20-12-2023:
De gezondheid van de paardenpopulatie wordt in Nederland op verschillende manieren in de gaten gehouden. Vanaf dit jaar worden al deze gegevens gecombineerd en geanalyseerd, om zo nog beter zicht te krijgen op paardengezondheid en deze waar nodig te verbeteren.
Royal GD monitort sinds 2002 de diergezondheid van landbouwhuisdieren en voor de diergezondheidsmonitor paard is er vanaf 2014 een telefonische helpdesk. Van hieruit werden al gegevens vastgelegd, net als van laboratoriumonderzoek (ook pathologisch). Daarnaast bevatten data uit I&R-registratie informatie over de paardenpopulatie. Al deze gegevens werden echter nog niet gecombineerd en geanalyseerd. Uit onderzoek dat GD afdeling epidemiologie heeft uitgevoerd onder de noemer ‘pilotproject data analyse paard’ blijkt nu dat dit waardevolle informatie oplevert ter ondersteuning van het volgen van trends en ontwikkelingen in de gezondheid van paarden in Nederland.
Databronnen
Het doel van het onderzoek, dat gefinancierd werd door GD en SRP, was om te evalueren of het mogelijk is om toegang te krijgen tot meerdere databronnen en of deze geanonimiseerd en gecombineerd kunnen worden. Daarvoor werden verschillende databronnen onder de loep genomen. Vanuit Identificatie en Registratie (I&R) werden anonieme data beschikbaar gesteld over een periode van mei tot en met september 2021. Daarnaast was Trends in paardengezondheid nu nog beter te volgen er data beschikbaar vanuit de Helpdesk Paard, het GD laboratorium (diagnostiek van infectieziekten, mestonderzoek op wormeieren, klinisch chemische data) en van pathologisch onderzoek. Deze data waren beschikbaar van 2016 tot en met augustus 2021. Enkele interessante resultaten uit dit onderzoek worden hieronder toegelicht om op deze manier een beeld te schetsen van de mogelijkheden van zulke analyses.
Paarddichtheid
Op basis van de beschikbare data waren er in september gegevens aanwezig van ruim 160.000 paarden die gehouden werden op ruim 22.000 locaties. Dit is een onderschatting van het totaal aantal paarden in Nederland, aangezien de I&R data op het moment van analyse nog niet compleet waren. Het is op basis van deze data echter wel mogelijk een indicatie te geven van paard-dichte en paard-arme gebieden in Nederland (Figuur 1). De meeste paarden die in I&R stonden geregistreerd, worden gehouden in het oostelijk deel van het land. Gemiddeld waren er op basis van deze data zeven paarden per locatie aanwezig. In de meeste gevallen werden er twee paarden gehouden.
Dichtheid van paarden (links) en paardenhouders (rechts) per tweecijferig postcodegebied in de periode van mei tot en met september 2021 geregistreerd in I&R. Een donkere kleur geeft een hogere dier-/bedrijfsdichtheid weer. (Bron: RVO)
Onderzochte ziektes
De Helpdesk Paard werd in de periode van 2016 tot en met augustus 2021 jaarlijks gemiddeld 311 keer geraadpleegd. Het vaakst werd er gebeld voor advies ten aanzien van sportpaarden (38%) of paarden die worden ingezet voor de fokkerij (36%). De meeste vragen werden gesteld over droes (gemiddeld 63x per jaar), equine herpes virussen (EHV-1 of 4) en wormbesmettingen (gemiddeld respectievelijk 54x en 14x per jaar). Tussen 2016 en augustus 2021 werden bij het GD laboratorium in totaal ruim 23.000 diagnostische testen uitgevoerd op monstermateriaal afkomstig van paarden waarbij onder andere gekeken wordt naar een mogelijk infectieuze oorzaak voor een aandoening. In 2021 werd bijvoorbeeld relatief minder vaak EHV-1 aangetoond dan in de daaraan voorafgaande jaren, dit is deels verklaarbaar door het verplicht inzenden van monsters van grotendeels gezonde FEI paarden na een grote neurologische EHV-1 uitbraak in Valencia, Spanje. Het percentage monsters waarin Equine influenzavirus werd aangetoond nam in 2018 en 2019 opvallend toe. Dit is verklaarbaar door de influenza epidemie onder paarden in Europa in 2018-2019. In 2020 en 2021 daalde dit percentage weer. De COVID-19 pandemie leidde toen tot minder wedstrijden en reisbewegingen en daarmee waarschijnlijk tot minder verspreiding van het virus.
Wormen
Een vergelijkbare analyse werd uitgevoerd naar inzendingen voor parasitair onderzoek bij GD. Hierbij werden in de periode van 2016 tot en met augustus 2021 de volgende wormen gedetecteerd: lintworm, Strongylidae, spoelworm, veulenworm en aarswormen. Strongylidae (met name Cyathostominae) werden het vaakst gevonden en de prevalentie van deze wormsoorten stegen in de onderzoeksperiode. Deze wormen worden het vaakst gevonden in de weideperiode (tussen mei en september). De overige wormsoorten lieten in deze analyse op basis van de in deze periode ingestuurde monsters geen stijgende of dalende trend zien en werden in minder dan 3% van de monsters aangetoond.
Waardevol
Conclusie van het onderzoek is dat data-analyse bijdraagt aan inzicht in de ontwikkeling van de gezondheid van de paardenpopulatie in Nederland. Kennis over de staat van de paardengezondheid is waardevolle, additionele informatie naast andere monitoringsinstrumenten, zoals informatie verkregen via de Helpdesk Paard, secties en bedrijfsbezoeken. Paardeneigenaren, dierenartsen en sectorpartijen kunnen hieruit informatie halen met als doel de gezondheid van de paardenpopulatie in Nederland in het algemeen te verbeteren. De verwachting is dat deze waarde alleen maar zal toenemen als ook andere databronnen ontsloten worden en meer paarden in I&R worden geregistreerd. LNV, de opdrachtgever van de monitoring, ziet deze waarde ook. Daarom worden de beschikbare gegevens vanaf dit jaar jaarlijks geanalyseerd om trends en ontwikkelingen in de gezondheid van de paardenpopulatie te kunnen monitoren en om signalen uit de andere monitoringsinstrumenten te kunnen ondersteunen of te nuanceren.