Yersiniose is een infectieziekte bij mens en dier die wordt veroorzaakt door bacteriën uit het genus Yersinia. Bij verschillende diersoorten kunnen verschillende species van het genus verschillende ziektebeelden geven.
De infectie heeft bij herkauwers en varkens vooral betekenis als zoönose. Verder kunnen bij sectie lokale ontstekingsprocessen door Y. pseudotuberculosis bijvoorbeeld bij kleine herkauwers macroscopisch sterk lijken op die van tuberculose. Het voorkomen van Y. enterocolitica O:9-infecties bij het rund veroorzaakt kruisreacties bij de serologische testen voor Brucella abortus. Yersiniose is een meldingsplichtige ziekte volgens artikel 100 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren. Een aangetoonde infectie dient te worden gemeld bij de NVWA.
Direct naar:
De kiem
Het genus Yersinia behoort tot de familie van de Enterobacteriaceae en is momenteel onderverdeeld in 12 species. Van de Yersinia spp. zijn alleen Y. pestis, Y. pseudotuberculosis en sommige subtypen van Y. enterocolitica pathogeen voor de mens. Dieren kunnen hiervoor als reservoir dienen. Y. pestis, veroorzaker van de pest bij de mens, komt niet meer in Europa voor. Landbouwhuisdieren spelen geen rol in de infectiecyclus van Y. pestis. Dit subtype wordt hier dus verder buiten beschouwing gelaten. Daarentegen komen Y. pseudotuberculosis en Y. enterocolitica wijdverspreid voor in Europa. Deze subtypen hebben de karakteristieken van typische enteropathogenen voor de mens. Ze veroorzaken maagdarmproblemen en worden overgedragen via de fecaal-orale route. Dieren zijn meestal symptoomloos drager van deze voor de mens pathogene Yersinia spp. maar kunnen soms zelf ziekteverschijnselen vertonen na infectie. Y. pseudotuberculosis wordt gewoonlijk onderverdeeld in 5 serotypen (I t/m V), die allemaal potentiële pathogenen zijn voor de mens en diverse diersoorten. Serotype I wordt veruit het vaakst geassocieerd met infecties bij mens en dier, gevolgd door serotype III.
Y. enterocolitica is onderverdeeld in 6 biotypen (1A, 1B, 2, 3, 4, en 5) en in diverse serotypen (> 48)[1]. Voor de indeling van de pathogene eigenschappen wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van het biotype:
- Hoogpathogeen is biotype 1B. Dit biotype komt zeer zelden voor in Europa maar wordt regelmatig gevonden in Noord-Amerika (vooral serotype O:8) en Japan. 1B komt voor in het milieu (o.a. in water) en is verantwoordelijk voor uitbraken van humane Yersiniose.
- Matig pathogeen zijn de biotypen 2 t/m 5. Biotype 4 (serotype O:3) komt voor op het vaste land van Europa en biotype 2 (serotype O:9) komt vooral voor in Engeland. Beide typen worden geassocieerd met voedselgerelateerde humane infecties in Europa.
- Niet pathogeen is biotype 1A. Dit type komt ubiquitair voor in het milieu en in mens en dier.
Gevoelige diersoorten
Zeer veel wilde en gedomesticeerde diersoorten zijn potentiële reservoirs voor Y. pseudotuberculosis. Serotype III is frequent aangetroffen bij varkens in Finland. Echter de belangrijkste gastheren (reservoirs) zijn knaagdieren en wilde vogels. De ziekte wordt het vaakst gezien bij hazen, cavia's, konijnen en vogels (vooral bij kalkoenen, kanaries en andere zang- en siervogels). De meeste dieren zijn symptoomloze dragers, maar kunnen onder invloed van stress ziek worden van de infectie en bacteriën uitscheiden. Ziekte-uitbraken met Y. pseudotuberculosis zijn gerapporteerd bij gehouden herten in Australië en onder dierentuindieren (voornamelijk apen). In Europa fungeren hoofdzakelijk wilde dieren (knaagdieren en vogels) als reservoir.
Varkens zijn vaak symptoomloos drager van voor de mens pathogene stammen van Y. enterocolitica, met name van biotype 4 (serotype O:3) en veel minder vaak van biotype 2 (serotype O:9 en O:5,27). De kiemen bevinden zich in de mondholte, vooral in de tonsillen en verder in de submaxillaire lymfeknopen, de darmen en de mest.Van Y. enterocolitica (serotype O:9) is in een aantal gevallen aangetoond dat deze kiem fout-positieve uitslagen geeft bij serologisch onderzoek op Brucella abortus en Brucella suis. Dit geeft aan dat het rund en het varken symptoomloos drager kunnen zijn van deze serotypen.Bij schapen en geiten worden wel een enkele keer matig pathogene biotypen van Y. enterocolitica (waaronder serotypen O:2,3) in geval van enteritis aangetoond. Biotype 2 (serotype O:9) van deze bacterie is geïsoleerd bij herten in Nieuw-Zeeland.Y. enterocolitica is (met uitzondering van één keer in Duitsland, waar het ging om biotype 4 en 2) niet gevonden bij pluimvee.
Volksgezondheid
Yersinia-infectie is een zoönose. Bij mensen kunnen bij een langdurig ziekteverloop ernstige complicaties ontstaan, zoals chronische hepatitis, artritis, ileitis of recidiverende lymfadenopathie.
In de Europese Unie (EU) is de incidentie van humane yersiniose berekend op 2,6 -2,7 per 100.000 inwoners. Y. enterocolitica is veruit de meest voorkomende oorzaak van yersiniose bij mensen (circa 90% van de gevallen) in de meeste Europese landen. Infecties met Y. pseudotuberculosis komen slechts incidenteel voor. Gerapporteerde gevallen van deze infectie komen uit Noordoost-Europa (Finland en Rusland).
Overleving
Yersinia spp. zijn facultatief anaerobe bacteriën en kunnen dus zowel in de aan- als afwezigheid van zuurstof overleven en zich vermeerderen. Yersinia spp. kunnen zich ook vermeerderen in de aanwezigheid van CO2. Yersinia enterocolitica is betrekkelijk ongevoelig en kan onder uiteenlopende omstandigheden in vitro in leven blijven en zich ook vermeerderen. Deze bacterie is psychrotroof en kan zelfs bij koelkasttemperaturen nog groeien. De kiem is wel gevoelig voor hitte en sterft snel af bij temperaturen boven de 65 0C. Wel kunnen o.a. de pathogene serotypen (zoals o.a. O:3, O:8 en O:9) enterotoxine produceren dat na 20 minuten bij 100 0C nog niet is geïnactiveerd.Yersinia enterolitica is niet goed bestand tegen zuur en sterft snel af bij een pH lager dan 4,5. Ioniserende- en UV-straling doden de bacterie snel af en ook tegen zeer hoge druk is de bacterie niet bestand.
Yersinia spp. zijn gevoelig voor de meeste antibiotica.
Desinfectie
De kiem wordt geïnactiveerd door: zuren, temperaturen boven de 65 0C en ioniserende straling. De meeste desinfecteermiddelen inactiveren de kiem.
Terug naar het begin van dit artikel
Bij pathologisch onderzoek op ingestuurde kadavers van runderen, varkens, kleine herkauwers en knaagdieren bij GD wordt yersiniose, veroorzaakt door Y. pseudotuberculosis of Y. enterocolitica, enkele keren per jaar aangetoond als oorzaak van sterfte. Bij herkauwers betreft het dan vaak verworpen vruchten.
De klinische verschijnselen
Dieren zijn meestal symptoomloos drager van Yersinia spp.
Y. pseudotuberculose bij runderen:
Er zijn beschrijvingen van enterocolitis bij runderen nadat deze bloot zijn gesteld aan stressfactoren (spenen, koude en natte weersomstandigheden, verschepen, enz.). De aandoening gaat gepaard met waterdiarree en soms met snelle sterfte binnen 24 uur.
Ook is de bacterie een paar keer geïsoleerd uit verworpen vruchten en uit melkmonsters in geval van klinische en subklinische mastitis.
Yersiniose bij schapen en geiten:
Y. enterocolitica wordt geassocieerd met diverse klinische aandoeningen bij schapen en geiten. Dat kan een min of meer beperkte lokale enteritis zijn tot een sepsis met algemene ziekteverschijnselen. Hierbij kan ook placentitis optreden met abortus als gevolg. Y. pseudotuberculosis en Y. enterocolitica zijn geïsoleerd uit geaborteerde vruchten bij schapen. Y. pseudotuberculosis-infecties kunnen bij schapen leiden tot abortus, dood- of zwakgeboren lammeren. Bij geiten kan eveneens abortus optreden en neo-natale sterfte. Daarnaast zijn bij geiten gevallen van enteritis en mastitis als gevolg van Y. pseudotuberculosis-infecties beschreven.
Yersiniose bij varkens:
Y. enterocolitica kan bij varkens diarree zonder bloed of slijm veroorzaken. Deze diarree kan gepaard gaan met matige koorts.
Morbiditeit /mortaliteit
Morbiditeit en mortaliteit zijn bij landbouwhuisdieren zoals runderen, kleine herkauwers en varkens niet relevant. Zoals onder ’klinische verschijnselen’ vermeld treden maar sporadisch klinische gevallen van yersiniose op bij runderen en kleine herkauwers.
Uitscheiding van de kiem
Y. pseudotuberculose en zeker Y. enterocolitica worden vooral met de mest uitgescheiden. Door fecale verontreiniging kunnen voedingsmiddelen besmet raken. In geval van mastitis bij het rund zal ook uitscheiding via de melk plaatsvinden. Wanneer kleine herkauwers verwerpen vindt uitscheiding plaats met vruchtvliezen en vruchtwater.
Differentiaaldiagnose
Bij de differentiaaldiagnose komen een groot aantal ziekten in aanmerking:
- Alle mogelijke oorzaken van Enterocolitis.
- Alle mogelijke oorzaken van mastitis.
- Alle mogelijke oorzaken van abortus bij kleine herkauwers.
- Tuberculose (postmortaal met betrekking tot Y. pseudotuberculosis-infecties).
Pathologie
Bij een uitgebreide enteritis is de mucosa van dunne en dikke darmen hyperaemisch. De darminhoud is waterig. De mesenteriale lymfeknopen zijn vergroot. Bij een minder acuut verloop zijn er ook microabcesjes in de submucosa te vinden.
Na sepsis ten gevolge van Y. pseudotuberculosis kunnen in allerlei organen necrotiserende abcessen ontstaan die macroscopisch haast niet van tubercels zijn te onderscheiden. Tubercels bevinden zich echter primair in de lymfeknopen, terwijl bij Y. pseudotuberculosis primair het geïnfecteerde orgaan aangetast is. Op microscopische niveau is gemakkelijk het verschil in ontstekingsreactie te zien.
Isolatie van de kiem
Er zijn diverse methodes voor de isolatie van Yersinia spp.
De kiem vermeerdert zich ook bij relatief lage temperaturen; hier kan gebruik van worden gemaakt door het inzetten van zogenaamde koude voorophopingsmethoden bij monsters waarin ook een achtergrondflora aanwezig is, zoals mest of darminhoud.
De isolatie van Y. pseudotuberculosis is betrekkelijk moeilijk en er is geen enkel selectief medium dat voor alle stammen van deze bacterie geschikt is. Een PCR voor het aantonen van Y. pseudotuberculosis in dierlijke en humane monsters en in voedingsmiddelen kan een bruikbare methode zijn parallel naast de kweek, maar zal eerst nog goed moeten worden gevalideerd.
Er is een ISO-methode (ISO 10273) voor de kweek en typering van Y. enterocolitica in dierlijke en humane monsters en voedingsmiddelen beschreven. Toepassing van een combinatie van een kweekmethode en de PCR-bepaling van het ail-gen lijkt een optimale methode voor de detectie van pathogene Y. enterocolitica in onverhit vlees [2]. In een recente EFSA-opinie wordt echter aangegeven dat geen enkele methode optimaal is voor de isolatie van alle humaanpathogene Y. enterocolitica-stammen uit voedsel. Naast kweekmethodes zijn er moleculairbiologische technieken om de kiem te isoleren, hierbij wordt gebruik gemaakt van Polymerase Chain Reaction (PCR). Bij GD wordt sinds medio 2012 de MALDI-TOF gebruikt voor de identificatie van de kweek, waardoor die identificatie is verbeterd. Er is echter geen enkele methode geschikt voor het aantonen van alle pathogene stammen. Door de methoden naast elkaar te gebruiken kunnen die nadelen voor een deel worden ondervangen.
Serologie
Een indirecte ELISA op basis van gezuiverd lipopolysaccheride (LPS) van pathogene Y. enterocolitica is bruikbaar voor koppeldiagnostiek, zo is aangetoond voor biotype 4 (serotype O:3). Bij varkens zijn ELISA’s ontwikkeld voor Y. enterocolitica (Schroeder et al, 2013).
Voor Y. pseudotuberculosis is geen betrouwbare immunologische test beschikbaar.
Terug naar het begin van dit artikel
In Europa zijn varkens vaak symptoomloze dragers van pathogene stammen van Y. enterocolitica [1]. De Yersinia is bij varkens aanwezig in de tonsillen. In een onderzoek door de Boer et al. in 2006-2007 in Nederland bij vleesvarkens die onderzocht werden op het slachthuis, werd een prevalentie in de tonsillen gevonden van 9,3% en in de mest van 3,3%. Wehebrink et al. vonden in 2008 in Duitse varkens dat alleen gespeende biggen en vleesvarkens Yersinia uitscheiden in de mest, respectievelijk 15,2% en 13,3% van de dieren. Bij zeugen en zuigende biggen vonden zij geen Yersinia in de mest. Von Altrock et al. vonden vergelijkbare lage uitscheidingspercentages in de mest, maar vonden veel hogere seroprevalenties: 66,8% van de varkens was positief en op 83,3% van de bedrijven waren serologisch positieve dieren aanwezig.
Ook runderen kunnen symptoomloos drager zijn van
Y. enterocolitica. In rauwe koemelk wordt de bacterie regelmatig aangetoond. Het betreft echter overwegend voor de mens niet-pathogene stammen. Humane infecties via besmette zuivelproducten zijn zeldzaam.
Bij geiten zijn uitbraken van de bacterie (serotype O:2) waargenomen in Noorwegen. In Duitsland zijn serotype O:3 en O:9 de enige keer geïsoleerd bij pluimvee.
Andere landen
Yersinia spp. komen wereldwijd voor, zowel in wilde en gehouden dieren als in het milieu. Wel is er een verschil in verspreiding van bepaalde bio- en serotypen.
Terug naar het begin van dit artikel
Gezien het ubiquitair voorkomen van
Y. enterocolitica en
Y. pseudotuberculosis is bestrijding niet aan de orde. Bovendien is nog heel veel onbekend over de epidemiologie. Routinematige monitoring van
Y.enterocolitica en
Y. pseudotuberculosis in dierpopulaties wordt dan ook vooralsnog niet aanbevolen.
Yersiniose is een meldingsplichtige ziekte volgens artikel 100 van de Gezondheids/ en Welzijnswet voor Dieren. Een aangetoonde infectie dient te worden gemeld bij de NVWA.
Preventie op dierniveau is niet relevant. Afhankelijk van de ontwikkelingen van yersiniose bij de mens, voedingspatronen en de prevalentie van pathogene Y. enterocolitica bij varkens, kunnen individuele lidstaten van de EU overwegen gericht onderzoek te doen, bijvoorbeeld met betrekking tot de consumptie van onverhitte varkensvleesproducten.
Preventie op het slachthuis bestaat uit het voorkomen van contaminatie van het karkas door te voorkomen dat de mogelijke besmetting uit de keelholte op het karkas terechtkomt. Dit kan bijvoorbeeld door bij het klieven van het karkas niet de kop (plus pharinx) te klieven. Hierdoor wordt besmetting van de karkassplitter voorkomen. Het niet meer insnijden van de maxilaire lymfeknopen, in het kader van de nieuwe zichtkeuring, vermindert dit risico nog verder.
Preventie bij de consument bestaat uit het voldoende verhitten van varkensvlees voor consumptie en het voorkomen van kruiscontaminatie tussen rauw varkensvlees en voedingsmiddelen die onverhit gegeten worden.
Terug naar het begin van dit artikel
Nederlands recht
Yersininiose is aangifteplichtig voor dierenartsen op basis van artikel 100 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren.
Europees recht
Volgens de Beschikking van de Commissie van 17 juli 2003 (2003/542/EG) tot wijziging van Beschikking 2000/96/EG betreffende het functioneren van specifieke surveillancenetwerken, moet er een surveillance-netwerk zijn of komen voor onder andere een aantal zoönosen, waaronder Yersiniose.
Bernardino-Varo L, Quiñones-Ramirez El, Fernández FJ,Vázquez-Salinas C. Prevalence of Yersinia enterocolitica in raw cow’s milk collected from stable of Mexico City. J Food Prot. 2013 Apr;76(4):694-8
De Boer, E., J.T.M. Zwartkruis-Nahuis, and R. Lesuis, Prevalentie humaanpathogene Yersinia enterocolitica bij varkens. Tijdschrift voor Diergeneeskunde, 2008. 133(22): p. 4.
Foster A.P., Otter A., Bolger V.A. (2008) “Y. pseudotuberculosis in a suckler calf in de United Kingdom: A case report” The Veterinary Journal 2008;175:139-140
Givens MD, Marley MSD. (2008) Infectious causes of embryonic and fetal mortality. Theriogenology 2008;70:270-285
Guan TY, Holley RA. (2003)Pathogen survival in swine manure environments and transmission of human enteric illness--a review. J Environ Qual. 2003 Mar-Apr;32(2):383-92. Review. Erratum in: J Environ Qual. 2003 May-Jun;32(3):1153.
Hanifian S, Khani S. Fate of Yersinia enterocolitica duting manufacture, ripening and storage of Lighvan cheese. Int J Food Microbiol. 2012 May 15;156(2):141-6
Lambertz, S.T., et al., Evaluation of a combined culture and PCR method (NMKL-163A) for detection of presumptive pathogenic Yersinia enterocolitica in pork products. J Food Prot, 2007. 70(2): p. 335-40.
Longenberger AH, Gronostaj MP, Yee GY, Johnson LM, Lando JF, Voorhees RE, Waller K, Weltman AC, Moll M, Lyss SB, Cadwell BL, Gladney LM, Ostroff SM. Yersinia enterocolitica infections associated with improperly pasteurized milk products: southwest Pennsylvania, March-August, 2011. Epidemiol Infect. 2013 Oct 16:1-11.
Messelhäuser U, Kämpf P, Colditz J, Bauer H, Schreiner H, Höller C, Busch U. Qualitative and quantitative detection of human pathogenic Yersinia enterocolitica in different food matrices at retail level in Bavaria. Foodborne Pathog Dis. 2011 Jan;(8):39-44
ISO 10273:2003. Microbiology of food and animal feeding stuffs – Horizontal method for the detection of presumptive pathogenic Yersinia enterocolitica. Internation Organization for Standardisation. Geneva, Switzerland, 2003.
Orloski K.A., Lathrop S.L. (2003) "Plague: a veterinary perspective" JAVMA 2003: 222: 444-448
Otter A, Cranwell M. (2007) Differential diagnosis of diarrhoea in adult cattle. In Pract 2007;29:9-19
Ruusunen M, Salonen M, Pulkkinen H, Huuskonen M, Hellström S, Revez J. Hänninen ML. Pathogenic bacteria in Finnish bulk tank milk. Foodborne Pathog Dis. 2013 Feb;10(2):99-106
Seimiya YM et al. (2005) Caprine enteritis associated with Yersinia pseudotuberculosis infection. J Vet Med Sci 2005;67:887-890
Schiemann DA. Yersinia enterocolitica in milk and dairy products. J Dairy Sci. 1987 Feb;70(2):383-91
Schroeder, C., Sander C., Kanitz S., Engemann C. Swine zoonosis risk assessment with new herd seroprofiling assays from QIAGEN. Proceedings SafePork conference 2013, Portland, Maine, USA.
Shwimmer A et al. (2007) Mastitis Caused by Yersinia pseudotuberculosis in Israeli Dairy Cattle and Public Health Implications. Zoonoses and Public Health 2007;54:353–357
Walker SJ, Gilmour A. The incidence of Yersinia enterocolitica-like organisms in raw and pasteurized milk in Northern Ireland. Appl Bacteriol. 1986 Aug;61(2):133-8
Wehebrink T, Kemper N, grosse Beilage E, Krieter J. Prevalence of Campylobacter spp. And Yersinia spp. in the pig production. Berl Munch Tierarztl Wochenschr. 2008 Jan-Feb;121(1-2):27-32.