Porcine Reproductive and Respiratory Disease (PRRS) wordt algemeen beschouwd als een wereldwijd voorkomende, economisch belangrijke ziekte. Vanaf 21 april 2021 is de nieuwe Europese diergezondheidsverordening (Animal Health Regulation) ingegaan. PRRS valt vanaf deze datum in de D-categorie (Ziekten die maatregelen vergen om te voorkomen dat zij zich verspreiden). PRRS wordt veroorzaakt door een klein, gemakkelijk muterend RNA-virus dat behoort tot de familie van de Arteriviridae. De veranderingen in het RNA van het virus bedragen 0,75- 1 % per jaar. Het PRRS-virus (PRRSv) wordt in twee hoofdtypen onderscheiden, namelijk in het Europese type (type 1) en het Amerikaanse type (type 2). Hoofdtypen worden weer onderverdeeld in diverse subtypen. Het Europese type kent vier subtypen: één in West-Europa, drie in Oost-Europa. Een bekende stam uit subtype 3 van het type 1 is het Lena virus, dat veel pathogener is dan de andere PRRSv type 1 stammen, zowel in termen van klinische verschijnselen als in termen van de mate van virusproductie en -verspreiding. Binnen subtypen kan variatie optreden, de voorkomende virussen worden dan quasispecies genoemd. In één individueel varken kunnen meerdere quasispecies tegelijkertijd circuleren. Bij sectie van verworpen en doodgeboren biggen in 2013 (GD) bleek 11% besmet te zijn met PRRSv, waarvan 20% met Amerikaans virus en 80% met Europees virus.
Per gebied, per bedrijf en soms zelfs per varken, kunnen meer typen voorkomen. Er worden twee ziektebeelden onderscheiden, te weten: vruchtbaarheidsstoornissen bij zeugen en respiratoire aandoeningen bij jonge varkens. PRRSV veroorzaakt samen met Mycoplasma hyopneumoniae en andere pathogenen het zogenaamde porcine respiratory disease complex (PRDC).
Direct naar:
Transmissie
- PRRSV wordt in hoofdzaak verspreid via direct contact met besmette varkens, via de mens, sperma, materialen, spuiten en stekende insecten. Verspreiding van PRRSV via de lucht in aerosolen is aangetoond tot een afstand van 9,1 km. De virusdosis die op die afstand wordt gevonden lijkt dan bij pathogene stammen nog voldoende te zijn om een infectie te kunnen veroorzaken (2010). Slechts een kleine virusdosis is voldoende om een infectie te bewerkstelligen. Biggen kunnen intra-uterien geïnfecteerd worden. Deze biggen kunnen langdurig virus uitscheiden.
- Na besmetting wordt het virus gedurende meerdere dagen in diverse weefsels en producten aangetoond. Aangetoonde maximale termijnen zijn in:
serum
|
210 dagen
|
speeksel
|
42 dagen
|
urine
|
28 dagen
|
faeces
|
28 dagen
|
neusswabs
|
21 dagen
|
keelswabs
|
21 dagen
|
keelafschraapsel
|
157 dagen
|
sperma
|
90 dagen
|
- De lengte van de viraemie hangt af van diverse factoren, zoals leeftijd, virusstam en voorgaande vaccinatie. Meestal is de duur van de viraemie bij jongere dieren langer dan bij oudere dieren. Gespeende biggen vertonen een viraemie tot 4 weken, zeugen tot maximaal 2 weken.
- De halfwaardetijd van het virus buiten het varken is:
bij 37 °C |
pH 6: |
6,5 uur |
|
pH 5: |
0,65 uur |
|
pH 8,5: |
1,28 uur |
bij 4 °C |
pH 7,7: |
140 uur
|
- In ingevroren toestand overleeft het virus maandenlang.
- In vast materiaal is het virus bij 25 tot 27°C binnen 24 uur verdwenen.
- In kraanwater is het virus binnen elf dagen verdwenen.
- Een intra-uterine besmetting is mogelijk
- Besmette beren kunnen gedurende meer dan honderd dagen het virus intermitterend uitscheiden.
Pathogenese
- Klinische incubatietijd: enkele dagen.
- Na infectie kan al na 24-48 uur viraemie optreden.
- Longmacrofagen zijn de belangrijkste targetcellen.
- Leeftijdsgevoeligheid: alle leeftijden zijn gevoelig, jonge dieren zijn het meest gevoelig.
- Na besmetting kunnen varkens maandenlang (> vijf maanden) virusdrager zijn.
- Na introductie kan het virus gedurende meerdere jaren op het bedrijf circuleren. Viruscirculatie treedt hierbij vooral op bij de gespeende biggen.
- In een varken kunnen gelijktijdig meerdere PRRS-virus(sub)typen aanwezig zijn.
- Uit onderzoek is bekend dat infecties van het PRRS-virus met Influenza-virus, of Streptococcus suis of App elkaar versterken, de gevolgen van infectie zullen dan erger zijn.
- Klinische verschijnselen als gevolg van een primaire PRRS ‘uitbraak’ zijn meestal één tot drie maanden aanwezig.
- Fok-/vermeerderingsbedrijven:
Acuut: duidelijk beeld;
- zeugen: vroeggeboorte (104e -110e dag);
temperatuur tot 40,5°C;
trage, zieke zeugen;
cyanose;
anorexie;
- tijdens geboorte: doodgeboren biggen;
mummies;
zwakke biggen;
(‘racehelmkopjes’ bij onvoldoende ontwikkelde, niet rijpe vruchten);
splay-leg; trilbiggen;
bloedingen in de navelstreng;
- hoestgolven bij zuigende en gespeende biggen;
- allerlei secundaire infecties;
- weinig reactie op antibiotica
In de praktijk komt meestal een sluimerend beeld voor, waarbij enkele zeugen en tomen bovengenoemde beelden vertonen, ook wel het ‘chronisch’ beeld genoemd.
- Vleesvarkensbedrijven (inclusief gespeende biggen), vaak verlopen besmettingen symptoomloos:
- longaandoeningen; hoesten;
- in combinatie met andere pathogenen ontstaan ernstiger ziektebeelden (onder andere PMWS; PDNS; PRDC);verminderde reactie op antibiotica; verhoogd medicijngebruik.
Immuniteit
- De maternale immuniteit is meestal zes weken na de geboorte niet meer aantoonbaar.
- Na een infectie zijn humorale afweerstoffen (ELISA) vanaf 7 - 10 dagen aantoonbaar. Op ongeveer vijf tot zes weken wordt de hoogste titer bereikt. Na enkele maanden tot een half jaar worden veel varkens weer seronegatief. De antistoftiter zegt weinig over de bescherming. Neutraliserende afweerstoffen verschijnen vanaf vier weken na infectie.
- Er bestaat nog veel onduidelijkheid over immunologische aspecten. Boostering met een homologe stam roept niet altijd een detecteerbare serorespons op. Vaccinatie met een bepaalde PRRSv-stam leidt bovendien niet tot volledige bescherming tegen challenge met diezelfde stam.
Diagnose
Voor de diagnose van PRRS kan een onderscheid gemaakt worden tussen het aantonen van antistoffen of het aantonen van het virus zelf. Voor het aantonen van antistoffen in bloed zijn bij GD drie testen beschikbaar, die elk hun specifieke karakters en daarmee inzetbaarheid hebben. Voor het aantonen van het virus is het mogelijk een PCR aan te vragen.
De PCR toont niet alleen het virus aan, maar maakt ook direct onderscheid tussen EU of AM type veldvirussen. Door middel van een sequentieanalyse kan vastgesteld worden in hoeverre het aangetroffen virus gerelateerd is aan een vaccinvirus, dan wel een veldvirus is. Als onderzoeksmateriaal kan zowel bloed als sperma als organen of doodgeboren dieren worden gebruikt.
Therapie
- Geen specifieke therapie bekend.
- Antibiotica tegen secundaire infecties
De aanpak van PRRS zal vooral moeten bestaan uit management- en hygiëne-maatregelen binnen het bedrijf.
Daarnaast moet voorkomen worden dat het virus wordt ingesleept van buitenaf. Dit is vooral belangrijk omdat van vaccinatie niet verwacht kan worden dat varkens beschermd zijn tegen herinfectie, of dat de viruscirculatie op het bedrijf tot stilstand komt. Het stoppen van viruscirculatie moet bereikt worden door de onderstaande maatregelen.
- Management:
vooral de scheiding tussen leeftijdsgroepen is belangrijk, dit begint al met het apart houden van tomen biggen en het overleggen van biggen te beperken. Daarnaast is de klimaat-beheersing, niet te hoge bezetting, en het strikt toepassen van all in-all out erg belangrijk.
- Hygiëne:
- Kraamstal: per toom schone en gedesinfecteerde handen en materialen gebruiken voor de behandelingen van de biggen.
- Personen dienen bedrijfskleding te gebruiken.
- Vrachtwagens dienen schoon en droog te zijn bij aankomst op het bedrijf.
- Aangevoerde gelten altijd opvangen in een quarantaine stal (minimum verblijfsduur: 6 tot 12 weken).
- Vaccinatie, te verdelen in levende vaccins en geïnactiveerde vaccins.
- Vaccinatie tegen andere longpathogenen: Mycoplasma hyopneumoniae, eventueel Influenza.
Algemene opmerkingen betreffende PRRS-vaccins
- Vaccins bieden bescherming tegen respiratoire en vruchtbaarheidsproblemen.
- Levende vaccins zijn effectiever dan geïnactiveerde vaccins wat betreft het verminderen van de virusload in het serum, en het beperken van klinische verschijnselen.
- Huidige beschikbare levende vaccins bieden een bepaalde mate van kruisimmuniteit.
- Huidige levende vaccins spreiden in meer of mindere mate.
- Vaccinvirus kan de placenta passeren.
- Vaccinatie dient minimaal 30 dagen voor de verwachte besmetting plaats te vinden (biggen bij voorkeur al in de kraamstal).
- Geen van de huidige vaccins is 100 procent effectief, ook niet als met de vaccin-stam gelijk is aan de challenge (veld-) stam. Vaccinatie voorkomt niet dat biggen intra-uteriene besmet worden met veldvirus, zij het dan in een lager percentage.
- Na herhaalde vaccinaties met levende vaccins kunnen zeugen serologisch negatief blijven.
Er zijn geen medicijnen bekend die werkzaam zijn tegen PRRS. Antibiotica kunnen wel worden ingezet tegen secundaire infecties. Er zijn PRRS-vaccins op de markt. De huidige vaccins kunnen niet voorkomen dat varkens opnieuw besmet worden met het PRRS-virus. Vaccins kunnen ook niet voorkomen dat biggen in de baarmoeder besmet worden, of dat de virusuitscheiding door besmette dieren volledig wordt geblokkeerd. Wel zal het circuleren van PRRS-virus op het bedrijf verminderen. Om het effect van de toepassing van vaccins te versterken moet echter ook altijd een consequent en strak bedrijfsmanagement gehanteerd worden (zie 'risicofactoren' en de onderstaande checklist). De combinatie van vaccinatie en bedrijfsmanagement heeft in meerdere gevallen tot succes geleid, namelijk het produceren van virus-vrije biggen.
In de VS is ervaring opgedaan met het "herd closure" systeem, waarbij het bedrijf gedurende minstens 8 maanden geen gelten aanvoert, vaccinatie van alle zeugen toepast, en alle gespeende biggen op 3 weken leeftijd worden afgevoerd van het bedrijf. Op die manier blijkt het mogelijk de viruscirculatie op het bedrijf tot staan te brengen, een virus-vrije uitstroom van biggen te realiseren, en uiteindelijk ook de zeugenstapel vrij van virus te krijgen.
Checklist voor effectieve PRRS-preventie
De gevolgen van PRRS-infecties op varkensbedrijven in Nederland zijn groot. Abortusgolven onder zeugen en luchtwegklachten bij gespeende biggen of vleesvarkens veroorzaken veel schade. Er zijn diverse maatregelen die bewezen effectief zijn om het PRRS-virus geen kans te geven. Op veel bedrijven zijn nog verbeteringen mogelijk, blijkt uit ervaring van de GD.
Uitsluitend vaccineren, zonder verdere maatregelen toe te passen, leidt niet tot de oplossing van het probleem. De onderstaande checklist bevat de belangrijkste hooflijnen voor PRRS-preventie. Als alle genoemde punten zijn doorgevoerd, staat u als varkenshouder sterk in de strijd tegen PRRS. De rol van de bedrijfsvoering is erg belangrijk gebleken, vandaar dat de meeste punten daarover gaan. Het is niet toevallig dat deze maatregelen ook effectief zijn om andere ziekteverwekkers aan te pakken. De punten voor vermeerderings- en vleesvarkensbedrijven staan in één schema. Het kan zo zijn dat in de bestaande bedrijfssituatie niet alle veranderingen doorgevoerd kunnen worden. De GD kan helpen bij het vertalen van deze maatregelen naar specifieke bedrijfssituaties en desgewenst bij het opstellen van een bedrijfsontwikkelingsplan. Ook beschikt de GD over een uitgebreidere variant van de checklist, waarin meer punten over biosecurity zijn opgenomen. De volledige lijst en meer informatie is telefonisch aan te vragen via 088-20 25 500 (optie 2).
Interne maatregelen tegen PRRS
Doel: verspreiding van PRRS virus binnen het bedrijf voorkomen
|
Algemeen
|
Bedrijfsopbouw
|
Duidelijke scheiding van afdelingen voor verschillende diergroepen (kraamstal, gespeende biggen, dekstal, dragende zeugen, vlees-/opfokvarkens, quarantainestal). Het beste is dat deze afdelingen in verschillende stallen liggen. Elke afdeling beschikt over eigen materiaal dat alleen daar gebruikt wordt (dit geldt voor alle gebruiksvoorwerpen).
|
Personeel en bezoekers
|
Iedereen in het bedrijf passeert altijd een hygiënesluis (omkleedpunt en desinfectie van de handen) vóór het betreden van de kraamafdelingen en/of de afdelingen met gespeende biggen, vleesvarkens, dragende zeugen en de quarantainestal.
|
Afdelingen reinigen
|
Alle kraamafdelingen en de afdelingen met gespeende biggen en vleesvarkens komen volledig leeg te staan (all-in/all-out), worden gereinigd en ontsmet, en blijven leeg tot ze droog zijn.
|
Ongediertebestrijding
|
Ongedierte (ook vliegen) zijn verspreiders van PRRS. Deze dienen effectief te worden bestreden, bij voorkeur door een professioneel bestrijdingsbedrijf.
|
Vaccinatie
|
Vaccinatie van zeugen kan PRRS-uitbraken voorkomen en virusverspreiding verminderen. Levende vaccins hebben de voorkeur boven dode PRRS-vaccins.
|
Kadavermateriaal
|
Kadavermateriaal wordt lekvrij afgevoerd uit het bedrijf. Kadavertonnen staan op de grens van de vuile en schone weg, en kunnen vanaf de schone weg gevuld worden zonder de tonnen aan de vuile weg aan te raken.
|
Ligging van de kantine
|
De kantine ligt aan de schone weg en is niet te bereiken vanaf de vuile weg.
|
Kraamafdeling
|
Overlegprotocol
|
Biggen overleggen gebeurt volgens protocol (waarin staat welke biggen, wanneer, bij welke zeugen) en niet eerder dan na 24 uur. Biggen krijgen bij voorkeur biest van de eigen moeder.
|
Biestvoorziening van de biggen.
|
Regelmatig wordt gecontroleerd of biggen op dag 1 voldoende biest opnemen, door ze te wegen of door onderzoek op antistoffen in het bloed. Doel: een normale weerstand.
|
Hygiëne van behandelingen in de kraamstal
|
Mesjes, naalden en spuiten worden na elke toom ontsmet of vervangen, waarbij de handen steeds worden ontsmet. De behandelbak wordt bij voorkeur bij iedere toom, maar zeker bij iedere kraamafdeling, gewisseld of ontsmet.
|
Tomen rangschikken naar ziekterisico
|
Tomen in de kraamstal krijgen een kleurcode via een gekleurde wasknijper aan de zeugenkaart. De betekenissen: geen biggen bijgelegd (groen), van één andere zeug biggen bijgelegd (blauw), van meer dan één zeug biggen bijgelegd (rood). De kleurcode bepaalt in welke afdeling de biggen worden opgelegd na spenen, en in welke vleesvarkensstal. Als er tomen overblijven: rood mag niet bij groen in de afdeling, wel bij blauw.
|
Gespeende biggen
|
Niet mengen na spenen
|
Tomen blijven na spenen (zoveel mogelijk) bij elkaar, zeugen en beren worden niet gescheiden. Dit geldt voor gespeende biggen en vleesvarkens. Als de capaciteit van de hokken (per toom één hok) of de afdelingen (per weekgroep aparte afdelingen) niet toereikend is, dient dit onderdeel te zijn van het bedrijfsontwikkelingsplan.
|
Externe maatregelen tegen PRRS
Doel: insleep van het virus voorkomen
|
Aankoop van varkens en sperma
|
De gezondheidsstatus van aangekochte varkens en aangekocht sperma is bekend, evenals de uitgevoerde vaccinaties.
|
Schone en vuile weg
|
Het bedrijf heeft een schone weg die alleen via de hygiënesluis te betreden is, en niet betreden kan worden door: vrachtwagens voor varkenstransport, voer, mest, kadavers, aanvoer van zakgoed, inventaris en apparatuur. De schone weg is het bedrijfsgedeelte waar personeel en varkens kunnen komen. Dit dient strak gescheiden te zijn van de buitenwereld (= vuile weg).
|
Hygiënesluis
|
Het bedrijf is alleen via de hygiënesluis te betreden. Daar is kleding en schoeisel wisselen en handen ontsmetten verplicht. Verplicht douchen door alle bezoekers is sterk aan te bevelen. Een goede hygiënesluis kent drie delen (uitkleden, douchen, aankleden) en is de enige route naar de schone weg.
|
Laad- en losplaats voor varkens
|
Er is een afgesloten ruimte waarin varkens apart worden gezet, zodat ze niet vanuit de centrale gang worden afgeleverd. De afleverruimte is dan te beschouwen als vuile weg. Aanvoer van gelten gebeurt via een aparte losplaats bij de quarantainestal.
|
Protocol voor alle chauffeurs
|
Het bedrijf heeft een protocol voor alle transportcontacten, inclusief mest en voer. Daarin staan regels voor alle chauffeurs en wordt vermeld waar het transportmiddel mag komen. Het bedrijf is telefonisch bereikbaar voor chauffeurs om afspraken te maken. Alle chauffeurs krijgen bedrijfskleding en laarzen aan.
|
Hygiëne veewagens
|
De wagen waarmee varkens worden afgeleverd is gedesinfecteerd en droog.
|
Quarantaine-eisen voor gelten
|
Inkomende gelten worden minstens zes (liefst twaalf) weken opgevangen in de quarantainestal en gevaccineerd volgens een schema. Er wordt geen bedrijfseigen besmettingsmateriaal gebruikt om de gelten te immuniseren.
|
Hygiënevoorzieningen quarantaine stal
|
Voor de quarantainestal is aparte kleding en schoeisel beschikbaar en de handen kunnen met zeep gewassen worden. Voor de quarantainestal zijn ook aparte materialen beschikbaar (spuiten, bezem, schep, drijfschot, enzovoorts).
|
Ongediertebestrijding
|
Niet alleen ratten of muizen, maar ook vliegen kunnen het virus in de stal brengen. Een opgeruimd en verhard erf geeft ongedierte minder kans en vliegengaas voor de luchtinlaat houdt de vliegen buiten.
|
Kadavermateriaal afvoeren
|
De kadaverplaats ligt op de vuile weg en is via een windkering afgescheiden van het bedrijf. Personeel dat kadavers aan de weg legt, gaat alleen door de hygiënesluis het bedrijf weer in. Inblaasopeningen van voersilo’s zijn op de vuile weg aangebracht.
|
Luchtfiltering
|
Luchtfiltering kan belangrijk zijn als het bedrijf een PRRS-vrij-status heeft en het risico op virusinsleep uit de omgeving groot is. Luchtfiltering komt echter pas aan de orde als alle andere maatregelen goed toegepast worden.
|
Vanaf 21 april 2021 is de nieuwe Europese diergezondheidsverordening (Animal Health Regulation) ingegaan. PRRS valt vanaf deze datum in de D-categorie (Ziekten die maatregelen vergen om te voorkomen dat zij zich verspreiden). Dit heeft gevolgen voor bijvoorbeeld KI-stations. In het intraverkeer (de handel van dieren en dierlijke producten tussen EU-landen) kunnen eisen worden gesteld, bijvoorbeeld over testbeleid. Voor KI-organisaties die sperma willen exporteren is het verplicht om PRRS-vrij te zijn en is voorgeschreven hoe vaak en met hoeveel monsters dit onderzocht moet worden.
Terug naar het begin van dit artikel