Eerste impactanalyses BTV-3 uitbraak in Nederland: melkproductiedaling en sterfte op rundveebedrijven

Zoomfunctie

Moeite met het lezen van de tekst? Vrijwel alle populaire browsers geven u controle over hoe groot websites worden weergegeven.

  • Windows
    Mac OS
  • Zoom in
  • Zoom uit
  • Zoom 100%
  • Muiswiel op / neer

Diersoorten

Eerste impactanalyses BTV-3 uitbraak in Nederland: melkproductiedaling en sterfte op rundveebedrijven

6-2-2024: 

Inge Santman-Berends, Katrien van den Brink, Jet Mars, Judith de Jong en Gerdien van Schaik

 

Samenvatting

In deze notitie zijn de resultaten beschreven van een eerste impact analyse van de BTV-3 uitbraak in 2023 op rundveebedrijven in Nederland.
De BTV-3 uitbraak die begin september werd gedetecteerd heeft een duidelijke impact gehad op de melkproductie en sterfte op rundveebedrijven in Nederland. Hieronder zijn de meest relevante resultaten puntsgewijs samengevat:

  • Gedurende de BTV-3 uitbraak hebben ruim 2.200 rundveebedrijven melding gemaakt van BTV-3 verschijnselen bij de runderen.
  • Daarnaast hebben nog zo’n 1.000 rundveebedrijven melding gemaakt van kliniek bij andere diersoorten op het bedrijf (vrijwel altijd bij schapen).
  • Van alle meldingen was 70% afkomstig van melkvee- en jongvee-opfokbedrijven, 18% was afkomstig van kleinschalige rundveebedrijven (<20 runderen), 9% van zoogkoeien bedrijven en de rest van andere bedrijfstypen.

    Melkproductie
  • Er is zowel een daling in de melkproductie op bedrijven die klinische symptomen van BTV-3 gemeld hebben als op bedrijven die geen melding hebben gedaan bij de NVWA maar wel gelokaliseerd zijn in gebieden waar BTV-3 infecties zijn geconstateerd. De daling in melkproductie lijkt samen te hangen met de besmettingsgraad in het gebied: hoe hoger de besmettingsgraad hoe hoger de gemiddelde melkproductiedaling op het bedrijf.
  • De daling in melkproductie is het grootst op bedrijven die symptomen van BTV-3 hebben gemeld. Op deze bedrijven is de melkproductie gedurende langere tijd gemiddeld bijna één kilogram per koe per dag lager in vergelijking met dezelfde periode in voorgaande jaren (2020-2022). Voor de BTV-3 uitbraak was de melkproductie in 2023 duidelijk hoger in vergelijking met voorgaande jaren. 
  • De daling in melkproductie houdt gemiddeld zo’n negen tot tien weken aan waarna deze langzaam weer stijgt naar het niveau van eerdere jaren.

    Sterfte
  • Er is in de periode van de BTV-3 uitbraak een stijging in de sterfte op rundveebedrijven. Deze stijging was het grootst bij volwassen runderen (ouder dan 2 jaar).
  • De sterfte was het duidelijkst verhoogd bij melkveebedrijven dan bij andere rundvee-bedrijfstypen.
  • Op niet-meldingsbedrijven in besmet gebied was de sterfte van volwassen runderen tot 1.5x hoger in vergelijking met voorgaande jaren. Op bedrijven met een melding van BTV-3 verschijnselen, was de sterfte van volwassen runderen tot 3.5x hoger in vergelijking met dezelfde periode in de voorgaande jaren.
  • De sterfte blijft gedurende een langere periode verhoogd. De toename in rundersterfte (>2 jaar) tussen 2023 en de dezelfde periode in de drie voorgaande jaren is in de week van melden het hoogst. Daarna neemt de verhoging in rundersterfte langzaam af, maar bleef gedurende de hele geanalyseerde periode (tot en met 10 weken na het moment van melden) verhoogd.

Dit was een eerste beschrijvende impact analyse. Voor het nauwkeurig kwantificeren van de totale impact van BTV-3 worden in de eerste helft van 2024 verdiepende analyses uitgevoerd op de data tot en met 31 december 2023. In deze verdiepende analyse zal gecorrigeerd gaan worden voor andere factoren die in 2023 invloed hebben op de melkproductie en sterfte zoals bijvoorbeeld omgevingstemperatuur, melkprijs, seizoen, aanvoerbeleid en regionale verschillen.

Aanleiding

Op dinsdag 5 september 2023 werd blauwtong (BT) vastgesteld op vier schapenbedrijven in Nederland. Op 6 september werd de eerste melding van klinische verschijnselen die mogelijk konden wijzen op BTV-3 gedaan door een rundveehouder. Ook op dit bedrijf werd bevestigd dat het om BT ging. Enkele dagen later maakte Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) bekend dat het op basis van sequentieanalyse om serotype 3 (BTV-3; genus Orbivirus, familie Reoviridae) gaat. Dit serotype is eerder op verschillende plaatsen in de wereld aangetoond. 
Blauwtong is een virusziekte van herkauwers die door verschillende Culicoides-soorten wordt overgedragen. Rundvee vormt het natuurlijke reservoir van het virus. De hoeveelheid en ernst van de klinische verschijnselen bij het rund varieert sterk maar zijn over het algemeen mild. De morbiditeit en mortaliteit bij schapen kan hoog zijn. Blauwtong is niet besmettelijk voor mensen. 
Gedurende de BTV-3 uitbraak in Nederland in 2023 werd, ook door rundveebedrijven, melding gemaakt van ernstige klinische verschijnselen, een sterke productiedaling en een verhoogde sterfte. Vanwege de ernst van de gemelde infecties bij deze BTV-3-uitbraak is, in overleg met de Begeleidingscommissie van de Monitoring Diergezondheid Rund, een eerste beschrijvende analyse van de impact  op rundveebedrijven uitgevoerd (melkproductie en sterfte). Daaropvolgend zal in de eerste helft van 2024, in het kader van de diergezondheidsmonitor Rund, een verdiepende analyse worden uitgevoerd om de totale impact van de BTV-3 uitbraak in 2023 op de gezondheid van rundvee te kwantificeren. In deze verdiepende analyse zal naast de kwantificatie van de impact op meerdere kengetallen (inclusief sterfte en melkproductie) ook gecorrigeerd worden voor factoren anders dan de BTV-3-uitbraak die mogelijk  een deel van de verschillen kunnen verklaren zoals weersinvloeden, regionale verschillen, management en melkprijs.
Dit document beschrijft de resultaten van de eerste beschrijvende impact analyse van de BTV-3 uitbraak op rundveebedrijven.

Methode

 

Beschikbare data

Voor deze analyse waren geanonimiseerde census data beschikbaar vanuit het identificatie en registratie systeem (I&R, RVO, Assen Nederland) van alle houders van runderen in Nederland over de periode van 2020 tot en met 5 december 2023. De datasets bevatten gegevens van individuele dieren, zoals het levensnummer, de geboortedatum en de afmelddatum en gegevens over de dierverplaatsingen, het UBN, de aan- en afvoerdatum en de reden van aan- of afvoer. Als laatste bevatte de I&R-gegevens ook het geanonimiseerde UBN en de locatie van het bedrijf op 2-cijferig postcodeniveau. Naast de I&R-data, heeft de NVWA meldingsdata beschikbaar gesteld van alle UBN’s die klinische verschijnselen van BTV-3 hebben gemeld. Deze zijn geanonimiseerd met dezelfde encryptie code die gebruikt is om de data vanuit het I&R systeem te anonimiseren door het externe versleutelbedrijf iDTS. Deze data bevatte het UBN van het bedrijf dat melding deed, de diersoort waarbij de verschijnselen waren waargenomen, of de melding uitsluitend een melding van kliniek betreft of dat deze bevestigd is middels PCR, de datum van melding, de locatie van melding, de datum van het testresultaat en het testresultaat zelf (BTV-3 aangetoond). Voor de impactanalyse van de melkproductie zijn door de zuivelcoöperaties anoniem gegevens beschikbaar gesteld van >90% van de melkveebedrijven over dezelfde periode. Deze gegevens bevatten de hoeveelheid geleverde melk per bedrijf en per levering. Als laatste zijn de bedrijfstypen aan de data gekoppeld vanuit de data-analyse diergezondheidsmonitor.

Analyses

Vóór analyse zijn de I&R-gegevens gevalideerd met behulp van de programmatuur die beschikbaar is voor de data-analyse Rund. De I&R-gegevens, melkproductiedata en meldingsdata zijn gecombineerd. Vervolgens zijn voor elke week in de geanalyseerde periode (1 november 2020 tot en met 5 december 2023) gegevens berekend over de melkproductie (kg geleverde melk per koe per dag), en sterfte van runderen ingedeeld in vijf leeftijdscategorieën: geoormerkte kalveren (≤14 dagen), kalveren (15-55 dagen), gespeende kalveren (56 dagen – 1 jaar), jongvee (1-2 jaar en volwassen runderen (>2 jaar).
De resultaten van 2020 tot en met 5 december 2022 zijn per UBN gemiddeld en vergeleken met de resultaten in dezelfde periode van 2023. De resultaten van de weken na 5 december waren voor 2023 nog niet beschikbaar en  zijn voor de huidige analyses buiten beschouwing gelaten. De data is geanalyseerd door middel van beschrijvende statistiek. Het verschil in melkproductie per week tussen 2023 en dezelfde week in de voorgaande jaren is weergegeven in kg melk per koe per dag. Het verschil in sterfte per week tussen 2023 en dezelfde week in de voorgaande jaren (2020-2022) is weergegeven door middel van een ratio. Een ratio van 1 geeft aan dat er geen verschil is in de verwachte sterfte (op basis van 2020-2022) en de sterfte in de betreffende week in 2023. Wanneer de ratio lager is dan 1 dan is de sterfte in 2023 lager dan in voorgaande jaren en bij een ratio hoger dan 1, hoger. 

Resultaten

 

Meldingsdata

Gedurende de periode van de BTV-3 uitbraak in 2023 is tussen 4 september en 5 december door 2.264 rundveehouders melding gemaakt van klinische verschijnselen van BTV-3. Van deze meldingen zijn er 1.913 geconfirmeerd door middel van PCR. De eerste verdenking van BTV-3 bij rundvee werd gemeld op 6 september in het midden van het land (figuur 1). Daarna spreidde BTV-3 snel naar andere bedrijven, met name in Noordoostelijke richting (figuur 1).


Figuur 1. Kaartjes van Nederland van 10 september tot en met 4 december 2023 waarin het aantal en herkomst van de meldingen bij NVWA van klinische verschijnselen van BTV-3 bij runderen zijn weergegeven.

Vanaf half november begon het aantal nieuwe meldingen snel te dalen (figuur 1 en 2). Hoogstwaarschijnlijk als gevolg van de lagere buitentemperaturen waardoor de activiteit van knutten afneemt. Van de 2.264 meldingen bij runderen is ongeveer 70% afkomstig van melkvee- of jongvee-opfokbedrijven, 18% is afkomstig van kleinschalige rundveebedrijven (<20 runderen), 9% van de meldingen waren afkomstig van zoogkoebedrijven en 3% van de meldingen waren afkomstig van andere bedrijfstypen zoals vleesvee- of handelsbedrijven.
Op 1.037 bedrijven waar runderen werden gehouden werd melding gemaakt van klinische verschijnselen bij andere diersoorten dan bij het rund (bijna in alle gevallen bij schapen) (figuur 2). In totaal zijn voor deze beschrijvende analyses ruim 3.000 rundveebedrijven geclassificeerd als meldingsbedrijf.

Figuur 2. Het aantal meldingen (klinisch en met PCR geconfirmeerd) per week die afkomstig zijn van rundveebedrijven met daarnaast de cumulatieve incidentie van het aantal meldingen in de tijd.


Tot en met 5 december 2023 is zichtbaar dat het percentage bedrijven per tweecijferig postcodegebied dat melding heeft gemaakt van kliniek varieert van 0% tot 50% van de bedrijven (figuur 3A). In meer dan 50% van de tweecijferige postcodegebieden heeft tenminste 10% van de rundveebedrijven in 2023 melding gemaakt van kliniek indicatief voor een BTV-3 infectie bij runderen of bij andere diersoorten op het bedrijf (figuur 3A). Gemiddeld hebben per tweecijferig postcodegebied ruim 10% van de rundveebedrijven melding gemaakt van kliniek bij hun vee (figuur 3B). Als we hierbij de postcodegebieden die in 2023 nog BTV-3 vrij gebleven zijn buiten beschouwing laten was dit gemiddeld bijna 15%. Het percentage bedrijven met een melding- per postcodegebied hing samen met de maand van eerste melding. Wanneer de eerste melding van kliniek gedaan werd in september, melden gemiddeld ruim 20% van de bedrijven in dat postcodegebied kliniek. Bij de eerste melding in oktober was dit gemiddeld nog 7% en bij de eerste melding in november was dit gemiddeld 3% (figuur 3B).


Figuur 3. Het percentage bedrijven dat melding heeft gemaakt bij de NVWA van kliniek indicatief voor BTV-3 weergegeven als histogram (A) en als gemiddelde percentage over postcodegebieden heen (B) in 2023.

Associatie tussen blauwtong serotype 3 infecties en melkproductie

Clustering van rundersterfte (>2 jaar) in tijd en ruimte

 

In de routinematig uitgevoerde clusteranalyse is vanaf september al een daling in melkproductie zichtbaar in het kerngebied waarin BTV-3 als eerste is aangetoond (figuur 1 en 4). De productiedaling die werd waargenomen is één tot anderhalve kilogram reductie in melkproductie per koe per dag (figuur 4). In deze analyse wordt echter geen onderscheid gemaakt tussen bedrijven die wel en geen melding van kliniek door BTV-3 hebben gedaan. In de huidige uitwerking is hier wel naar gekeken. De beperking van de huidige uitwerking ten opzichte van de routinematig uitgevoerde clusteranalyse is echter, dat hierin niet gecorrigeerd is voor factoren als temperatuur en regionale verschillen. Dit zal wel gedaan gaan worden in de geplande verdiepende analyses die in de eerste helft van 2024 uitgevoerd gaan worden.


Figuur 4. Resultaat van de clusteranalyses van de melkproductie per koe per dag per week in 2023 ten opzichte van de voorgaande vier jaren (bron: data-analyse diergezondheidsmonitor Rund).

In figuur 5A en 5B is de gemiddelde melkproductie per koe per dag voor meer dan 90% van de melkveebedrijven in Nederland weergegeven. In figuur 5A is zichtbaar dat de melkproductie in de periode van de BTV-3 uitbraak (weergegeven door middel van een rode lijn) wel lager ligt dan in de voorgaande periode, maar dat de melkproductie in deze periode van het jaar altijd daalt. De gemiddelde melkproductie per koe per dag was in dezelfde periode van 2021 nog lager. Wanneer de melkproductie per koe per dag over de periode 2020-2022 wordt gemiddeld en af wordt gezet tegen de gemiddelde melkproductie in 2023, blijkt dat de gemiddelde melkproductie in 2023 vóór de BTV-3 uitbraak het hele jaar hoger lag dan in de voorgaande jaren (figuur 5B). Vanaf het begin van de BTV-3 uitbraak daalt de gemiddelde melkproductie onder die van dezelfde periode in 2020-2022 (figuur 5B).


Figuur 5. Gemiddelde melkproductie per koe per dag voor meer dan 90% van de Nederlandse melkveehouderij in de periode van 2020-2023 (A) en 2020-2022 afgezet tegen 2023 (B).

Onderscheid in melkproductiedaling naar bedrijven die wel en geen kliniek van BTV-3 hebben gemeld

Voor deze analyse zijn alle bedrijven ingedeeld in één van zes groepen: 1: melkveebedrijven die gelokaliseerd zijn in gebieden waar nog geen meldingen van BTV-3 zijn gedaan door rundveebedrijven (tabel 1 en groene lijn in figuur 6). 2-5: bedrijven die zelf geen melding hebben gemaakt van blauwtongverschijnselen, maar die gelokaliseerd zijn in gebieden waar enkele tot veel meldingen van blauwtongverschijnselen zijn gedaan (Tabel 1 en gele, oranje, rode en bordeauxrode lijn in figuur 6) en 6: bedrijven die zelf melding hebben gedaan van kliniek indicatief voor een BTV-3 infectie (paarse lijn in figuur 6). Voor elk van de zes groepen bedrijven is de rollende vier wekelijkse melkproductie in 2023 vergeleken met de gemiddelde melkproductie in dezelfde weken van 2020-2022 (figuur 6).

Tabel 1. Indeling van tweecijferige postcodegebieden naar ernst van BTV-3 infecties op basis van het aantal meldingen


Net als in figuur 5 is ook in figuur 6 zichtbaar dat voor alle zes de groepen melkveebedrijven, de melkproductie in 2023 vóór de BTV-3 uitbraakperiode (dus vóór week 36), continu hoger lag dan in de drie voorgaande jaren (2020-2022). Voor de groep bedrijven die niet gemeld hebben bij de NVWA en gelokaliseerd zijn in tweecijferige postcodegebieden zonder melding van kliniek, blijft de melkproductie ook gedurende de BTV-3 uitbraak periode hoger dan in dezelfde weken van de drie voorgaande jaren (groene lijn in figuur 6). Bij de melkveebedrijven die geen melding van kliniek hebben gedaan bij de NVWA maar wel in gebieden liggen waar meldingen gedaan zijn, lijkt de melkproductie gedurende de BTV-3 uitbraak beïnvloed te zijn (gele – bordeauxrode lijn in figuur 6). Het verschil in melkproductie tussen 2023 en 2020-2022 gaat van verhoogd in 2023 naar verlaagd, in gebieden waarin meer dan 5% van de bedrijven bij de NVWA gemeld heeft. Tevens is de melkproductiedaling eerder en groter in gebieden met meer meldingen. Op basis van dit figuur is er een indicatie dat het aantal gemelde bedrijven een onderschatting is van het aantal bedrijven waarbij BTV-3 een rol heeft gespeeld aangezien er indicaties zijn dat er bij een deel van de bedrijven die zich niet gemeld hebben, wel melkproductiedaling is waargenomen die mogelijk het gevolg is van BTV-3 besmetting. Zoals verwacht is de melkproductie het meest gedaald bij de groep bedrijven die zelf melding hebben gemaakt van kliniek indicatief voor BTV-3. In deze groep bedrijven is de daling in melkproductie gedurende de gehele BTV-3 uitbraak periode aanwezig (paarse lijn in figuur 6).


Figuur 6. Het verschil in melkproductie (kg) per koe per dag in 2023 ten opzichte van 2020-2022 weergegeven per rollende vierwekelijks gemiddelde voor zes verschillende groepen van melkveebedrijven ingedeeld op basis van verwachte ernst van de BTV-3 infectie.

Duur van melkproductiedaling op meldingsbedrijven

Wanneer de gemiddelde melkproductie (kg) per koe per dag wordt weergegeven vanaf het moment van melden (week 0) tot en met 12 weken na melding en wordt vergeleken met de gemiddelde melkproductie in dezelfde week in de drie voorgaande jaren, ligt deze bijna een kilogram per koe per dag lager (figuur 7). Tevens lijkt deze daling in melkproductie ongeveer negen weken aan te houden waarna deze weer langzaam verdwijnt (figuur 7).
Wanneer we dezelfde analyse doen op de groep van melkveebedrijven die vóór 15 oktober melding van kliniek hebben gedaan bij de NVWA en waarvan data over een lagere periode vanaf het moment van melden beschikbaar was, zagen we een nog wat grotere daling (ruim één tot anderhalve kg melk per koe per dag). Ook in deze groep van bedrijven lijkt de daling in melkproductie weer langzaam te verdwijnen vanaf negen weken na het moment van melden (resultaten niet weergegeven).


Figuur 7. Gemiddelde melkproductie (kg) per koe per dag vanaf de week waarin de melding bij de NVWA is gedaan (week 0) tot en met 10 weken na het moment van melden ten opzichte van dezelfde week in de periode 2020-2022.

Associatie tussen blauwtong serotype 3 infecties en rundersterfte

De duidelijkste stijging in sterfte van runderen over alle type rundveebedrijven heen, werd waargenomen in de leeftijdsgroep van jonge geoormerkte kalveren (≤14 dagen) en volwassen runderen (>2 jaar) (figuur 8 en 9). In de periode die mogelijk beïnvloed is door BTV-3 (week 36-48) stierven over alle typen rundveebedrijven heen gemiddeld zo’n veertienhonderd geoormerkte kalveren (≤14 dagen) meer dan in dezelfde periode van de drie voorgaande jaren. Daarnaast stierven in dezelfde periode ruim drie-en-veertighonderd volwassen runderen meer dan in dezelfde periode van de voorgaande drie jaar. Een wat hogere sterfte was te verwachten aangezien er in 2023 wat meer volwassen runderen in Nederland waren dan in voorgaande jaren. Zo stierven er tot en met week 35 zo’n 250 runderen meer dan in voorgaande jaren. Echter, daarvoor corrigerend zijn er sinds BTV-3 uitbrak in Nederland nog altijd ruim vierduizend volwassen runderen meer gestorven dan verwacht.
Bij kalveren in de leeftijdsgroep van 15 tot en met 55 dagen stierven in 2023 in de periode waarin BTV-3 een rol speelde juist minder dieren in vergelijking met de voorgaande drie jaren (figuur 9). Hier speelt mogelijk een effect doorheen van het feit dat de minimale leeftijdsgrens dat vleeskalveren in Duitsland het melkveebedrijf mochten verlaten verhoogd is van 14 naar 28 dagen. Aangezien we jaarlijks grote aantallen kalveren vanuit Duitsland importeren (meer dan 500k), kan deze verandering in de regelgeving samenhangen met een lagere sterfte, gegeven dat oudere kalveren een lagere sterftekans hebben in vergelijking met jonge kalveren. Het aantal gestorven gespeende kalveren lag licht hoger in de BTV-3 periode, het aantal in Nederland aanwezige kalveren lag in deze periode echter ook ruim hoger dan in dezelfde periode van voorgaande jaren. Ook hier lijkt het erop dat de veranderende regelgeving in Duitsland invloed heeft op de cijfers. Als laatste waren de absolute aantallen gestorven jongvee (1-2 jaar) in de door BTV-3 beïnvloedde periode niet opvallend verhoogd in vergelijking met de rest van 2023. Echter, in de laatste weken van November (week 45-47) lijkt hier wel een lichte verhoging te zijn (figuur 8).

Figuur 8. Aantal per week gestoven runderen in verschillende leeftijdscategorieën weergegeven als rollend vierwekelijks gemiddelde in de periode van december 2019 tot en met november 2023.



Figuur 9. Verschil in aantal per week gestoven runderen in verschillende leeftijdscategorieën tussen 2023 en de voorgaande periode (2020-2022) weergegeven als rollend vierwekelijks gemiddelde.


Clustering van rundersterfte (>2 jaar) in tijd en ruimte

Om meer duiding te krijgen of de sterfte van runderen (>2 jaar), die het duidelijkst verhoogd lijkt te zijn, veroorzaakt kan zijn door BTV-3, is in figuur 10 per week weergegeven óf en in welke tweecijferige postcodegebieden de sterfte duidelijk verhoogd is. Vanaf week 39 (week van 25 september) zijn clusters zichtbaar van een verhoogde rundersterfte. Het aantal gebieden met een verhoogde sterfte neemt tot en met week 43-44 toe en verdwijnt daarna langzaam. In week 48 zijn er vrijwel geen clusters meer (figuur 10). De gebieden waar een duidelijk verhoogde sterfte wordt waargenomen lijken samen te hangen met het aantal BTV-3 meldingen in die gebieden in dezelfde periode (figuur 1, figuur 10 en bijlage 1).
  
Figuur 10. Kaartjes van Nederland per week van week 39 (25 sept-1okt) tot en met week 48 (27 nov-3 dec) in 2023. Gebieden waar de sterfte van volwassen runderen (>2 jaar) duidelijk verhoogd is (>15x hoger dan het Nederlands gemiddelde in voorgaande jaren en >1,5x hoger dan in hetzelfde gebied in voorgaande jaren) zijn weergegeven in het rood.

Verdiepende analyse van rundersterfte geassocieerd met BTV-3 per bedrijfstype

Voor de sterfte van jong geoormerkte kalveren (≤14 dagen), jongvee en volwassen runderen (>2 jaar) is in figuur 11 weergegeven hoeveel extra runderen zijn gestorven in 2023 ten opzichte van dezelfde periode in 2020-2022 voor vijf bedrijfstypen (MV: melkvee, ZK: zoogkoeien, JO: jongvee-opfok, KV: kleinschalige rundveebedrijven en VLVE: vleesveebedrijven). De lichte balk geeft de periode weer voor de BTV-3 uitbraak (week 1 tot en met 35), de donkerblauwe balk geeft het verschil in sterfte weer gedurende de BTV-3 uitbraak (week 36 tot en met 48). Bij alle drie de leeftijdscategorieën heeft verreweg de meeste additionele sterfte plaatsgevonden bij melkveebedrijven. Echter, ook bij de andere bedrijfstypen is een duidelijk verschil zichtbaar in het aantal gestorven runderen vóór en tijdens de BTV-3 uitbraak (figuur 11). Hierbij is naast de hogere sterfte op melkveebedrijven, de sterfte van volwassen runderen (>2 jaar) op zoogkoebedrijven het meest verhoogd (figuur 11C).

Figuur 11. Het verschil in aantal gestoven runderen in 2023 ten opzichte van 2020-2022 voor de periode waarin BTV-3 een rol heeft gespeeld (week 1 tot en met 35) en ten tijde van de BTV-3 uitbraak (week 36-48) per bedrijfstype MV: melkvee, ZK: zoogkoeien, JO: jongvee-opfok, KV: kleinschalige rundveebedrijven en VLVE: vleesveebedrijven.

Onderscheid in sterfte naar bedrijven die wel en geen kliniek van BTV-3 hebben gemeld

In deze analyse is nader ingezoomd op sterfte van geoormerkte kalveren (≤14 dagen), jongvee en volwassen runderen op melkveebedrijven en op sterfte van volwassen runderen op zoogkoebedrijven. Alle bedrijven zijn ingedeeld in een van drie groepen bedrijven: bedrijven in BTV-3 vrije tweecijferige postcodegebieden (groen), bedrijven die zelf geen kliniek hebben gemeld maar zijn gelokaliseerd in tweecijferige postcodegebieden waarin BTV-3 besmette bedrijven gedetecteerd zijn (oranje) of als BTV-3 meldingsbedrijf (rood). Voor elk bedrijf in deze drie groepen is de sterfte per week in 2023 afgezet tegen de sterfte in dezelfde week van 2020-2022. Hieruit komt een ratio waarbij een ratio van 1 geen verschil in sterfte tussen 2023 en voorgaande jaren weergeeft. Een ratio groter dan 1 betekent dat er in de betreffende week meer sterfte is geweest in 2023 en een ratio kleiner dan 1 betekent dat er in de betreffende week in 2023 minder sterfte is geweest dan in de voorgaande jaren. Verwacht wordt dat een eventueel effect van BTV-3 het duidelijkst is bij de meldingsbedrijven en niet aanwezig bij bedrijven in de BTV-3 vrije gebieden. Bij de sterfte van geoormerkte kalveren (≤14 dagen) fluctueert de sterfte ratio sterk (figuur 12A) tussen de verschillende weken. De sterfte was hoger in de periode van de BTV-3 uitbraak (omlijnde periode in figuur 12A-12C), maar dit geldt voor alle drie de groepen bedrijven. Dus ook voor de bedrijven die zich bevinden in gebieden waar geen meldingen van BTV-3 gedaan waren. Daarmee is het op basis van deze eerste beschrijvende analyse niet aannemelijk dat er een sterke toename van sterfte bij jonge kalveren heeft plaatsgevonden als gevolg van BTV-3. Een verdiepende multivariabele analyse zoals gepland staat voor begin 2024 zal meer duiding geven aan deze resultaten. Bij de sterfte van jongvee en volwassen runderen op melkveebedrijven is wel sprake van een duidelijk verschil in sterfte tussen de drie groepen bedrijven in de BTV-3 uitbraak periode (figuur 12B en 12C). Vooral de sterfte van volwassen runderen was gedurende langere tijd verhoogd, zowel op bedrijven in besmet gebied die niet gemeld hebben (tot 1,5x hoger in vergelijking met 2020-2022), als op bedrijven die melding hebben gedaan van kliniek geassocieerd met BTV-3 (tot bijna 3,5x meer sterfte in vergelijking met 2020-2022.


Figuur 12. Sterfte van kalveren, jongvee en volwassen runderen per week op melkveebedrijven in 2023 ten opzichte van 2020-2022 weergegeven als ratio voor bedrijven in BTV-3 vrij gebied (groen), niet meldingsbedrijven in BTV-3 besmet gebied (oranje) en voor meldingsbedrijven (rood). Een ratio van 1 geeft geen verschil in sterfte weer tussen 2023 en voorgaande jaren. Een ratio >1 geeft een hogere sterfte in 2023 weer en een ratio <1 een lagere sterfte. 

Bij zoogkoeien is het beeld minder duidelijk (figuur 13). De sterfte van volwassen runderen is duidelijk verhoogd in de BTV-3 uitbraak periode. Echter, dit is het geval bij zowel bedrijven die gemeld hebben, als bedrijven die niet gemeld hebben maar wel in besmet gebied liggen en bedrijven die nog in BTV-3 vrij gebied gelokaliseerd zijn. Daarnaast is de sterfte wel het duidelijkst verhoogd binnen de groep bedrijven die melding hebben gedaan bij de NVWA, maar deze bedrijven hebben heel 2023 al een duidelijk verhoogde sterfte in vergelijking met de voorgaande jaren (ook vóór de periode waarin BTV-3 een rol gespeeld kan hebben (figuur 13)). Een multivariabele analyse zoals uitgevoerd zal gaan worden in de verdiepende data-analyse die gepland staat voor begin 2024, zal hier meer duiding in geven.


Figuur 13. Sterfte van volwassen runderen per week op zoogkoebedrijven in 2023 ten opzichte van 2020-2022 weergegeven als ratio voor bedrijven in BTV-3 vrij gebied (groen), niet meldingsbedrijven in BTV-3 besmet gebied (oranje) en voor meldingsbedrijven (rood). Een ratio van 1 geeft geen verschil in sterfte weer tussen 2023 en voorgaande jaren. Een ratio >1 geeft een hogere sterfte in 2023 weer en een ratio <1 een lagere sterfte. 

Duur van verhoogde sterfte op meldingsbedrijven

Wanneer we de sterfte van runderen (>2 jaar) op melkveebedrijven bekijken vanaf het moment van melden (week 0) tot en met 10 weken na het maken van de melding is zichtbaar dat, gedurende de BTV-3 uitbraak, de sterfte in alle tien weken hoger ligt dan in dezelfde week van de drie voorgaande jaren (figuur 14). Het grootste verschil is zichtbaar in de eerste weken na melding maar ook in week zeven tot tien is de sterfte nog verhoogd (figuur 14). Het beeld bij het jongvee is vergelijkbaar (figuur 15).


Figuur 14. Sterfte van runderen (>2 jaar) op melkveebedrijven per week in 2023 vanaf de week waarin de melding bij de NVWA is gedaan (week 0) tot en met 10 weken na het moment van melden ten opzichte van dezelfde week in de periode 2020-2022.


Figuur 15. Sterfte van jongvee (1-2 jaar) op melkveebedrijven per week in 2023 vanaf de week waarin de melding bij de NVWA is gedaan (week 0) tot en met 10 weken na het moment van melden ten opzichte van dezelfde week in de periode 2020-2022.


Bijlage 1. Clustering in rundersterfte (>2 jaar) en aantal meldingen van kliniek indicatief voor BTV-3 gedaan door rundveebedrijven bij NVWA per week in de periode van week 39 (week van 25 sep-1 okt) tot en met week 48 (27 nov – 4 dec) in 2023.



 

Oude browser

We zien dat u gebruik maakt van een verouderde browser. Niet alle onderdelen van de website zullen daardoor goed functioneren. Download nu de laatste versie van uw browser om veilig te kunnen surfen.

GD maakt gebruik van cookies om onze website te analyseren en de functionaliteit te verbeteren. Meer info vind je in ons cookiebeleid.