Neosporose is een infectie met Neospora caninum, een eencellige intracellulaire parasiet die verwant is aan Toxoplasma gondii. Deze protozoaire parasiet is in 1984 ontdekt bij de hond en enkele jaren later als een nieuwe species beschreven. Bij de hond veroorzaakt neosporose verlammingsverschijnselen en sterfte van pups.
Direct naar:
Pathogenese
Neospora heeft, net als Toxoplasma, een ingewikkelde levenscyclus, waarbij verschillende diersoorten zijn betrokken. Een ongeslachtelijke vermenigvuldiging van de parasiet vindt plaats in een tussengastheer. Allerlei landbouwhuisdieren treden op als tussengastheer, zoals rund, paard, schaap en geit, maar ook in het wild levende dieren. In hoeverre er een interactie is tussen in het wild voorkomende Neospora en de cyclus in rund en hond is niet bekend.
Er worden twee ongeslachtelijke levensvormen (zoïeten) onderscheiden: tachyzoïeten en bradyzoïeten. Tachyzoïeten (tachy = snel) zijn actief delende stadia die allerlei celtypen infecteren en vernietigen. Via de placenta bij congenitaal besmette dieren worden ze in 80 procent van de gevallen op de vrucht overgedragen. Onder invloed van de afweer van de gastheer gaan tachyzoïeten zich encysteren, waarbij de delingsactiviteit sterk afneemt. Deze rustende stadia in weefselcysten worden bradyzoïeten (brady = langzaam) genoemd.
Neospora weefselcysten worden vooral in zenuwweefsel aangetroffen. Een afnemende afweer van de gastheer leidt vaak tot activering van bradyzoïeten en het barsten van de cystenwand waarbij opnieuw een parasitaemie optreedt. Bradyzoïeten worden ook actief en infectieus als weefselcysten worden opgegeten door een eindgastheer.
De hond, dingo prairie- en grijze wolf zijn de eindgastheren voor Neospora. In de darm van de eindgastheer vindt geslachtelijke ontwikkeling (gametogonie) van de parasiet plaats, waarbij na versmelting van mannelijke en vrouwelijke vormen, infectieuze oöcysten ontstaan. Deze oöcysten worden uitgescheiden met de faeces en overleven geruime tijd (maanden) in het milieu.
Terug naar het begin van dit artikel
Neospora geeft vooral bij het rund problemen. Volwassen koeien ondervinden weinig last van de parasiet. Bij drachtige dieren treedt echter heel vaak een besmetting van de vrucht op, die kan leiden tot de dood van de vrucht gevolgd door abortus of mummificatie. Zes procent van de geaborteerde vruchten die worden ingestuurd naar GD, blijkt positief op Neospora. (bron Monitoring Diergezondheid Rundvee, 2021). Hoewel het nog steeds één van de meest belangrijkste infectieuze oorzaken van abortus is, is het percentage meer dan gehalveerd ten opzichte van 20 jaar geleden. Naast abortus en mummificatie is onregelmatig opbreken het gevolg van infectie door Neospora. Ook vroeggeboorte wordt aan de infectie toegeschreven.
De meeste tijdens de dracht geïnfecteerde kalveren worden echter ogenschijnlijk gezond geboren. Het is onbekend waarom de infectie tijdens de dracht de ene keer leidt tot het afsterven van de vrucht en de andere keer tot de geboorte van een congenitaal besmet, ogenschijnlijk gezond kalf.
Epidemiologie
Abortusgevallen door Neospora kunnen incidenteel voorkomen, maar het kan ook een bedrijfsprobleem zijn, waarbij jarenlang een hoog aantal abortusgevallen (meer dan vijf procent) wordt gezien. Men spreekt dan van endemische neosporose. Een derde mogelijkheid is dat Neospora de oorzaak is van een plotselinge golf van abortus: abortus-storm of epidemische neosporose.
Op bedrijven met een hoge besmettingsgraad komen abortusuitbraken ook voor als gevolg van een verminderde weerstand (stress, ziekte, schimmelig voer). Hierdoor treedt een heropleving van de infectie op. Al eerder besmette, drachtige dieren kunnen alsnog gaan aborteren.
Congenitale overdracht
Koeien blijven levenslang besmet met Neospora en ze dragen de infectie tijdens de dracht vaak op hun nakomelingen over. Men gaat ervan uit dat dit bij 80% van de nakomelingen van besmette koeien gebeurt. Deze congenitale of verticale transmissie is de belangrijkste route voor het in stand houden van de infectie op het bedrijf. Besmette familielijnen (vrouwelijke lijn) zijn kenmerkend voor bedrijven met verticale transmissie.
Intra-uterien geïnfecteerde kalveren zijn meestal klinisch normaal, maar vertonen incidenteel (lichte) verlammingsverschijnselen. Congenitaal besmette pinken hebben een sterk verhoogde kans op (vroeg)abortus tijdens de eerste dracht. Later neemt de kans op abortus af, maar deze blijft twee tot drie keer zo hoog als bij niet-besmette dieren.
Postnatale overdracht
De hond speelt als eindgastheer een belangrijke rol bij de overdracht van Neospora. De primaire infectie van een hond leidt tot een geslachtelijke vermeerdering van de parasiet in de darm van de hond en tot uitscheiding van oöcysten met de faeces. Vervolgens besmetten koeien en kalveren zich via opname van voer verontreinigd met hondenfaeces (postnatale of horizontale overdracht). Soms raakt een postnataal geïnfecteerd dier de besmetting weer kwijt. Dit betreft vooral de dieren met een uitslag weinig aangetoond die gedurende 6 tot 27 maanden seropositief waren. Postnataal geïnfecteerde dieren geven de besmetting in 60% door aan hun nakomelingen. De aanwezigheid van een hond op een bedrijf waar de infectie bij de al koeien aanwezig is, is dus een risicofactor voor uitbreiding van de infectie onder het rundvee, met kans op een abortusuitbraak. Abortusuitbraken worden meestal gezien binnen 1,5 jaar na introductie van een nieuwe hond of de geboorte van puppies. Abortusuitbraken worden nauwelijks gezien bij verticale infecties.
Verschillende onderzoekers hebben erop gewezen dat het patroon van deze abortusuitbraken door Neospora caninum (de zogenaamde epidemische curve) past bij een puntbroninfectie. Ook is herhaaldelijk vastgesteld dat er op bedrijven met een uitbraak van Neospora-abortus weinig overeenkomst was tussen de serologische status van moeders en dochters en dat er grote verschillen waren in besmettingsgraad tussen leeftijdsgroepen.
Besmette boerderijhonden komen significant vaker voor op bedrijven met een hoge seroprevalentie bij de koeien. Experimenteel is aangetoond dat honden die met nageboorten van Neospora-besmette koeien werden gevoerd na 10 tot 13 dagen gedurende 2 tot 3 weken oöcysten via de ontlasting uitscheidden. In een ander onderzoek bleek een hond die oöcysten uitscheidde, dit na vier maanden nog steeds (of opnieuw) te doen.
Ook is aangetoond dat kalveren oraal kunnen worden geïnfecteerd met oöcysten afkomstig van een hond.
Terug naar het begin van dit artikel
Individueel
De diagnose Neospora wordt bij het individuele dier gesteld via serologie, individueel melkonderzoek en pathologie. Ook zijn er voor Neospora moleculair-biologische detectiemethoden ontwikkeld, zoals PCR. Deze worden echter niet in de routinediagnostiek toegepast.
Serologie
GD maakt gebruik van een ELISA voor het aantonen van antistoffen tegen Neospora caninum in runderserum. De sensitiviteit en de specificiteit van deze ELISA zijn hoog (beide > 99 procent). De uitslag van het testserum wordt vergeleken met die van een positief controlemonster. De resulterende S/P ratio (sample to positive ratio) wordt vervolgens geïnterpreteerd en op de uitslag gepresenteerd als: veel aangetoond, weinig aangetoond of niet aangetoond.
Mogelijkheden voor het gebruik van deze ELISA zijn de volgende:
- Abortusdiagnostiek
De test heeft waarde naast het onderzoek van de vrucht en zeker in gevallen waarin geen vrucht beschikbaar is. Het aantonen van antistoffen tegen Neospora betekent op zich nog geen causaal verband met de abortus, aangezien 10% van de koeien antistoffen hebben. Een uitslag met veel antistoffen aangetoond is echter een sterke aanwijzing voor abortus door Neospora.
- Het opsporen van congenitaal geïnfecteerde kalveren
Een koe die aan het eind van de dracht veel antistoffen heeft, heeft een zeer grote kans een congenitaal geïnfecteerd kalf te krijgen. Congenitaal besmette kalveren hebben veel antistoffen in het bloed bij de geboorte en houden ook langdurig antistoffen. Met de biest worden maternale antistoffen opgenomen, die tot een half jaar aantoonbaar blijven. Wanneer kalveren boven een leeftijd van zes maanden worden onderzocht, zullen de meeste ‘normale’ kalveren hun maternale antistoffen verloren hebben, terwijl bij congenitaal geïnfecteerde kalveren nog steeds antistoffen worden aangetoond.
- Het opsporen van dragers
Het screenen van hele rundveebeslagen op Neosporadragers is goed mogelijk met deze ELISA. Uiteraard wordt geen garantie gegeven dat alle besmette dieren reageren in de test. Titerfluctuaties komen voor waardoor in enkele gevallen de titer onder de detectiegrens komt. In het algemeen is de kans op een vals-negatieve uitslag het kleinst tijdens de tweede helft van de dracht.
Een hoge besmettingsgraad is geassocieerd met een verhoogde kans op abortus en het optreden van abortus-stormen.
Individuele melkmonsters
Individueel Neospora-onderzoek is naast bloed ook via de melk te doen. Individueel melkonderzoek kan worden ingezet voor het koppelonderzoek (alle melkgevende dieren bemonsteren) of in een steekproef, om de ernst van de besmetting te bekijken. De monstername van het koppelonderzoek verloopt via de Veeverbeteringsorganisatie, welke aangevraagd kunnen worden via ‘’Aanmeldformulier individueel melkonderzoek’’. De monsters voor een steekproef melk via een inzendformulier. Bloedonderzoek heeft de voorkeur ten opzichte van individueel melkonderzoek voor het onderzoek van één rund.
Pathologie
Bij sectie zijn meestal geen macroscopische afwijkingen aan de vrucht en de placenta waarneembaar. Bij histopathologisch onderzoek worden ontstekingsveranderingen gevonden in hersenen, hartspier, lever en andere organen. Met name de hersenlaesies zijn karakteristiek. Om de diagnose te bevestigen, worden de parasieten in de foetale weefsels aangetoond, eventueel met behulp van een immuunhistochemische kleuring. Bij GD is histologisch onderzoek van hersenen, hart en lever opgenomen in het sectie-protocol van geaborteerde kalveren. De arbeidsintensieve immuunkleuring wordt niet routinematig uitgevoerd. Ook bij vruchten in ernstige staat van ontbinding of gemummificeerde vruchten zijn vaak nog histologische aanwijzingen voor een infectie met Neospora te vinden.
Koppel
GD heeft een tankmelk-ELISA in gebruik genomen om de diagnose Neospora te kunnen stellen bij een koppel melkgevende dieren. De positief en negatief voorspellende waarde van de tankmelktest in Nederland is 84 procent. Een ongunstige tankmelktest wijst erop dat in de meeste gevallen de besmettingsgraad van de melkgevende dieren groter is dan circa 15 procent.
Hond
Onderzoek bij de hond is niet zinvol. Bloeduitslagen van individuele honden zijn niet geschikt om maatregelen te treffen in verband met een bedrijfsprobleem bij de koeien. De aanwezigheid van antistoffen wijst op een doorgemaakte infectie, die mogelijk gepaard is gegaan met uitscheiding van oöcysten.
De afwezigheid van antistoffen sluit niet uit dat er een intestinale infectie en uitscheiding van oöcysten heeft plaatsgevonden. Faecesonderzoek van honden op aanwezigheid van Neospora caninum-oöcysten is ook niet zinvol, gezien de korte uitscheidingsduur.
Op het moment dat koeien verwerpen vanwege een infectie met oöcysten, scheidt de hond waarschijnlijk al niet meer uit.
Terug naar het begin van dit artikel
In 1989 werd in de Verenigde Staten ontdekt dat neosporose abortus veroorzaakt bij het rund. Sindsdien zijn er tal van publicaties over Neospora-abortus bij het rund verschenen. Uit deze publicaties blijkt dat de infectie over de gehele wereld voorkomt en een belangrijke oorzaak van abortus is.
Neospora in Nederland
De eerste gevallen van Neospora-abortus in Nederland kwamen in het begin van de jaren negentig aan het licht. Momenteel wordt bij ongeveer 12 procent van de verwerpersserologie Neospora antistoffen aangetoond. Dit is een halvering in 20 jaar tijd. Uit moleculair-biologisch onderzoek is gebleken dat Neospora-isolaten van de hond en het rund identiek zijn. Neosporose komt ook bij allerlei andere diersoorten voor, maar is eigenlijk alleen bij het rund van economische betekenis.
De besmettingsgraad in ons land varieert sterk. Op melkveebedrijven is de bedrijfsprevalentie 80 procent en is de gemiddelde dierprevalentie 10 procent. Op deze bedrijven was één tot maximaal de helft van de dieren in de koppel geïnfecteerd. Op vleesveebedrijven is de bedrijfsprevalentie 71 procent en is de gemiddelde dierprevalentie 13 procent. Op probleembedrijven werd een gemiddelde besmettingsgraad gevonden van 51 procent (variërend van 17 tot 87 procent).
Terug naar het begin van dit artikel
Er zijn verschillende mogelijkheden om Neospora op een bedrijf aan te pakken. De mogelijkheden zijn afhankelijk van de besmettingsroute. In onderstaande tabel en in het schema wordt de situatie vanuit vier uitgangspunten (situatie A, B, C en D) belicht, met vervolgacties. A, B en C gaan over bedrijven die deelnemen aan Neospora Tankmelk. Situatie D beschrijft de acties voor een bedrijf zonder dit tankmelkabonnement waar Neospora wordt aangetoond bij een individuele verwerper. De vier uitgangssituaties vormen een leidraad voor de aanpak van het Neosporaprobleem. Hiermee kunt u de veehouder adviseren over de te volgen werkwijze. Als laatste stap wordt een Plan van Aanpak opgesteld, om daarmee de infectie uit te bannen. De termijn waarop het bedrijf vrij wordt, is afhankelijk van de mate van besmetting, de verspreiding over het bedrijf en de gekozen aanpak.
Neospora Tankmelk en advisering
In alle situaties van dit schema bij aankoop bloedonderzoek op Neospora bij de aangekochte dieren
- Tankmelkonderzoek ongunstig, minder dan 5 verwerpers
Een representatief steekproefbloedonderzoek geeft een beeld van Neospora op het bedrijf. Dit is een goed vervolg voor deelnemers aan het Neospora Tankmelk met een ongunstige tankmelkuitslag, waar geen sprake is van vruchtbaarheidsproblemen. Het is namelijk belangrijk de omvang van de besmetting te bepalen, evenals de besmettingsroute. Zijn er veel besmette dieren in een bepaalde leeftijdsgroep en veel besmette dieren met niet-besmette moeders of nakomelingen, dan is er sprake van een horizontale besmetting. Zijn er duidelijke moeder-dochterrelaties, dan is er sprake van verticale besmetting. Voor vervolgacties zie Plan van Aanpak.
- Tankmelkonderzoek ongunstig, meer dan 5 verwerpers
In situatie B is Neospora aanwezig, maar is nog niet duidelijk of deze parasiet ook de oorzaak is van de vruchtbaarheidsproblemen. Om dit te achterhalen, wordt bloed-onderzoek uitgevoerd van vijf (of meer) dieren met vruchtbaarheidsproblemen (abortus, embryonale sterfte). Hebben één of twee dieren uit deze steekproef antistoffen tegen Neospora, dan hebben de problemen waarschijnlijk een andere oorzaak. Wanneer drie of meer dieren antistoffen tegen Neospora hebben, dan is Neospora de oorzaak van de vruchtbaarheidsproblemen. Om de mate van besmetting op het bedrijf te bepalen, wordt een bedrijfsonderzoek (individueel melk- en bloedonderzoek) ingezet. Indien de kalveren uitsluitend biest van de eigen moeder hebben gekregen, betreft het onderzoek alle runderen, ook al het jongvee. Hebben kalveren mengbiest gekregen, dan worden alleen de dieren ouder dan zes maanden onderzocht. Aan de hand van de uitslag van het bedrijfsonderzoek wordt de besmettingsgraad bepaald. Door een koppeling te maken tussen bloeduitslag en de leeftijd van de besmette dieren wordt bepaald in hoeverre sprake is van verticale overdracht dan wel horizontale overdracht. Voor verdere maatregelen zie Plan van Aanpak.
- Tankmelkonderzoek gunstig, onderzoek individuele verwerper toont Neospora aan
De besmettingsroute via de familielijn is een belangrijke transmissieweg. Wanneer bij een individuele verwerper een besmetting met Neospora wordt aangetoond, wordt daarom geadviseerd de familielijn van het betreffende dier te onderzoeken (Neospora-ELISA). Worden in de familielijn besmette dieren aangetroffen, dan worden de maatregelen voor de aanpak van een verticale besmetting uit het ‘Plan van Aanpak’ geadviseerd.
Worden geen besmettingen in de familielijn gevonden, dan is met Neospora Tankmelk de mate van besmetting van het koppel te monitoren.
- Geen tankmelkabonnement, bij onderzoek individuele verwerper wordt Neospora aangetoond
Bedrijven die niet deelnemen aan Neospora Tankmelk, maar waar bij onderzoek op een individuele verwerper Neospora wordt aangetoond, kunnen kiezen uit twee wegen. De veehouder kan alsnog starten met het tankmelkabonnement. Afhankelijk van de uitslag van het tankmelkonderzoek, het al dan niet aanwezig zijn van een verwerpersprobleem en de uitslag van een eventueel verwerpersonderzoek, komt het bedrijf in situatie B of C.
Een andere benadering is de uitslagen van tenminste 5 nieuwe verwerpers af te wachten.
Een gunstig tankmelkonderzoek geeft aan dat de besmetting niet erg omvangrijk is (gemiddeld < 15 procent besmet). Zijn familieleden van de verwerper besmet, dan zijn de mogelijkheden voor de aanpak van verticale besmetting uit het Plan van Aanpak’ aan te raden. Met behulp van Neospora Tankmelk is de mate van besmetting in de gehele veestapel te monitoren.
Neospora en embryotransplantatie
Op bedrijven met een Neospora-besmetting is het wel mogelijk onbesmette nakomelingen te verkrijgen van besmette dieren. Hiervoor gebruikt men embryotransplantatie naar niet-besmette draagmoeders. Dit wordt vooral toegepast bij waardevolle fokdieren.
Plan van Aanpak
Het plan van aanpak is afhankelijk van de besmettingsroute en de besmettingsgraad van de koppel. Is er sprake van een horizontale besmetting, dan wordt uitgezocht welke gemeenschappelijke factoren de besmette groep heeft. Eventueel worden hiervoor de opfok en de huisvesting gereconstrueerd. Dit zijn hulpmiddelen bij het inschatten van het moment van introductie en de factoren die hiermee hebben samengehangen. Is er sprake van een verticale besmetting, dan wordt een plan van aanpak opgesteld, bestaande uit (een combinatie van) de volgende opties:
- kalveren uit besmette familielijnen afvoeren
- alle besmette familielijnen op termijn afvoeren
- ET van genetisch hoogwaardige dieren (onbesmette ontvangsters)
- insemineren met vleesrassen
- gehele veestapel vervangen
De mogelijkheid besmette dieren af te voeren, hangt af van het percentage besmette dieren en de prevalentie per leeftijdsgroep. Het afvoeren van dieren, zeker bij een meer uitgebreide besmetting, vraagt een zorgvuldig opgesteld plan voor vervanging.
Bewaking
De Neospora-situatie op een bedrijf wordt in beeld gebracht via deelname aan Neospora Tankmelk. Dit abonnement combineert drie maal per jaar een tankmelkonderzoek (zie Diagnose koppel) met gratis bloedonderzoek van verwerpers.
De tankmelkmonsters worden automatisch genomen via de RMO. Deelnemers ontvangen de tankmelkuitslagen. Bij een ongunstige tankmelkuitslag wordt na een maand opnieuw een tankmelkonderzoek uitgevoerd. Deze laatste uitslag is bepalend voor het plan van aanpak.
Neospora Tankmelk is niet gekoppeld aan een certificaat, maar deelname wordt wel vermeld op het bedrijfscertificaat: ‘deelnemer Neospora Tankmelk’.
Terug naar het begin van dit artikel
Preventieve maatregelen worden aanbevolen om de schade die neosporose veroorzaakt, zoveel mogelijk te beperken.
- geen besmette dieren aankopen. Door aan te kopen dieren vooraf te onderzoeken wordt aankoop van besmette dieren voorkomen.
- voorkómen dat het voer van het rundvee verontreinigd wordt met hondenfaeces (hond aanleren op een bepaalde plaats zijn ontlasting te doen);
- voorkómen dat honden zich besmetten door het eten van infectieus materiaal van de
koeien (nageboorte, vruchtwater, verworpen vruchten, rauw vlees);
- de hond niet in de afkalfstal of op de roosters in de ligboxenstal toe te laten.
Deze maatregelen gelden voor alle honden (jong of oud) op het bedrijf, dus ook voor een nieuwe hond en puppies die op het bedrijf worden geboren.
Er bestaat geen therapie voor neosporose bij het rund. Wel is de parasiet gevoelig voor diverse anti-coccidiosepreparaten. Deze worden toegepast bij acute (zichtbare) infecties bij de hond met wisselend resultaat. Wanneer de ziekte bij het rund zich manifesteert (abortus) is behandelen van de hond echter te laat. Er is geen vaccin in Nederland toepasbaar.
De economische schade door Neospora ontstaat vooral door abortus en de voortijdige afvoer van geïnfecteerde dieren. Het schade bedrag varieert sterk per bedrijf en kan oplopen tot € 2.282,- per 65 koeien. Driekwart van N. caninum seropositieve melkveebedrijven heeft echter nauwelijks economische schade. Gezien de hoge prevalentie van N. caninum op Nederlandse rundveebedrijven zijn de totale kosten voor de sector aanzienlijk.
Incidenteel veroorzaakt N. caninum een zogenaamde abortusstorm (minimaal 12,5 procent aborterende dieren in een periode van twee maanden). Naast de schade ten tijde van de abortusstorm, is de schade in de twee jaren volgend op een dergelijke abortusstorm groot en bedraagt gemiddeld € 50,- per aanwezige melkkoe per 2 jaar (2005). De schade wordt veroorzaakt door vroegtijdige afvoer van geïnfecteerde dieren (76%), verlenging van de tussenkalftijd en verlate afkalfleeftijd van de vaarzen (samen 19%). De overige vijf procent schade bestaat uit kosten voor extra inseminaties, melkproduktiedaling, dierenartsbezoek en diagnostiek.
Terug naar het begin van dit artikel