Zwoegerziekte (maedi-visna) is een persisterende virusinfectie bij schapen.
De aandoening heeft een viertal verschijningsvormen: de longvorm (maedi), de
hersenvorm (visna), de uiervorm en de gewrichtsvorm. De ziekte is ook bekend onder de namen ovine
progressive pneumonia(OPPV), chronic progressive
pneumonia, Graff-Reinet Disease en la Bouhite.
Direct naar:
De kiem
Zwoegerziekte wordt veroorzaakt door het Maedi-Visna virus (MVV). Maedi-visna
is in 1954 voor het eerst beschreven in IJsland. “maedi” betekent ademnood in
het IJslands en “visna” verwijst naar de neurologische vorm. MVV is een
retrovirus en dat zijn RNA-virussen die,
met behulp van viraal reverse transcriptase, een DNA-kopie van het virus
(provirus) inbouwen in het DNA van de geïnfecteerde cel (vooral monocyten en
macrofagen). Bij de retroviridae worden drie subfamilies onderscheiden; hiervan
zijn de oncovirinae (RNA-tumorvirussen) en de lentivirinae (dier)geneeskundig
van belang.
Zwoegerziekte bij schapen veroorzaakt door MVV, en caprine arthritis encephalitis
(CAE) bij geiten veroorzaakt door CAEV, worden gezien als leden van de groep
van small ruminant lentiviruses (SRLV).
Gevoelige diersoorten
Zwoegerziekte is een persisterende virusinfectie bij schapen. Het virus dat
zwoegerziekte bij schapen veroorzaakt lijkt sterk op het virus dat CAE bij
geiten veroorzaakt. Kruisbesmettingen zijn zeldzaam, maar beschreven
(Cardinaux, Zahno et al. 2013). Dus bij de aanpak van MVV bij schapen en CAEV
bij geiten op hetzelfde bedrijf, zullen beide aandoeningen gezamenlijk benaderd
moeten worden. Er zijn aanwijzingen dat Moefflons, Steenbokken (Ibex) en Chamois door SRLV
besmet kunnen worden, maar waarschijnlijk gaat het om verwante virussen die wel
van SRLV onderscheiden zouden kunnen worden.
Volksgezondheid
Mensen kunnen niet besmet worden met MVV. Er is geen serologisch of klinisch bewijs dat de mens vatbaar is voor MVV.
Overleving
Het MVV kan niet langer dan een paar dagen in de omgeving overleven, met
name onder hete, zonrijke, droge omstandigheden is de overlevingsduur kort.
Desinfectie
Lentivirussen kunnen worden vernietigd met de meest gebruikelijke
desinfectantia (vetoplosbare, phenolen, formaldehyde en lage pH (<4.2)).
Phenolen en quaternaire ammoniumverbindingen worden aanbevolen voor de
desinfectie van materialen die gebruikt worden in MVV-vrije én niet MVV-vrije
koppels.
De meeste infecties zijn subklinisch,
slechts een klein deel van de geïnfecteerde dieren ontwikkelt progressieve,
niet te behandelen ziekteverschijnselen.
Klinische verschijnselen
Zwoegerziekte kan zich in verschillende vormen klinisch presenteren:
- Longvorm
- Hersenvorm
- Uiervorm
- Gewrichtsvorm
De longvorm wordt gekenmerkt door een chronische progressieve pneumonie. Verschijnselen
bij de longvorm zijn achterblijven bij het verplaatsen van het koppel,
een toegenomen ademfrequentie, een bemoeilijkte ademhaling in rust (met een
verlengde te abdominale ademhaling (naknijpen)), vermageren en uiteindelijk
sterfte.
De
hersenvorm wordt met name gekenmerkt door een meningo-encefalitis, een hersenontsteking
waarbij ook de het hersenvlies betrokken is. Bij de hersenvorm is het eerste
dat wordt gezien het aan één kant achter overkoot gaan, daarna een langzaam
verergerende verlamming vanuit de achterhand en uiteindelijk totale verlamming
en sterfte. Ook kunnen ataxie, trillen van de lippen, incoördinatie, spiertrillingen
en parese worden gezien. Deze vorm doet zich vrijwel uitsluitend bij volwassen
schapen voor.
De uiervorm wordt gekenmerkt door een chronische induratieve mastitis. Bij
de uiervorm treedt een langzaam toenemende verharding van het
uierweefsel op (knobbelig vleesuier). Ook zal de melkproductie verminderen.
Daarnaast zijn de mammaire lymfeknopen vergroot. Opvallend is dat de uier niet
rood en pijnlijk is. Ook is de melk niet afwijkend.
Bij de gewrichtsvorm worden de gewrichten dikker, met name de
voorknieën. De gewrichten zijn overvuld, maar niet opvallend warm of pijnlijk
bij klinisch onderzoek.
Morbiditeit/mortaliteit
De meeste infecties verlopen asymptomatisch, maar wanneer klinische
verschijnselen van de longen optreden zijn die uiteindelijk fataal. Wanneer in
een koppel klinische verschijnselen optreden is het aantal serologisch
positieve dieren vaak groter dan 80% (afhankelijk van de gebruikte serologische
test). De morbiditeit kan dus oplopen tot bijna 100%.
Wanneer MVV voor het eerst in een koppel of regio wordt geïntroduceerd is
de mortaliteit eerst nog laag, maar later kan deze wel oplopen tot 20-25%. Dit
is natuurlijk ook afhankelijk het moment waarop een schapenhouder besluit tot
(vrijwillige) afvoer. Door aanpassing van de afvoerstrategie van een
schapenhouder zal de mortaliteit afnemen. Hij zal zijn schapen al aanbieden
voor de slacht in een stadium dat er nog weinig klinische verschijnselen aan
het dier zichtbaar zijn.
Uitscheiding van de kiem
Het MVV wordt voornamelijk verspreid via geïnfecteerde biest en melk aan
zogende lammeren. Ook kan het virus door direct contact worden verspreid
(waarschijnlijk via de respiratoire route). Verspreiding door met mest besmet
drinkwater is ook beschreven. De kans op intra-uteriene verspreiding is
verwaarloosbaar, maar zeker niet uitgesloten. Het virus is ook aangetoond in
sperma (Peterson et al., 2008). Seksuele overdraagbaarheid is waarschijnlijk,
aangezien virus geïsoleerd kan worden uit baarmoederspoelingen, dit is echter
niet onomstotelijk aangetoond. De eicel is door de omringende cumuluscellen,
beschermd tegen besmetting. Experimenteel zijn eicellen waarbij de cumuluscellaag
verwijderd is wel geïnfecteerd, maar bij een intacte cumuluscellaag bleek
infectie niet mogelijk. Besmetting (experimenteel) via de conjunctiva is ook
beschreven (Niesalla et al., 2008).
Differentiaaldiagnose
Voor de differentiaaldiagnose komen in aanmerking:
- Longvorm:
- Longadenomatose
- Parasitaire longinfecties
- Caseous lymfadenitis (CL) met betrokkenheid van de longen
- Hersenvorm:
- Scrapie
- Listeriose
- Rabies
- Louping-ill en neurologische aandoeningen door andere flaviviridae (bv. TBE)
- Beschadigingen aan het centrale zenuwstelsel
- Uiervorm:
- Diverse vormen van mastitis
- Gewrichtsvorm:
- Caprine arthritis encefalitis
- Diverse gewrichtsaandoeningen
Terug naar het begin van dit artikel
Pathologie
Bij pathologisch onderzoek van een dier met de longvorm van zwoegerziekte
zijn de longen vergroot, ze hebben een abnormale vorm, zijn te zwaar en vallen
slecht samen als de thorax wordt geopend. De longen zijn emfysemateus en bleek
van kleur. Bij histologisch onderzoek blijken de longveranderingen een chronische
diffuse interstitiële pneumonie te bevatten, alsook hyperplasie van het
perivaculaire en peribronchiale lymfoide weefsel en hypertrofie van het gladde
spierweefsel in de longen.
Bij sectie van een dier met de hersenvorm van zwoegerziekte zijn naast vermagering
alleen afwijkingen in hersenen en ruggenmerg waarneembaar. De meningen kunnen
troebel zijn en het ruggenmerg gezwollen. Bij microscopisch onderzoek wordt een
meningo-leucoencefalitis met secundaire demyelinisatie waargenomen. Monsters
voor histologie kunnen van alle geïnfecteerde weefsels zijn, zoals de longen,
mediastinale lymfeknopen, de hersenen, het ruggenmerg, de uier, de gewrichten
en de nieren.
Bij de uiervorm van zwoegerziekte is de uier diffuus verbindweefseld en
zijn de bijbehorende lymfeknopen vergroot. Histologisch is de uier
gekarakteriseerd door mononucleaire infiltratie van het periductulaire stroma.
Deze cellen vervangen het normale uierweefsel. Bij dieren met de uiervorm van
zwoegerziekte kunnen al op jonge leeftijd histologische veranderingen in de
uier worden waargenomen.
Bij de artritisvorm van zwoegerziekte vallen vooral de verdikte carpaal- en
een enkele keer de verdikte tarsaalgewrichten op. Microscopisch kan villus
hyperplasie en lymfoplasmacellulaire synovialisitis gezien worden. In de nieren kan een vasculitis worden aangetoond.
Isolatie van de kiem
Virusisolatie kan in veneus bloed of op melk van levende dieren worden
uitgevoerd. Bij sectie kan het MVV worden geïsoleerd in de longen, de mediastinale
lymfeknopen en de milt. Bij verdenking van de hersenvorm dienen monsters van de
hersenen en het ruggenmerg te worden genomen. Alveolaire macrofagen kunnen
tijdens de sectie worden opgevangen bij longlavage. De monsters voor
virusisolatie en de alveolaire macrofagen moeten zo vers mogelijk zijn.
De polymerase chain reaction (PCR) kan op vol bloed (Brinkhof et al., 2008)
en weefselmonsters toegepast worden. PCR op long, ruggenmerg en uierweefsel
wordt onder andere gebruikt als confirmatietest naast serologie. Het mankement
van de PCR op vol bloed is dat de pakkans klein is. Het virus bevindt zich in
de monocyten/macrofagen. Het percentage monocyten/macrofagen is 0 - 0,1% van de
witte bloedcellen. Als bij een besmetting 1 op de 1000 monocyten/macrofagen
besmet is met virus, is de kans om het virus te treffen gering.
Serologie
Serum kan worden onderzocht met behulp van verschillende serologische
technieken. Ook (tank)melk kan worden onderzocht
op aanwezigheid van antistoffen.
Er zijn verschillende commerciële MVV ELISA’s op de markt. Niet al deze
testen presteren even goed op monsters van Nederlandse schapen. GD heeft in
1999 en in 2014 een testvergelijking uitgevoerd. Op basis van deze
testvergelijken worden bij GD voor serologisch onderzoek de volgende testen
gebruikt:
Een indirecte ELISA (enzyme-linked immuno sorbent assay): alle ingezonden
bloedmonsters worden met deze test onderzocht (Brinkhof and van Maanen 2007).
- Een AGIDT (agar gel immunodiffusie test): deze test wordt gebruikt als
confirmatietest voor alle monsters die in de indirecte ELISA een positieve
uitslag geven. De confirmatietest is uiteindelijk bepalend.
- Een ELISA gebaseerd op een
ander eiwit dan de eerder genoemde test. Deze test heeft in 2017 de AGIDT
test vervangen als confirmatietest.
Terug naar het begin van dit artikel
MVV komt wereldwijd voor en de prevalentie verschilt erg per regio. Alleen
Australië en Nieuw-Zeeland zijn voor zover bekend zwoegerziekte-vrij. Hierbij
dient te worden opgemaakt dat een ander small ruminant lentivirus, CAE, wel bij
geiten in Australië is aangetoond.
De aandoening komt in Nederland volgens ruwe schatting op 70% van de
schapenbedrijven voor en bij 25% van de schapen. Van de bedrijven die zijn
aangesloten bij fokkerijorganisaties is een aanzienlijk deel zwoegerziektevrij.
Ongeveer 3500 van de circa 36.000 schapen- en geitenbedrijven zijn officieel
vrij van MVV en CAE. Omdat er sprake is van een georganiseerde zwoegerziektebestrijding op
vrijwillige basis zijn de maatregelen vastgelegd in het “Reglement bestrijding
zwoegerziekte 2004” voor de deelnemers wel vrijwillig maar niet vrijblijvend.
Historie
Zwoegerziekte wordt in vrijwel de gehele wereld beschreven, maar is ontdekt
op IJsland, waar ook de IJslandse naamgeving maedi (voor de longvorm) visna
(voor de hersenvorm) vandaan komt (Thormar 2013). De aandoening zwoegerziekte
is in Nederland voor het eerst beschreven in 1918 op het zuidelijke deel van
het eiland Texel.
Europa
De situatie in andere Europese landen verschilt wezenlijk per land, maar bijvoorbeeld
het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, België, Denemarken, Zweden, Noorwegen en
Duitsland kennen een overeenkomstige vrijwillige aanpak van MVV.
In 2010 is er in het Verenigd Koninkrijk een toename van MVV-uitbraken
waargenomen in (voorheen) MVV-geaccrediteerde kuddes (12 ten opzichte van 3 in
andere jaren) (Ritchie and Hosie 2010). In februari 2012 is er vanuit de
sheepvets group een mailing uitgegaan waarin stond dat er een toename in
MVV-gevallen in niet MVV-geaccrediteerde kuddes werd gezien. In 2016 is er
wederom gewaarschuwd voor een toename van MVV-gevallen. In 2014 voor via Promed voor melding gemaakt van het voorkomen
van CAE in Polen. Het voorkomen van CAE aldaar was eerder niet bekend. In
2014 is een publicatie verschenen waarin wordt beschreven dat in 2011 in Japan
voor het eerst MVV is vastgesteld en in 2016 in India (Didugu 2016). In het voorjaar van 2015 is in
Schotland geadviseerd schapen die in matige conditie de winter uit kwamen te
testen op MVV waarbij in 23% van de geteste koppels MVV gediagnostiseerd werd.
Tot en met 2016 rapporteerde de volgende landen klinische MVV aan de OIE:
Cyprus, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Nederland, Portugal, Spanje,
Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk. Landen met bewijs van infectie maar
geen klinische problemen zijn: België, Estland, Letland en Zweden. MVV wordt
vermoed in Andorra, Denemarken, Malta en Montenegro.
Andere landen
De situatie in andere niet-Europese landen verschilt ook wezenlijk per
land; er zijn landen met een overeenkomstige vrijwillige aanpak van MVV, maar
er zijn ook veel landen waar niets bekend is over de mate van voorkomen. Ook in
Canada, de Verenigde Staten, Argentinië, Israël en Jordanië komt MVV voor.
Terug naar het begin van dit artikel
Meldingsplicht
Zwoegerziekte is een meldingsplichtige ziekte volgens de regeling
preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen
en TSE’s, Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren artikel 100. Een aangetoonde
infectie dient te worden gemeld bij de NVWA.
Vaccinatie
Er is voor MVV bij schapen en CAE bij geiten is (nog) geen vaccin
beschikbaar, ondanks dat er wereldwijd veel onderzoek naar wordt uitgevoerd
(Reina et al., 2008; Niesalla et al.,
2009).
Antibiotica
Niet van toepassing.
Overige maatregelen
Sinds 1982 bestaat in ons land een georganiseerde zwoegerziektebestrijding
op vrijwillige basis opgezet door de GD. De bestrijding en bewaking zijn
gebaseerd op het “Reglement bestrijding zwoegerziekte 2004”. Deze geldt als
basis voor de certificering van vrije bedrijven.
Terug naar het begin van dit artikel
Sinds 1982 bestaat in ons land een georganiseerde zwoegerziektebestrijding
op vrijwillige basis (zie ‘Overige maatregelen’ onder ‘Aanpak’). De preventie is altijd gebaseerd op het voorkomen van insleep door het niet
in contact laten komen van de koppel schapen met niet officieel
zwoegerziekte-vrij gecertificeerde schapen.
Denk hierbij aan contacten via:
- Aankoop
- In/uitscharen
- In/uitbraak
- Fokkerij
- Keuringen
- Contacten met geiten
- Indirecte contacten via:
- Kleding/laarzen
- Materialen (emmers, voerbakken, etc)
- Aanhanger
Uitoefening van de statutaire
bevoegdheden
MVV staat op de lijst aangifteplichtige ziekten van het Office
International des Epizooties (OIE). Middels een jaarlijkse rapportage wordt
door de GD een overzicht verstrekt van het aantal deelnemende bedrijven en een
schatting van de mate van voorkomen.
MVV wordt ook genoemd in artikel 6 van richtlijn 91/68/EU, de
handelsrichtlijn voor kleine herkauwers. Voor het intracommunautaire
handelsverkeer moeten fokschapen afkomstig zijn van bedrijven waar
zwoegerziekte tijdens de laatste drie jaar voorafgaande aan deelname aan het
intraverkeer klinisch niet is vastgesteld. De Nederlandse voedsel- en warenautoriteit
(NVWA) hanteert deze bepaling zodanig dat voor het intraverkeer de schapen
afkomstig moeten zijn van bedrijven die als zodanig zwoegerziektevrij
gecertificeerd zijn.
Kennisgeving van verdenking MVV
In de regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke
dierziekten en zoönosen en TSE’s, Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren
artikel 100 staat vermeld wanneer en waar verdenkingen moeten worden
aangegeven. Vermoedelijk zal in het geval van zwoegerziekte bij ministeriële
regeling worden bepaald dat een kennisgeving als bedoeld in voorgaande
paragrafen achterwege kan blijven.
In hoofdstuk 5 paragraaf 2 (preventie en bestrijding van besmettelijke
dierziekten, zoönosen en ziekteverschijnselen) zullen nadere bepalingen
opgenomen worden. Deze paragrafen treden op en nader te bepalen tijdstip in
werking (tekst zoals deze geldt op 20 december 2013).
Het slachten van besmette en verdachte
dieren
Niet van toepassing in Nederland. Zie verder onder ‘Uitoefening van de
statutaire bevoegdheden’.
Destructie van karkassen en de toegang
tot destructieterreinen
Niet van toepassing in Nederland. Zie verder onder ‘Uitoefening van de
statutaire bevoegdheden’.
Betaling van de schadevergoeding
Niet van toepassing in Nederland. Zie verder onder ‘Uitoefening van
de statutaire bevoegdheden’.
Reiniging en ontsmetting
Niet van toepassing in Nederland. Zie verder onder ‘Uitoefening van de
statutaire bevoegdheden’.
Opschorting vervoer en beperking van
bewegingen
Niet van toepassing in Nederland. Zie verder onder ‘Uitoefening van de
statutaire bevoegdheden’.
Vaccinatie
Niet van toepassing in Nederland. Er is voor MVV bij schapen en CAE bij
geiten geen vaccin beschikbaar.
Handhaving
Niet van toepassing in Nederland. Zie verder onder ‘Uitoefening van de
statutaire bevoegdheden’.
Sancties
Niet van toepassing in Nederland. Zie verder onder ‘Uitoefening van de
statutaire bevoegdheden’.
Op de website van de CFSPH the Centre for Food Security and Public Health
van Iowa State uneversity (http://www.cfsph.iastate.edu/DiseaseInfo/factsheets.htm) zijn duidelijke
foto’s, factsheets en een powerpointpresentatie te vinden.
Zie voor een Nederlandse beschrijving van zwoegerziekte het Handboek
schapeziekten uit 1994, ISBN 90 6255 546 2 of Gezonde schapen uit 2008 ISBN
9789054391838, beide van Piet Vellema.
Brinkhof, J. and C. van Maanen (2007). "Evaluation of five enzyme-linked immunosorbent assays and an agar gel
immunodiffusion test for detection of antibodies to small ruminant
lentiviruses." Clin Vaccine Immunol 14(9):
1210-1214.
Brinkhof, J. M., C. van Maanen, et al. (2008). "Specific detection of small ruminant lentiviral nucleic acid
sequences located in the proviral long terminal repeat and leader-gag regions
using real-time polymerase chain reaction." J Virol
Methods 147(2):
338-344.
Cardinaux, L., M. L. Zahno, et al. (2013).
"Virological and phylogenetic characterization of attenuated small
ruminant lentivirus isolates eluding efficient serological detection." Vet
Microbiol 162(2-4): 572-581.
Digugu, H. S., S Bhaskara Ramaraju, A.,
Reddy, Narasimha, C.H. E., Kishore, Nanda, K., Reddy, Venkateswara, M. (2016) “First
report of Maedi-Visna and Caprine Arthritis-Encephalitis viruses in Krishna
district, Andhra Pradesh, India.” Journal of Animal Research 6, 177-179.
Niesalla, H., X. de Andres, et al. (2009).
"Systemic DNA immunization against ovine lentivirus using
particle-mediated epidermal delivery and modified vaccinia Ankara encoding the
gag and/or env genes." Vaccine 27(2): 260-269.
Niesalla, H., T. N. McNeilly, et al. (2008).
"Experimental infection of sheep with visna/maedi virus via the
conjunctival space." J Gen Virol 89(Pt 6): 1329-1337.
Oguma K1, Tanaka C, Harasawa R, Kimura A, Sasaki J, Goryo M, Sentsui H. Isolation of maedi/visna virus from a sheep in Japan.
(2014) J Vet Med Sci. Mar 1;76(2):211-8. Epub 2013 Oct 18.
Peterson, K., J. Brinkhof, et al. (2008).
"Presence of pro-lentiviral DNA in male sexual organs and ejaculates of
small ruminants." Theriogenology 69(4): 433-442.
Reina, R., C. Barbezange, et al. (2008). "Mucosal immunization against
ovine lentivirus using PEI-DNA complexes and modified vaccinia Ankara encoding
the gag and/or env genes." Vaccine 26(35): 4494-4505.
Ritchie, C. and B. Hosie (2010). "Increase in
maedi-visna breakdowns." Vet Rec 167(10): 389.
Ritchie C1, Hosie B2. Concern
over maedi visna breakdowns. (2014) Vet Rec. Jul 12;175(2):50-1.
doi: 10.1136/vr.g4522.
SigursonI, B., Palsson, P., Grimsson, H. (1957) "Visna,
a demyelinating transmissible disease of sheep". J. Neuropathol. Exp.
Neurol. 16 (3): 389–403.
Thormar, H. (2013). "The origin of lentivirus
research: Maedi-visna virus." Curr HIV Res 11(1): 2-9.
Foto's van MVV