Mycoplasma hyopneumoniae mh

Zoomfunctie

Moeite met het lezen van de tekst? Vrijwel alle populaire browsers geven u controle over hoe groot websites worden weergegeven.

  • Windows
    Mac OS
  • Zoom in
  • Zoom uit
  • Zoom 100%
  • Muiswiel op / neer

Mycoplasma hyopneumoniae mh

Mh-infecties komen wereldwijd zeer veel voor in varkensdichte gebieden.
Mh is de primaire veroorzaker van Enzoötische Pneumonie (EP). Andere benamingen zijn MPS (Mycoplasmal pneumonia of Swine) en MIRD (Mycoplasma induced respiratory disease). Mh veroorzaakt samen met PRRSV en andere pathogenen (en virussen) het porcine respiratory disease complex (PRDC).
M. hyorhinis komt in de respiratietractus bij varkens ook frequent voor. Deze kiem is geen primaire veroorzaker van longontstekingen, maar veroorzaakt bij jonge biggen polyserositis en artritis. M. hyosynoviae kan bij opgroeiende varkens artritis veroorzaken. M. flocculare wordt als apathogeen beschouwd.

  • Mycoplasma’s zijn niet gevoelig voor antibiotica die ingrijpen op de celwand.
  • Mycoplasma’s zijn weinig resistent. Bij uitdroging (op haar, kleren) is de onbeschermde kiem binnen 24 uur geïnactiveerd. In regenwater, bij een temperatuur van 2 tot 7°C, kan de kiem meer dan 17 dagen persisteren.
  • Er bestaan diverse verschillende Mh-stammen die antigenetisch sterk van elkaar kunnen verschillen, ook in virulentie. Hierdoor kan het klinisch beeld van EP per bedrijf verschillen.
  • Mh bezit enige antigenetische en phylogenetische verwantschap met M. hyorhinis en vooral met M. flocculare (apathogeen).

Transmissie

  • Mh wordt in hoofdzaak verspreid via direct contact, maar kan ook meerdere kilometers (tot drie km is aangetoond) via de lucht worden verspreid (mistig, koud weer).
  • Voorwerpen besmet met respiratoir secretum spelen in de transmissie geen rol van betekenis.
  • Transmissie tussen gelten of (jonge) zeugen en pasgeboren biggen vindt vooral plaats vlak na de geboorte. Op endemisch besmette bedrijven zijn oude zeugen zelden besmet en beschermen ze hun biggen via afweerstoffen in de biest. Intra-uteriene of lactogene besmetting vindt niet plaats.
  • De belangrijkste infectieroute is de horizontale transmissie tijdens de afspeen- en afmestfase.
  • De transmissie van Mh door het koppel verloopt traag. Het moment van besmetting is onder veldomstandigheden moeilijk te bepalen. Meestal worden de eerste varkens vanaf een leeftijd van drie maanden seropositief. 

Pathogenese

  • Incubatietijd: ◦onder experimentele omstandigheden: tien tot zestien dagen
    • onder veldomstandigheden: meestal langer
  • Geen leeftijdsgevoeligheid
  • Mh wordt voornamelijk gevonden in de mucosa van trachea, bronchi en bronchioli.
  • Varkens kunnen drager zijn in afwezigheid van afweerstoffen.

Klinische verschijnselen (EP)

  • Droge niet-productieve hoest, lichte koorts en geringe anorexie.
  • Onder experimentele omstandigheden begint het hoesten dertien dagen p.i., met een piek op vier tot vijf weken, en is meestal rond tien weken p.i. verdwenen.
  • Uit elkaar groeien van de tomen, ruw haarkleed, grauwe, doffe kleur.
  • Morbiditeit tot 100 procent; de mortaliteit is laag.
  • Beïnvloeding door omgevingsfactoren en secundaire kiemen is aanzienlijk.

Immuniteit

  • Humorale immuniteit
    • Intranasale infectie leidt zowel tot IgA- als IgG-respons in serum en in tracheaal- en bronchiaalsecretum
    • Afweerstoffen bij experimentele infecties zijn vanaf twee weken p.i. aantoonbaar. Bij natuurlijke infecties duurt dat vaak langer (tot meer dan zes weken na infectie).
    • Afweerstoffen zijn meestal pas vanaf halverwege de mestperiode aantoonbaar.
    • Afweerstoffen in serum beschermen onvoldoende tegen een Mh-infectie.
    • Na vaccinatie zijn afweerstoffen slechts enkele weken aantoonbaar.
    • Afweerstoffen ten gevolge van veldinfectie zijn maanden aantoonbaar (minimaal vier maanden).
  • Halfwaardetijd passieve immuniteit: ruim twee weken. 

Diagnostiek

  • Klinische verschijnselen.
  • Via sectie en histologie.
  • Aantonen van de kiem: op sectiemateriaal kan de PCR worden uitgevoerd.
  • Serologisch: door de vaak lange tijd tussen infectie en seroconversie is serologie ongeschikt om een infectie in het acute stadium aan te tonen (zie boven). 

Therapie

Op geleide van nadere diagnostiek inclusief antibiogram: zie de genoemde middelen in het meest recente Formularium Varken van de KNMvD.

Preventie

  • Verbetering van managementfactoren: stabiele zeugenstapel (aankoop leeftijdsgroepen), geen biggen overleggen na 24 uur na de geboorte, het voorkomen van overbezetting en strikt all in, all out.
  • Vaccinatie: er zijn meerdere geïnactiveerde vaccins beschikbaar, te verdelen in: two-shot vaccins (tweemalige toediening, met een tussenruimte van twee tot drie weken) en one-shot vaccins (eenmalige toediening). Voor een goede bescherming moet het varken minimaal twee weken voor de verwachte besmetting gevaccineerd zijn. Voor nadere details en gebruiksaanwijzing, zie de betreffende bijsluiter. De vaccinatie voorkomt infectie en uitscheiding van de kiem niet, maar draagt wel bij aan het verminderen van het voorkomen van longlaesies en het verbeteren van technische prestaties.

Terug naar het begin van dit artikel 

Oude browser

We zien dat u gebruik maakt van een verouderde browser. Niet alle onderdelen van de website zullen daardoor goed functioneren. Download nu de laatste versie van uw browser om veilig te kunnen surfen.

GD maakt gebruik van cookies om onze website te analyseren en de functionaliteit te verbeteren. Meer info vind je in ons cookiebeleid.