De hoeveelheid maagdarmwormeieren in faeces wordt in het laboratorium van GD met de McMastermethode vastgesteld. Hiermee worden de wormeieren met een flotatiemedium in een telkamer aan het oppervlak geconcentreerd en vervolgens met behulp van een microscoop gedetermineerd en geteld. De uitslag wordt uitgedrukt in EPG (eieren per gram faeces). De McMastermethode wordt gebruikt voor differentiatie van de oöcysten.
De Centrifuge sedimentatie flotatie wordt gebruikt voor een semi-kwantitatieve telling van oöcysten, er wordt dus geen exact OPG (oöcysten per gram mest) bepaald. Dit omdat het vaak om grote aantallen gaat waarvan nauwkeurige telling klinisch niet relevant is en alleen maar kostenverhogend werkt. De uitslag geeft dan ook een gradatie in de vorm van ‘weinig’ (tot 500 OPG), ‘veel’ (500-5.000 OPG) en ‘zeer veel’ (meer dan 5.000 OPG). Naast OPG's bepalen bestaat ook de mogelijkheid de soort(en) microscopisch te typeren. Voor onderzoek op Cryptosporidium worden twee andere onderzoeksmethoden gebruikt. De centrifuge sedimentatie flotatie (CSF) methode biedt naast de mogelijkheid om eieren en oöcysten (semikwantitatief) te laten bepalen ook de mogelijkheid om een infectie met Giardia vast te stellen.
Het is dus van belang om bij inzending van faeces voor parasitologisch onderzoek nauwkeurig aan te geven waarop onderzoek dient plaats te vinden.
Interpretatie uitslag
Het niet aantonen van eieren sluit een infectie niet uit. Er zijn een groot aantal redenen, waarom er toch een infectie kan zijn:
- Aantal EPG ligt onder de detectiegrens: de detectiegrens van de door ons gebruikte McMastermethode is 50 EPG en van de CSF 10 EPG.
- De infectie bevindt zich in een fase waarin geen eieren in de faeces aantoonbaar zijn: bij acute infecties, waarbij klinische verschijnselen optreden tijdens de prepatente periode, worden in de faeces (nog) geen eieren aangetroffen.
- De maagdarmwormen bevinden zich in inhibitie (zie ‘Tijdens inhibitie detectie maagdarmworminfectie niet mogelijk’).
Bij runderen is alleen tijdens de eerste weideperiode, en dan alleen gedurende de eerste helft van dat weideseizoen, parasitologisch faecesonderzoek op maagdarmwormen zinvol.
Tijdens inhibitie detectie maagdarmworminfectie niet mogelijk
De ontwikkeling van maagdarmwormen kent een duidelijk seizoenspatroon, waarbij vooral gedurende een deel van het jaar inhibitie optreedt. Inhibitie is het tijdelijk stilvallen van de ontwikkeling in het larvale stadium. Deze tijdelijke onderbreking vindt plaats in najaar en winter, als de omstandigheden voor overleving ongunstig zijn. Inhibitie heeft als belangrijke consequentie voor de diagnostiek dat geïnhibeerde parasitaire stadia niet aantoonbaar zijn met faecesonderzoek.
Resistentie-detectie maagdarmwormen
Bij runderen in ons land is er mogelijk sprake van ivermectine resistente Cooperia. Daarom is het nuttig om circa zeven tot tien dagen na een wormbehandeling faecesonderzoek op maagdarmworm eieren te laten uitvoeren.
Immuniteit onderdrukt wormeiproductie
Bij herkauwers die aan het tweede of volgende weideseizoen toe zijn is de immuniteit tegen maagdarmwormen al zodanig ontwikkeld, dat het onmogelijk is om bruikbare relaties te leggen tussen het aantal eieren per gram faeces (EPG) en de mate van wormbesmetting. Parasitologisch faecesonderzoek op maagdarmwormen is bij deze dieren dan ook niet zinvol. Ook bij kalveren en lammeren in hun eerste weideseizoen is in de tweede helft van de weideperiode de invloed van de inmiddels opgebouwde immuniteit al zodanig dat de interpretatie van de EPG resultaten in relatie tot het aantal wormen heel moeilijk is
Terug naar parasitologie