen voldoende biest opnemen. En met de Biestscan bepaal je of de kwaliteit van de biest voldoende is. Een gemiddelde zeug heeft genoeg biest voor minstens twintig biggen. Het is belangrijk dat elke big in een toom minstens 250 cc biest drinkt en
dat doen ze normaal gesproken in zes drinkbeurten.
16. Competitie aan de uier kan in de eerste dagen wijzen op grote verschillen in de melkverdeling. Een overlegbeleid kan dan uitkomst bieden. Leg zo min mogelijk biggen over met het oog op verspreiding van ziektekiemen. Zorg dat biggen biest krijgen van de eigen moeder. Dus niet overleggen binnen 24 uur, maar wel
binnen drie dagen omdat dan de tepelvolgorde is vastgesteld. De eerste dagen ‘shoppen’ de biggen nog bij verschillende spenen. Bij grotere tomen kun je dus split suckling toepassen.
Bigvitaliteit is voor iedere varkenshouder en dierenarts belangrijk: iedereen wil de bigoverleving op zijn bedrijf verbeteren. Door bigvitaliteit meetbaar te maken, geven we varkenshouders, dierenartsen en voeradviseurs inzicht om vervolgens de bigoverleving te verhogen.