Coryza is een sinds 1930 bekende aandoening bij pluimvee en stond in het verleden bekend als 'Acute snot'. De ziekte komt voornamelijk voor in gebieden met een warm klimaat: Zuid-Amerika, Afrika en het Midden en Verre Oosten, maar in een gebied met een gematigd klimaat kan de ziekte ook optreden. Het is een meestal acute, vervolgens chronische, sterk infectieuze aandoening bij kippen. Problemen komen voornamelijk voor in de herfst en de winter, bij productieve leghennen, vermeerderingsdieren, soms ook bij kalkoenen, fazanten en patrijzen. Corzya is vooral een probleem op meerleeftijdbedrijven, omdat het daar lang aanwezig kan blijven. Vooral oudere dieren zijn gevoelig, bij jongere dieren zijn de klinische verschijnselen milder en is de ziekteduur korter. Het ziektebeeld kan ook optreden bij vleeskuikens. De ziekte wordt gekarakteriseerd door een ontsteking van de voorste luchtwegen; vooral de neusholte en de neus bijholten.
Direct naar:
De verwekker
Infectieuze Coryza wordt veroorzaakt door de bacterie Avibacterium paragallinarum, vroeger ook Haemophilus paragallinarum genoemd. Van de bacterie zijn drie serogroepen bekend: A, B en C.
De infectieroute verloopt via het oog- en neusslijmvlies. Afwijkingen zijn zichtbaar vanaf drie dagen na besmetting en kunnen zich binnen tien dagen vertonen in de gehele koppel. Besmette dragers zijn van belang bij de verspreiding van de bacterie. Verspreiding vindt plaats via neusslijm, direct contact, waterdruppels in de lucht of via drinkwater. De bacterie wordt niet via de eieren verspreid. De bacterie overleeft buiten de kip relatief kort: maximaal twee dagen. De bacterie sterft door UV-licht (zonlicht), uitdroging en desinfectantia. De overlevingstijd in drinkwater is vier uur.
Een eenmaal besmet koppel zal gedurende het gehele leven dragers bevatten. Bij de bestrijding van de Coryza dient daarom de nadruk te liggen op het voorkomen van de besmetting.
Buitenlopend pluimvee heeft een verhoogd risico besmet te raken met Avibacterium paragallinarum met name in de directe omgeving van een besmet bedrijf: door direct contact met infectieus materiaal dat tijdens de acute fase van de ziekte in de omgeving door een besmet bedrijf (via het ventilatiesysteem) wordt verspreid dan wel via geïnfecteerd pluimvee.
De aandoening kan zich snel door het koppel verspreiden en gaat gepaard met:
- Dikke kop, met name door zwelling (vochtophoping) van de neus bijholte en de huid onder het oog; gezwollen lellen.
- Overvulde neusbijholte met grijze tot etterige, draden trekkende vloeistof.
- Eenzijdig of tweezijdige dichte ogen met gezwollen oogleden met etterige neus- en ooguitvloeiing.
- Rochelend geluid en ademhalingsmoeilijkheden.
- Verminderde water- en voeropname en vermagering.
- Diarree.
- Eiproductie daling van 10-40%. Incidenteel wordt een daling van 100% genoemd!
- Uitval tot meer dan 20%.
Over het algemeen duren de ziekteverschijnselen twee tot drie weken. De ziekte kan echter terugkomen wanneer het koppel door een andere oorzaak verzwakt wordt omdat in een eenmaal besmette koppel gedurende het gehele leven dragers aanwezig blijven.
De klinische verschijnselen kunnen verward worden met infecties van Mycoplasma gallisepticum, Mycoplasma synoviae, Pasteurella multocida, Ornithobacterium rhinotracheale,E. coli, TRT, IB, AI en NCD. Combinaties van één van deze ziektekiemen met de Coryzabacterie zullen het ziekteprobleem verergeren. Zeker bij vleeskuikens met een E. coli-infectie moet met deze mogelijkheid rekening gehouden worden.
Terug naar het begin van dit artikel
Het klinische beeld van Coryza kan sterk variëren. In ernstige gevallen is er sprake van een ontsteking van de voorste luchtwegen die gepaard gaan met neusuitvloeiing en dikke koppen. Het legpercentage kan afnemen met 10-40% en er kan oplopende sterfte worden waargenomen. Een waarschijnlijkheidsdiagnose kan gemaakt worden op basis van de klinische verschijnselen en het sectiebeeld. Bevestiging moet komen uit een speciale bacteriologisch kweekmethode van monsters uit de neusbijholten van het levende aangetaste dier, waarbij de bacterie gekweekt kan worden. Dit heeft als voordeel dat indien de bacterie wordt aangetoond er vrijwel altijd een relatie is met de klinische ziekte, een nadeel is echter dat een kweek snel moet worden ingezet. Buiten het dier sterft de bacterie namelijk snel.Voor kweek kunnen daarom het beste levende dieren naar GD worden gestuurd, dieren met een dikke kop of snot uit de neusholte zijn hiervoor zeer geschikt. Na isolatie van de Avibacterium (para)gallinarum bacterie wordt door de GD geen verdere typering uitgevoerd, wel is het mogelijk om de gevoeligheid voor antibiotica vast te stellen.
Naast de kweekmethode is het ook mogelijk de bacterie aan te tonen met een PCR test. De Coryza PCR is gevoeliger dan de kweekmethode, hiermee kunnen ook dragers worden opgespoord. De uitslag van de PCR moet daardoor wel worden beoordeeld in combinatie met klinische verschijnselen. Bij klinisch zieke dieren kan een swab worden genomen van de neusuitvloeiing in de (bij)neusholten of choanaspleet. Voor het opsporen van dragers is bemonstering van de choanaspleet de beste methode (zie afbeelding).
Terug naar het begin van dit artikel
Wat houdt Coryza in en hoe gaan we ermee om?
Wat te doen na het aantonen van een Coryzabesmetting in een koppel?
1. Houd er rekening mee dat de productiedaling, de voeropnamedaling of de uitval de normen van de meldingsplicht kunnen overschrijden. Raadpleeg in zo'n geval uw dierenarts en meld in geval van te hoge uitval het probleem bij het centrale meldnummer van NVWA.
2. Informeer de leveranciers (trays, voer), de afnemers (ei, mest, Rendac) uw dierenarts en uw voorlichter(s). Vraag de leveranciers en afnemers tot op het niveau van de chauffeur te communiceren.
3. Vraag advies aan uw dierenarts en voorlichter met betrekking tot behandeling en verzorging. Denk hierbij bijvoorbeeld aan:
- Als de voeropname in het koppel sterk gedaald is, kan hiermee rekening gehouden worden met de voersamenstelling (concentreren).
- Extra vitamines, zoals vitamine C in het drinkwater kunnen nodig zijn.
- Sprayen van bacteriedodende vloeistof: naast het gebruik van antibiotica kan het sprayen van veilige bacteriedodende middelen in de stal, zoals actief chloor in Neutral Electrolyzed Water (NEW) en een permanente conditionering van het drinkwater met bacteriedodende middelen een bijdrage leveren aan een vermindering van de verspreiding van de bacterie in het koppel.
- Antibioticumbehandeling (raadpleeg hiervoor uw dierenarts). Langdurige koppelbehandelingen met (doxy/oxy)tetracyclinen, tylosine, erythromycine of fluoroquinolones moeten effectief zijn, maar economisch minder aantrekkelijk in verband met de wachttijden van de producten. Een behandeling leidt echter niet tot volledig verdwijnen (eradicatie) van de bacterie en er bestaat dus altijd de kans dat de ziekte in alle hevigheid terug komt of dat de bacterie zich vanuit een besmet koppel verder verspreidt.
4. Indien de ziekte optreedt bij dieren met een uitloop, dan moeten deze worden opgehokt gedurende de periode van klinische ziekteverschijnselen. Overleg met de dierenarts over het schrijven van een verklaring van klinisch ziek zijn. Consulteer de dierenarts regelmatig met betrekking tot het herstel van de klinische verschijnselen.
5. Voorkom verdere verspreiding door het uitvoeren van de onderstaande preventieve maatregelen:
- Onderzoek andere op het bedrijf aanwezige koppels op de aanwezigheid van Avibacterium paragallinarum met behulp van de Coryza PCR, 10 pools van 6 swabs.
- Wissel geen bedrijfsmateriaal uit van het besmette bedrijf met andere collega's, bedrijven en/of andere locaties.
- Houd rekening met contacten met andere buurtbedrijven en bedrijfslocaties. Geen contacten tenzij men van kleding en schoeisel gewisseld en gedoucht heeft.
- Laat geen auto's doorrijden tot aan de stal; blokkeer deze rijroutes. Een ieder dient zich eerst te melden bij het woonhuis.
- Nog strengere hygiënemaatregelen dienen genomen te worden om verspreiding vanuit de stal te voorkomen, dit geldt ook voor de pluimveehouder. Voor het betreden van de stal eigen kleding uit, minimaal de handen wassen en bedrijfskleding aantrekken. Bij het lopen over het bedrijfsterrein bedrijfsschoeisel dragen. In het hok specifiek stalkleding en-schoeisel. Met dit schoeisel de stal niet verlaten; ook niet voor de controle van de silo's.
- Laat pertinent geen bezoekers toe in de stal. Alleen bij uitzondering (dierenarts, verplichte controles, technicus bij storing en vang- en entploegen) is toegang aanvaardbaar nadat maatregelen zijn genomen met betrekking tot bedrijfskleding en bedrijfsschoeisel.
- Voorkom versleep van Avibacterium paragallinarum naar nog niet-besmette stallen op het bedrijf door het nemen van extra hygiënische maatregelen:
- laarzen en kleding per stal;
- de besmette stal(-len) als laatste bezoeken;
- ontsmet de bedrijfslaarzen voor en na bezoek van een stal;
- bedrijfsmateriaal tussen besmette en vrije stallen strikt gescheiden houden
- Bij het verlaten van de stal stalschoeisel uittrekken en handen wassen. Bij het verlaten van het terrein bedrijfskleding en bedrijfsschoeisel uittrekken. Bij voorkeur hierna douchen. Dit geldt zeker voor bezoekers die uitgebreid contact met de kippen en kippenmest gehad hebben, zoals de vang- en entploegen.
- Mest is een mogelijke besmettingsbron. De bacterie kan hierin meerdere dagen overleven. Lage omgevingstemperaturen verlengen de overlevingstijd. Het bewaren van onafgedekte besmette mest vormt een risico voor pluimvee in de omgeving. Breng de transporteur van de mest op de hoogte van de aanwezigheid van de bacterie. Tijdens transport dienen maatregelen genomen te worden om verspreiding van mest in de omgeving te voorkomen. Na het transport moet de wagen/container gereinigd en gedesinfecteerd worden (zie ook volgende punt).
- Met betrekking tot af- en aanvoer van en naar het bedrijf:
- Informeer de voerleverancier, de eierhandelaar en de Rendac zodat de afvoer van eieren of dode dieren en de aanvoer van voer logistiek kan worden gepland (gevolgd door desinfectie) of dat er één op één transport plaatsvindt (gevolgd door desinfectie). Omdat bulkauto's ook veel lucht verplaatsen - lucht die mogelijk besmette deeltjes bevat - kunnen deze wagens na een bezoek aan een besmet bedrijf beter niet naar een ander pluimveebedrijf rijden voordat reiniging en desinfectie heeft plaatsgevonden. De chauffeur mag de stal en het eierbewaarlokaal niet betreden.
- Bied eiercontainers in de deuropening aan.
- Bied kadavers afgeschermd aan.
- Reinig en desinfecteer de kadavertonnen na het legen.
- Daarnaast dient de chauffeur zich te houden aan de eerder genoemde hygiënemaatregelen en de vrachtwagen te ontsmetten bij het verlaten van het bedrijf.
- Nader overleg zal plaatsvinden voor het vaststellen van concrete afspraken met betrekking tot het reinigen en desinfecteren van vrachtwagens, en met name de binnenkant van de mestcontainers en bulkauto's.
- Met betrekking tot afvoer van dieren:
- Bedenk dat bij het vervoer van de dieren ook vervoer van de bacterie plaatsvindt. Zorg er daarom voor dat tijdens de afvoer direct en indirect contact met ander pluimvee niet mogelijk is.
- Waarschuw de transporteur op voorhand dat het om een Coryza besmet koppel gaat. Hij zal maatregelen moeten nemen m.b.t. hygiëne (reiniging en desinfectie van de wagen, de kratten en zichzelf na afloop van de rit, geen andere ritten of ander contact met pluimvee op die dag)
- Verklein de kans op spreiding van stof en mest naar andere stallen door rekening te houden met de windrichting en pas de ventilatie van de stallen die nog niet besmet zijn hierop aan. Breng buren met pluimvee tijdig op de hoogte zodat zij hetzelfde kunnen doen.
- Coryza kan niet geëlimineerd worden uit een eenmaal besmet koppel. De ziekte flakkert vaak op door periodes van stress zoals transport en rui. Het ruien van een besmet koppel wordt daarom sterk afgeraden. Een besmet koppel verkopen als ruikoppel levert daarnaast uiteraard verplaatsing van de bacterie op naar een nieuw bedrijf.
- Bij een bekende besmetting is het wenselijk de stal na het ruimen van de dieren af te sluiten en gedurende 3 dagen niet te betreden.
Houdt er rekening mee dat, ongeacht de behandeling of aanpak, de bacterie levenslang aanwezig blijft in eenmaal besmette koppels. Het opnieuw opflakkeren van de ziekte blijft bij deze koppels steeds mogelijk! Het ruien van besmette koppels wordt niet geadviseerd; zeker niet in combinatie met overplaatsen naar een ander bedrijf.
Vervolgaanpak geconstateerde Coryzabesmetting op legbedrijven na afvoer van de dieren
Neem bij besmetting contact op met uw bedrijfsdierenarts om een plan van aanpak door te spreken.
Het is wenselijk de stal na het afvoeren van de dieren af te sluiten en gedurende 3 dagen niet te betreden. Op een éénleeftijdbedrijf kan de reiniging en desinfectie na deze periode op de standaard wijze uitgevoerd worden. Op een meerleeftijdenbedrijf is het goed mogelijk dat de bacterie ook aanwezig is in de andere stal(len). Op dit soort bedrijven kan het zeer moeilijk zijn om de bacterie kwijt te raken. Het nieuw te plaatsen koppel dient in de opfok tweemaal tegen Coryza gevaccineerd te zijn.
Voor koppels die een reëel risico op besmetting lopen wordt geadviseerd deze te vaccineren. Het gaat hierbij, naast bovengenoemde situatie, om:
- gezonde opfokkoppels binnen besmet gebied (ter voorkoming van infectie en vervolgens versleping door overplaatsing).
- gezonde legkoppels met (toekomstige) uitloop binnen besmet gebied (ter voorkoming van infectie).
- gezonde koppels uit andere regio's die binnen een besmet gebied geplaatst worden.
Bij een beperkte beschikbaarheid van het vaccin zal een prioritering aangehouden kunnen worden: Hoogste prioriteit: Opfok bestemd voor besmette bedrijven met meer leeftijden. Gevolgd door: Opfok bestemd voor uitloopbedrijven binnen de 3km gebieden. Het ruien van besmette koppels wordt sterk afgeraden, ook als de dieren geen tekenen van ziekte vertonen.
Terug naar het begin van dit artikel
Preventie is allereerst gebaseerd op het voorkomen van een introductie van de bacterie op het bedrijf. Hierbij zijn strenge algemene hygiënemaatregelen belangrijk. Laat geen vervoersmiddelen in de directe nabijheid van de stal komen, beperk het aantal bezoekers (huisverkoop niet in de stal), laat bezoek minimaal de handen wassen (douchen is beter) en stel naast bedrijfskleding en bedrijfsschoeisel, ook stalkleding en stalschoeisel ter beschikking. Ook bij vertrek hygiënemaatregelen toepassen om een eventuele besmetting niet mee te nemen.
Besmette bedrijven moeten ervoor zorgen de bacterie niet te verspreiden. Ook hiervoor moeten strenge hygiënemaatregelen genomen worden. Bedrijven met uitloop moeten de besmette dieren binnen houden, zeker gedurende de periode dat er ziekteverschijnselen zijn.
Een all in all out systeem is noodzakelijk om de bacterie van het bedrijf te krijgen/kunnen verwijderen. Let hierbij wel op eventuele bedrijven in de directe omgeving. Na reiniging en desinfectie moeten de stallen gedurende een periode van minimaal 2 weken leeg staan. Uiteraard dient de mest van het bedrijf verwijderd te zijn.
Vaccinatie wordt gebruikt in gebieden waar de infectiedruk hoog is. In Nederland zijn meerdere vaccins tegen Coryza geregistreerd. Het betreft geïnactiveerde entstoffen die door middel van een injectie moeten worden toegediend. De vaccins bevatten de 3 bekende serotypen. Tussen de serotypen bestaat onvoldoende tot geen kruisimmuniteit. Over het algemeen zal twee keer gevaccineerd moeten worden met minimaal 3 weken tussentijd en de laatste vaccinatie minimaal 4 weken voor de start van de productie. Een vaccinatie vermindert de problemen maar voorkomt een besmetting niet.
Algemene maatregelen ter preventie van insleep Coryza op legbedrijven
- Optimaliseren bedrijfshygiënemanagement om insleep te voorkomen blijft de belangrijkste maatregel. Vaccinatie is alleen ter ondersteuning.
- Informeer regelmatig bij uw dierenarts naar de besmettingssituatie van Coryza (veroorzaakt door de bacterie Avibacterium paragallinarum) in de omgeving en de maatregelen die genomen moeten worden wanneer de ziekte in een straal van 3 kilometer rondom het bedrijf aanwezig is.
- Wanneer de situatie daar aanleiding toe geeft, overleg dan met uw dierenarts de noodzaak en mogelijkheden voor vaccinatie. Mocht dit nodig blijken, geef dan tijdig de opdracht te vaccineren tegen Coryza. In de opfok: 2 vaccinaties met minimaal 4 weken tussen de beide Coryza-vaccinaties en minimaal 4 weken voor de start van de productie.
Algemene hygiënemaatregelen
- Bedrijfsterrein vrij van ongedierte houden. Laat een daarin gespecialiseerd bedrijf een intensief ongediertebestrijdingsprogramma uitvoeren, met name gericht op de wering en bestrijding van muizen en ratten, of het bestaande bestrijdingsprogramma intensiveren. Daarnaast dient de stal vrij van bloedluis te zijn voordat er nieuwe dieren opgezet worden. Om vogels buiten de stal te houden: luchtinlaat- en uitlaatopeningen controleren en eventueel nieuw gaas aanbrengen.
- Houd geen ander gevogelte op het bedrijf (bijvoorbeeld duiven, eenden, ganzen of siervogels). Deze kunnen dragers zijn van pathogene micro-organismen.
- Het binnen de grenzen van het bedrijfsgebied toelaten van personen, dieren en voorwerpen is altijd een risico voor de ondernemer en dient tot een minimum beperkt te worden. Toegang tot de stallen moet zo mogelijk nog sterker beperkt worden. Laat behalve de verzorger(-s) niemand in de stallen toe, tenzij dit strikt noodzakelijk is.Houd staldeuren op slot en haal de sleutel uit het slot. Ideaal is een goede afrastering rond de bedrijfsgebouwen, een afgesloten toegang met bel en een parkeerplaats buiten het hek. Eventueel kan voor nood een lint of ketting goede diensten bewijzen.
- Zorg ervoor dat de verzorger(-s) / noodzakelijke bezoeker(-s) het bedrijfsgebied niet betreden voordat de noodzakelijke hygiënische maatregelen zijn getroffen. Hiertoe dient een speciaal daarvoor ingerichte ruimte aanwezig te zijn. Deze ruimte dient aan te sluiten op de omheining en een zichtbare scheiding te vormen tussen het bedrijfsgebied en de buitenwereld. Een douchegelegenheid in deze ruimte is sterk aan te raden. Betreden van het bedrijfsgebied is slechts toegestaan in bedrijfsoverall en bedrijfsschoeisel (laarzen) en na minimaal de handen gewassen te hebben en liefst gedoucht. Bedenk dat stof (bijvoorbeeld in de haren van uw bezoekers) en mest transportmedia kunnen zijn voor de bacterie.
- Zorg voor bedrijfskleding en -schoeisel en aparte kleding en schoeisel per stal. Voor schoeiselontsmetting wordt 2% natronloog of een ander geschikt desinfectiemiddel in de juiste concentratie gebruikt. Door verontreiniging met mest en strooisel gaat de werkzaamheid van een ontsmettingsmiddel achteruit. Daarom dient de bak te worden afgedekt en dienen de oplossingen regelmatig vervangen te worden.
- Chauffeurs van vrachtwagens (voer, eieren of mest) nooit toelaten in de stal en wegwerpoverall en bedrijfseigen schoeisel laten gebruiken. Geef de mogelijkheid om een ontsmetting uit te voeren.
- Eiercontainers in de deur aangeven, tenzij de eierbewaarplaats los staat van de stal. Lege containers die aangevoerd worden opnieuw ontsmetten voordat ze gebruikt worden. Accepteer geen vuile eiertrays.
- Huisverkoop van pluimveeproducten dient plaats te vinden buiten de afrastering van de bedrijfsgebouwen.
- Overleg met de buren over het uitrijden van mest op belendende percelen. Bij voorkeur geen pluimveemest van onbekende herkomst. Zorg er in ieder geval voor dat gedurende het uitrijden en het onderwerken geen dieren buiten lopen.
- Eis dat mestcontainers schoon op het bedrijf geleverd worden en reinig en desinfecteer ze zelf nogmaals.
- Desinfecteer de kadavertonnen voordat u ze weer op uw terrein brengt.
Terug naar het begin van dit artikel