Zoomfunctie

Moeite met het lezen van de tekst? Vrijwel alle populaire browsers geven u controle over hoe groot websites worden weergegeven.

  • Windows
    Mac OS
  • Zoom in
  • Zoom uit
  • Zoom 100%
  • Muiswiel op / neer

IBR

Infectieuze Bovine Rhinotracheïtis (IBR) veroorzaakt directe schade op rundveebedrijven en leidt tot handelsbelemmeringen voor export van vee, sperma en embryo’s. Internationale ontwikkelingen hebben eind vorige eeuw geleid tot een nationaal bestrijdingsplan voor IBR. Het doel was eradicatie van het IBR-virus in Nederland. In 1995 is de bestrijding van IBR in Nederland van start gegaan. Tot 1998 gebeurde dit in de vorm van een vrijwillig certificeringsprogramma. IBR-vrije rundveebedrijven konden deze status officieel vastleggen door verwerving van een IBR-vrij certificaat.

 

Dierziekte informatie ​Infectieuze Bovine Rhinotracheïtis (IBR)

  1. Verschijnselen
  2. Diagnostiek
  3. Prevalentie
  4. Preventie

Na een voorbereiding van twee jaar ging op 1 mei 1998 de collectieve verplichte bestrijding van IBR van start. Rundveehouders zonder IBR-vrij certificaat werden geacht hun runderen elk halfjaar met IBR-markervaccin te laten vaccineren. Begin 1999 bleek dat een deel van het gebruikte levende vaccin vervuild was met BVD-virus. De registratie van het levende markervaccin werd geschorst en de verplichting om te vaccineren opgeschort. De IBR-bestrijding raakte in een impasse.

In het najaar van 2000 heeft de Stuurgroep IBR-bestrijding Nederland een plan van aanpak voor de collectieve herstart van de IBR-bestrijding geformuleerd. Inhoudelijk bestond dit plan uit twee elementen:

  • een verplichte aanpak op bedrijven die na 2 jaar de doelstelling ‘minder dan 50 procent besmette runderen ouder dan 2 jaar’ niet hebben gehaald;
  • een financiële prikkeling ter stimulering van de certificering.

Dit plan van aanpak is in het najaar van 2000 op LTO-bijeenkomsten uitgebreid toegelicht en ter stemming voorgelegd. Voor niet-LTO-leden zijn vier bijeenkomsten door de Stuurgroep IBR-bestrijding georganiseerd. De uitkomst van de LTO-ledenraadpleging was dat 61 procent van de LTO-leden die op de bijeenkomst aanwezig waren, vóór het voorstel heeft gestemd. Hiermee is de door de LTO vereiste en door de Stuurgroep overgenomen tweederde meerderheid niet gehaald en daarmee is het plan verworpen. In de beschouwing van het resultaat kan worden geconcludeerd dat met name het ontbreken van zicht op schadevergoeding, maar ook het gebrek aan vertrouwen in het IBR-vaccin aan de uitkomst van de stemming ten grondslag heeft gelegen. Gevolg is dat de collectieve bestrijding van IBR voor onbepaalde tijd is opgeschort.

Op 9 juni 2017 heeft de staatssecretaris van Economische Zaken een brief aan de Tweede Kamer gestuurd waarin regelgeving voor IBR wordt aangekondigd in de eerste helft van 2018. Hiermee zal een nieuwe fase van uitroeiing van IBR van start gaan middels een vaccinatieplicht van dieren op verdachte en besmette bedrijven.

Op 1 april 2018 is vanuit de zuivelorganisaties (ZuivelNL) een verplichting voor deelname aan een route die leidt tot een IBR-vrij melkveebedrijf van kracht geworden. Bedrijven kunnen kiezen uit IBR-vrij (route intake bloed, bewaking tankmelk) met vrijstatus, IBR-vrij (route tankmelk) met onverdachtstatus of IBR-vrij (route vaccinatie) met status 'vaccinerend'. De startdatum van een landelijke IBR-bestrijding voor alle rundveebedrijven is meerdere malen door het Ministerie van LNV uitgesteld en staat nu voor 2021 op de planning.

Het effect van de bestrijding van IBR en BVD wordt inmiddels zichtbaar. Lees de uitgebreide toelichting van ZuivelNL

Pathogenese

Het bovine herpesvirus 1 (BoHV1) veroorzaakt, afhankelijk van de infectieroute, IBR (infectieuze bovine rhinotracheïtis), IPV (infectieuze pustuleuze vulvovaginitis) of IBP (infectieuze balanoposthitis). BoHV1 is familie van herpesviridae en subfamilie van alphaherpesvirinae. Er zijn twee subtypen van BoHV1: 1 en 2.

Het virus wordt meestal overgedragen door direct contact tussen een infectieus rund en een gevoelig rund. Ook is verspreiding via onder andere mensen en materialen mogelijk. Daarnaast kan het virus zich via de lucht over korte afstand naar andere runderen verspreiden.

Infectieuze runderen kunnen één tot veertien dagen virus uitscheiden. De ziekteverschijnselen kunnen twee tot zeven dagen na besmetting optreden. Een IBR-circulatie op een bedrijf kan acht tot tien weken duren. Antistoffen tegen glycoproteïne E (gE) van BoHV1 zijn relatief laat aantoonbaar, het kan 3 tot 4 weken na infectie duren voordat ze worden aangetoond. Met het insturen van bloedmonsters dient hiermee rekening te worden gehouden, namelijk door de monsters pas vier weken na optreden van klinische verschijnselen te nemen. Deze gE-ELISA wordt door GD als standaard test gebruikt.

Het virus blijft na de infectie latent aanwezig, met name in de trigeminale ganglia c.q. sacrale ganglia, afhankelijk van de infectieroute. Onder invloed van stress of corticosteroïden kan het virus weer tot replicatie overgaan en opnieuw uitgescheiden worden (reactivatie). Dit proces verloopt doorgaans subklinisch. De virusuitscheiding is minder en korter van duur dan na een primaire infectie. Geïnfecteerd rundvee is op deze manier levenslang potentieel virusuitscheider. Op IBR-positieve bedrijven kan het voorkomen dat gedurende jaren geen viruscirculatie optreedt. 


Verschijnselen van IBR

Symptomen

Een IBR-infectie leidt tot een ontsteking van de voorste luchtwegen. Viraemie is meestal niet vast te stellen. De infectie gaat gepaard met immuunsuppressie. Symptomen van een IBR-infectie kunnen zijn: neus- en ooguitvloeiïng, roodheid van de neus, laesies in de neus, koorts, snotteren, plotselinge eetlust- en productiedaling, lusteloosheid, benauwdheid, soms gepaard gaand met snurken. Er kan sterfte optreden. De ongeboren vrucht is zeer gevoelig voor een IBR-infectie met abortus (veelal in de tweede helft van de dracht) als mogelijk gevolg. Pustuleuze ontstekingen aan de vulva of penis treden respectievelijk op bij IPV en IBP. Multisystemische verschijnselen bij jonge kalveren zijn ook beschreven.

De klassieke symptomen van IBR (IPV/IBP) doen zich niet altijd voor. Verspreiding van het virus, waarbij runderen geen of zeer weinig verschijnselen vertonen, komt geregeld voor. De virulentie en het klinische beeld variëren bij de verschillende virusstammen.

Uitbraak melden

Voor bedrijven die deelnemen aan IBR-vrij (route intake bloed, bewaking tankmelk) of IBR-vrij (route tankmelk) van ZuivelNL is melding van klinische verschijnselen die zouden kunnen duiden op een IBR-infectie verplicht. Als u op dergelijke rundveebedrijven de symptomen van een klassieke IBR-uitbraak aantreft, verzoeken wij u dan ook om dit direct bij GD afdeling Klantcontact & Administratie (KCA) te melden, telefoon 088 20 25 500. Het bedrijf krijgt de zogenaamde observatiestatus, totdat helder is wat er aan de hand is. 


Diagnose van IBR

Waarschijnlijkheidsdiagnose

De waarschijnlijkheidsdiagnose stelt u op basis van de klinische verschijnselen. Voor een snelle bevestiging kunt u, bij voorkeur nog dezelfde dag, van maximaal twee dieren in de acute fase (koorts, conjunctivitis, snotteren) een neusslijmmonster nemen voor virologisch onderzoek. Routinematig wordt hiervoor op het laboratorium een PCR-test uitgevoerd. Op de onderzoekskosten zit subsidie vanuit de Monitoring Diergezondheid.

Testmethodieken

ELISA testen

  • gE-ELISA
    Voor het onderzoek op BoHV1-antistoffen in tankmelk, individuele melkmonsters en bloed wordt standaard de bij het gE-markervaccin behorende gE-ELISA gebruikt. Met gE-markervaccin gevaccineerde runderen, die vrij zijn van veldvirus, worden bij een gunstige uitslag van deze test als IBR-vrij aangemerkt. Dieren die in het verleden met conventionele vaccins gevaccineerd zijn, die vrij zijn van het veldvirus, worden met deze test als IBR-geïnfecteerd aangemerkt (deze situatie zal bijna niet meer voorkomen in Nederland vanwege het verbod op conventionele IBR-vaccins in 1998). Bij circa negentig procent van de gunstige tankmelkonderzoeken is het aantal besmette dieren minder dan tien procent. De gE-ELISA toont niet heel snel na infectie antistoffen aan, dat kan 3 tot 4 weken duren.
    NB Onderzoek op BoHV1-antistoffen binnen een week na vaccinatie met geïnactiveerd markervaccin kan soms een zwak-vals-positieve uitslag geven, terwijl het rund geen antistoffen tegen het veldvirus heeft. Het is daarom raadzaam om voor onderzoek op antistoffen na vaccinatie een wachttijd van minimaal twee weken aan te houden.

  • gB-blocking: screening
    Wanneer het noodzakelijk is dat wordt aangetoond dat runderen vrij zijn van antistoffen tegen zowel het veld- als het gE-negatieve markervaccinvirus, wordt de screening met behulp van gB-blocking ELISA gebruikt. Hierbij wordt het serum 1:10 verdund getest. De gB-ELISA toont snel na infectie antistoffen aan, al vanaf 8 dagen na infectie.
    De test is kwalitatief: uitslagen worden weergegeven als wel of geenantistoffen aangetoond en een enkele keer als dubieus.
    Ten behoeve van de KI wordt deze test ingezet op de meest gevoelige wijze, namelijk met onverdund serum. Soms wordt dit ook voor export gevraagd.
    Is dit onderzoek gewenst, vermeld dit dan expliciet op het inzendformulier.

  • Deense test
    KI-organisaties maken gebruik van de zeer gevoelige Deense test. Ook met deze test wordt geen onderscheid gemaakt tussen gevaccineerde of besmette dieren, met andere woorden: de test toont na enting met gE-negatief vaccin de antistoffen aan. Ook deze test wordt soms bij export gevraagd.

  • gE en gB-ELISA: titratie
    Deze semi-kwantitatieve test maakt het mogelijk om stijgingen in gehalte aan antistoffen aan te tonen bij verdenking van een IBR-uitbraak. Het betreft hier gepaarde serologie. De monsters worden gezamenlijk getest op het moment dat de tweede inzending binnen is. Is dit onderzoek gewenst, vermeld dan op het inzendformulier dat u gepaarde serologie wilt.

Virologische testen
Virologische diagnostiek van IBR-infecties gebeurt op basis van de real time PCR en/of virusisolatie. Neusswabs worden standaard met behulp van de PCR onderzocht op de aanwezigheid van veldvirus danwel vaccinvirus. Spermamonsters kunnen zowel met de PCR als met virusisolatie onderzocht worden.

  • PCR
    De routine-diagnostiek van IBR-infecties gebeurt met de real time PCR. De PCR combineert een hoge gevoeligheid met een snelle uitslag. De test maakt onderscheid tussen veldvirus en vaccinvirus. Indien de swabs ‘s ochtends vóór 9.00 uur bij GD zijn, ontvangt u meestal 's middags of de volgende dag de uitslag.

  • Virusisolatie
    Om een uitspraak te kunnen doen over de aard van het veldvirus, is het noodzakelijk dat het virus wordt geïsoleerd en nader getypeerd. Een viruskweek heeft een doorlooptijd van tien tot veertien dagen en is kostbaar. Een dergelijk onderzoek vindt slechts in het kader van projecten plaats.

Maternale antistoffen bij aanvoer niet-IBR-vrije koeien

Voor bedrijven met de IBR-status ‘vrij’ of ‘onverdacht’ geldt dat ieder aangevoerd rund van een niet-IBR-vrij bedrijf moet worden onderzocht op IBR-antistoffen na aanvoer, dit is onafhankelijk van de leeftijd van het dier. Er worden geen uitzonderingen gemaakt voor jonge kalveren vanwege aangetoonde maternale antistoffen. Aangevoerde kalveren die positief testen bij aanvoeronderzoek zullen van het bedrijf moeten worden afgevoerd.

Ieder kalf wordt IBR-vrij geboren, er vindt namelijk geen transplacentaire overdracht van antistoffen van de maternale naar de foetale circulatie plaats. Wel kunnen IBR-antistoffen via biest van een besmette (moeder)koe worden overgedragen aan een kalf. Gemiddeld zijn deze maternale antistoffen na zes maanden niet meer aantoonbaar bij antistoffenscreening in bloed, maar er zijn uitschieters bekend van dieren waarbij dit tot de leeftijd van een jaar duurde. De snelheid waarmee maternale antistoftiters afnemen is onder andere afhankelijk van de tijdsduur tussen de geboorte en de opname van biest, de hoeveelheid biest die werd opgenomen en de kwaliteit van de biest.

Screenen vóór aankoop
Praktisch gezien kunnen jonge kalveren het best van IBR-vrije bedrijven worden aangekocht. Indien dit niet mogelijk is, dan is het advies om jonge kalveren voor te screenen vóór de aankoop en alleen dieren met een negatief resultaat daadwerkelijk aan te voeren. Op deze manier is de kans het grootst dat het dier na aanvoer weer negatief test. Titratie van antistoffen kan eventueel een idee geven van de termijn waaraan gedacht kan worden tot de screening negatief zal zijn. De halfwaardetijd (gedefinieerd als de tijd voor een bepaalde antistoftiter om te halveren) is drie tot vier weken. Oudere kalveren hebben een langere halfwaardetijd dan jongere kalveren met dezelfde titer.

Al het antistoffenonderzoek binnen de IBR-routes is gebaseerd op onderzoek naar antistoffen tegen het gE-eiwit van het virus. Let erop dat een pasgeboren kalf door opname van biest van een vrije (moeder)koe die is gevaccineerd, op dezelfde wijze positief test bij onderzoek op gB-antistoffen. Dit kan van belang zijn bij export of verkoop aan KI-organisaties.


Prevalentie van IBR

Status in Nederland

Voorheen had Nederland in Europa de hoogste IBR-besmettingsgraad. Dankzij de collectieve bestrijding eind negentiger jaren van de vorige eeuw is landelijk de prevalentie gedaald. Met name op de niet-melkleverende bedrijven is het percentage besmette runderen fors gedaald, van 27,5 procent in 1996 naar 8,7 procent in 2000. Op de melkleverende bedrijven heeft de forse daling zich voortgezet en is het percentage runderen met aantistoffen onder de 25 procent gedaald. Deze cijfers zijn op dierniveau. Tegenwoordig wordt de prevalentie op bedrijfsniveau bepaald. De getallen die hieronder staan kunnen dus niet worden vergeleken met de besmettingsgraad in het verleden.

Uit tankmelkonderzoek op antistoffen in de Specifieke Monitoring is gebleken dat de landelijke prevalentie van IBR in 211 op melkveebedrijven 21 procent was en in 2015 15,6 procent. In 1998 was dit 84 procent. Bij niet-melkleverende bedrijven zijn runderen op IBR-antistoffen getest vanaf de leeftijd van 2 jaar. De landelijke prevalentie op bedrijfsniveau in 2011 was 17 procent en in 2015 9,6 procent.

Buitenland

Binnen de EU zijn Denemarken, Finland, Zweden, Oostenrijk, Duitsland en de Italiaanse regio Valle d’Aosta en de autonome provincie Bolzano officieel IBR-vrij (de zogenaamde artikel 10 status). Buiten de EU zijn dat Zwitserland, Noorwegen en kanaaleiland Jersey.

Tsjechië, België, Luxemburg en in Italië de autonome regio Friuli Venezia Giulia en de autonome provincie Trento hebben de EU artikel-9-status behaald en kunnen ook aanvullende eisen stellen aan de import van runderen. Frankrijk en Spanje kennen een nationale verplichting IBR-bestrijding. Export van fokvee kan verder worden bemoeilijkt als de situatie in Nederland niet verbetert. Ook lopen Nederlandse K.I.-stations als gevolg van de hoge prevalentie in ons land een relatief grote kans op een uitbraak.

De handelsrichtlijn van de EU maakt het IBR-vrije landen mogelijk om beperkingen op te leggen aan niet-vrije landen bij importen van vee.


Preventie van IBR

Gesloten bedrijfsvoering

Door toepassing van een gesloten bedrijfsvoering wordt het risico op introductie van IBR en andere runderziekten op het bedrijf, waaronder BVD, leptospirose, paratbc en salmonellose, verminderd.

Een gesloten bedrijf hanteert de volgende maatregelen om insleep van IBR (en andere ziekten) te voorkomen:

  • geen aankoop van rundvee (uitgezonderd runderen van IBR-vrij gecertificeerde bedrijven);
  • geen diercontacten met runderen van niet-gecertificeerde bedrijven (minimale afstand van vier meter tot niet-vrije runderen);
  • alle professionele bezoekers gebruik laten maken van bedrijfskleding en laarzen;
  • gebruik van schoon materiaal wanneer dat in aanraking komt met het rundvee (ook materiaal van bedrijfsmatige bezoekers).

Op niet IBR-vrij gecertificeerde bedrijven blijft het risico van reactivatie bestaan. Dit betekent dat deze strategie met betrekking tot IBR alleen voldoende zekerheid biedt als hij wordt gecombineerd met afvoer van besmette runderen en/of vaccinatie.

Checklist IBR-preventie

De checklist geeft aan in hoeverre u met uw huidige bedrijfsvoering insleep van nieuwe IBR-infecties voorkomt. Het is een waardevol instrument bij het bepalen van de IBR-preventie op uw bedrijf. Zijn er op uw bedrijf besmette dieren aanwezig (dieren met gE-antistoffen), dan is de aanpak van IBR prioriteit om verspreiding te voorkomen. Overleg met uw dierenarts voor de beste aanpak van uw bedrijf.

Rendabel

Uit berekeningen van Wageningen UR blijkt dat de kosten van maatregelen om gesloten te worden gemiddeld genomen lager zijn dan de kosten van een uitbraak als gevolg van insleep van infectieziekten. In deze modelberekening zijn niet alleen de kosten van insleep van IBR opgenomen, maar ook die van BVD, leptospirose en salmonellose. De rentabiliteit van een gesloten bedrijfsvoering neemt toe naarmate het bedrijf vrij is van meer ziekten.

In het verleden een uitbraak van IBR

Als bekend is dat er in het verleden een uitbraak van IBR op het bedrijf is geweest, kan worden aangenomen dat er een grote kans is dat alle runderen die ten tijde van de uitbraak op het bedrijf aanwezig waren, antistoffen hebben tegen IBR. Op basis van de actuele stallijst kan worden nagegaan hoeveel van deze runderen nog aanwezig zijn en kan worden vastgesteld welke strategieën mogelijk zijn. Daarbij moet rekening worden gehouden met het feit dat in de tijd dat deze runderen op het bedrijf zijn, er een gerede kans op reactivatie van het virus is. De maatregelen zullen er zich dus op moeten richten om het optreden en/of de gevolgen hiervan te beperken.

Vaccinatie met niet-markervaccin

Het gebruik van niet-marker IBR-vaccins, ook wel conventionele vaccins genoemd, is sinds 1998 niet toegestaan in Nederland.

Combinatie van maatregelen

In theorie zal een gesloten bedrijf met een normaal vervangingsbeleid na een uitbraak in circa zes jaar alle besmette dieren kunnen hebben afgevoerd. Het risico van reactivatie en daarmee van circulatie van BoHV1 in de koppel blijft echter bestaan, zolang besmette dieren aanwezig zijn. Een halfjaarlijkse IBR-vaccinatie verkleint dit risico. In dit kader heeft Wageningen UR berekend dat voor een gesloten bedrijf het risico van reactivatie afhankelijk is van de omvang van het bedrijf, het aantal seropositieve runderen en de gekozen strategie.

In deze tabel zijn de effecten van deze factoren samengevat. Door deze tabel te raadplegen, is voor verschillende bedrijfsgroottes en besmettingsgraden af te lezen hoe groot de kans op een uitbraak is bij een strategie en hoe omvangrijk de uitbraak zal zijn. De gegevens hebben betrekking op gesloten bedrijven. Aanvoer van met name besmette dieren verhoogt het risico op een uitbraak aanzienlijk. 

Bedrijfsgrootte (aantal runderen) 80 100 150 200
geen dood levend geen dood levend geen dood levend geen dood levend
Aantal runderen seropositief 0 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0%
0% 0% 0% 0% 0%
1 1%
1% 0% 1% 1% 0% 1% 1% 0% 1% 1% 0%
2 3% 1% 0% 3% 1% 0% 3% 1% 0% 3% 2% 0%
3 4% 2% 1% 4% 2% 1% 4% 2% 1% 4% 2% 1%
4 5% 3% 1% 5% 3% 1% 5% 3% 1% 5% 3% 1%
5 6% 3% 1% 6% 4% 1% 7% 4% 1% 7% 4% 1%
10 12%
6% 1% 12% 7% 1% 12% 7% 1% 12% 7% 1%
15 16% 8% 0% 16% 9% 0% 17% 10% 1% 18% 10% 2%
20 19%
10% 0% 20% 11% 0%
22% 12% 1% 22% 13% 2%
25 21% 10% 0% 23% 12% 0% 25% 14% 0% 27% 15% 1%
30 22% 10% 0% 25% 13% 0% 29% 16% 0% 30% 17% 1%
40 20% 6% 0% 27% 12% 0% 34% 18% 0% 36% 20% 0%
50 10% 0%
0% 25% 8% 0% 37% 19% 0% 41% 23% 0%
75 0%
0% 0% 0% 0% 0% 34% 11% 0% 46% 23% 0%
100

7% 0% 0% 43% 15% 0%
200 0% 0%

Het gebruik van de tabel bij individueel advies

Met behulp van de bovengenoemde tabel kunt u rundveehouders gericht adviseren over de IBR-aanpak op hun bedrijf. Voor de bovengenoemde bestrijdingsstrategieën kunt u per bedrijfsgrootte en per besmettingsgraad het risico van een uitbraak aflezen en de mate waarin circulatie zal plaatsvinden, inschatten. Bij hogere prevalenties is afvoer van enkele seropositieve dieren niet effectief. Bij lagere prevalenties kan het versneld afvoeren van enkele seropositieve dieren het risico van een uitbraak aanzienlijk verminderen. Met de tabel krijgt u een indicatie van het effect van vaccineren op de kans op een uitbraak. Bij een strategie met vaccinatie wordt bovendien het verschil in effect tussen levend en geïnactiveerd vaccin duidelijk. U kunt kansen op een uitbraak vergelijken bij een afnemend aantal seropositieve dieren en zo het effect van versneld ruimen van deze seropositieve dieren inschatten.

Ter illustratie een voorbeeld. Een gesloten bedrijf met 80 runderen heeft 10 seropositieve dieren. Als de veehouder IBR niet gericht aanpakt, zal het aantal besmette dieren bij een normaal afvoerbeleid geleidelijk afnemen, mits een nieuwe uitbraak wordt voorkomen. Dankzij de verschillende bestrijdingsstrategieën kan de veehouder het risico van een uitbraak verlagen.

De kans op een grote uitbraak, waarbij meer dan 80 procent van de seronegatieve runderen wordt besmet, bedraagt 12 procent wanneer het bedrijf niet vaccineert. Bij vaccinatie met dood vaccin bedraagt de kans op een grote uitbraak 6 procent. Bij vaccinatie met levend vaccin bedraagt de kans op een uitbraak slechts 1 procent. Afvoer van de helft van de besmette runderen zal bij de strategieën ‘niet vaccineren’ en ‘vaccineren met dood vaccin’ leiden tot een kleinere kans op een uitbraak (respectievelijk 6 en 3 procent). De afvoer van de helft van de besmette runderen bij de strategie ‘vaccinatie met levend vaccin’ heeft geen verlaging van de kans op een uitbraak tot gevolg. Met de tabel kan een onderbouwd advies worden gegeven.

IBR en handel

Evenals bij de overige bestrijdingsprogramma’s ontstaan er door het IBR-bestrijdingsprogramma verschillende dierziektestatussen. Deze statussen worden weergegeven op het bedrijfscertificaat en op de gezondheidsverklaringen (eigen verklaring). In dit overzicht staan de benamingen op het bedrijfscertificaat en de gezondheidsverklaring weergegeven.

Afhankelijk van de IBR-status gelden er restricties voor het verplaatsen van rundvee tussen bedrijven. In het schema ‘Toegestane verplaatsingen van rundvee tussen bedrijven’ staat aangegeven welke dierverplaatsingen zonder consequenties kunnen worden uitgevoerd en welke dierverplaatsingen niet zonder meer zijn toegestaan. De systematiek van andere bestrijdingsprogramma’s is in principe gelijk.

IBR-status en vermelding op bedrijfscertificaat/overzicht openbare statussen

Status IBR Bedrijfscertificaat Overzicht openbare statussen
vrij vrij vrij
observatie - -
in onderzoek - -
onverdacht onverdacht onverdacht
onbekend - -
vaccinerend vaccinerend vaccinerend


Toegestane verplaatsingen van rundvee tussen bedrijven

van vrij observatie onverdacht in onderzoek onbekend vaccinerend
naar

x x x x x
vrij
x x x x x
observatie
x x x x x
in onderzoek
x x x x x
onverdacht
x x x x x
vaccinerend












Deelname aan rundveekeuringen

Bij deelname aan rundveekeuringen komen de runderen in contact met ander vee. Hierdoor bestaat een zeker risico van besmetting en dit kan gevolgen hebben voor de IBR-status van het bedrijf. Deelname is voor eigen risico van de veehouder. Voor deelname aan rundveekeuringen gelden de volgende regels.

Voor alle bedrijven

  • Rundveekeuringen hebben een eigen UBN. Bij inzending van runderen naar rundveekeuringen is melding aan I&R dus noodzakelijk. Aan- en afmelding voor keuring kan in één melding gebeuren.
  • Het advies van GD is om in te zenden runderen (ook van IBR-vrije bedrijven) te vaccineren met markervaccin, conform de voorschriften van de fabrikant. Deze enting is maximaal 6 maanden voor de keuringsdatum uitgevoerd, de laatste enting niet korter dan 2 weken voor aanvang van de rundvee keuring uitgevoerd.

NB. Vaccinatie van een rund beperkt de mogelijkheid van export naar landen die eisen dat het rundvee vrij is van antistoffen tegen zowel het IBR-veldvirus als het IBR-markervaccinvirus. Bovendien kan biest van deze runderen niet meer worden gegeven aan kalveren die bestemd zijn voor KI.

Voor IBR-vrij gecertificeerde bedrijven

  • IBR-vrij gecertificeerde bedrijven kunnen zonder consequenties rundvee inzenden naar IBR-vrije en IBR-veilige keuringen. Het geeft wel altijd enig risico van besmetting.
  • Deelname van IBR-vrij gecertificeerde bedrijven aan niet-IBR-vrije keuringen wordt ontraden. Indien zij toch rundvee inzenden naar niet-IBR-vrije keuringen, wordt het certificaat opgeschort en krijgt het bedrijf de observatiestatus tot uit onderzoek nadat het deelnemende dier is teruggekeerd is gebleken dat het nog steeds vrij is van IBR.

Deelname aan een niet-IBR-vrije betekent voor een gecertificeerd bedrijf dus niet alleen een risico van verlies van het certificaat, maar ook dat het, zolang het in observatie is, geen IBR-vrij vee kan verkopen.

Voor IBR-vrij gecertificeerde bedrijven in observatie
Bedrijven waarvan het IBR-vrij certificaat is opgeschort (in observatie), mogen uitsluitend rundvee inzenden naar niet-IBR-vrije keuringen. Vervolgens zullen zij na terugkomst van het rund via onderzoek moeten aantonen dat het bedrijf nog steeds vrij is van IBR. Er is ook een mogelijkheid om aan veilige keuringen deel te nemen, mits aan de voorwaarden daarvoor verder voldaan wordt.

 

Oude browser

We zien dat u gebruik maakt van een verouderde browser. Niet alle onderdelen van de website zullen daardoor goed functioneren. Download nu de laatste versie van uw browser om veilig te kunnen surfen.