In geval van koppelonderzoek dient ongeveer 10 procent van de dieren te worden bemonsterd, met een minimum aantal monsters van tien. Denk bij het representatief bemonsteren aan de diverse leeftijdscategorieën. Bij een geringer aantal monsters bestaat het risico van onderschatting van het EPG. Indien koppelonderzoek van schapen gewenst is, verdient een mengmonster de voorkeur. Het mengen van de individuele monsters dient dan door de inzender te worden gedaan. Voor een betrouwbare uitslag is een goede menging van exact gelijke delen (wegen) faeces belangrijk. Voor runderen kan GD dit, indien gewenst, voor een veehouder poolen. Een pool bestaat dan uit maximaal vijf dieren.

Ook faecesonderzoek naar eieren van Fasciola hepatica (leverbot) kan met individuele- of mengmonsters worden uitgevoerd. Bij mengmonsters worden er maximaal vijf runderen in een pool getest. Het aantal eieren dat Fasciola hepatica uitscheidt, is over het algemeen geringer dan bij maagdarmwormen, waarbij runderen in het algemeen lagere aantallen Fasciola eieren per gram uitscheiden dan schapen.

Terug naar parasitologie