Mycoplasma behoort tot de bacteriën en is het kleinste zichzelf vermenigvuldigende organisme op aarde. Er zijn circa honderd verschillende soorten Mycoplasma bekend bij verschillende diersoorten. De meest voorkomende bij het rund is Mycoplasma bovis en kan uiteenlopende klachten veroorzaken. De ernst van de klachten wisselt per bedrijf van mild of matig tot zeer ernstig. Daarnaast kan een Mycoplasma-infectie ogenschijnlijk zonder symptomen aanwezig zijn, maar bij een weerstandsvermindering van de koppel tot een fikse uitbraak leiden.
Direct naar:
Verschijnselen van mycoplasma
De meest voorkomende klachten zijn longontsteking, gewrichtsontsteking en/of uierontsteking bij één of meerdere diergroepen (melkgevende dieren, niet-melkgevende dieren en/of jongvee). In mindere mate worden ook oogontsteking, verwerpen en/of middenoorontsteking bij het jongvee gezien.
Uierontstekingen worden in de meeste gevallen gekenmerkt door onbehandelbare milde tot matig ernstige klinische mastitis aan meerdere kwartieren bij een koe die niet algemeen ziek is (geen koorts heeft), soms typische rijstkorrel-achtige neerslag in de melk en vaak een slechte reactie op therapie. Soms geeft een infectie met mycoplasma alleen een verhoogd celgetal, maar een infectie kan ook geheel zonder symptomen verlopen.
Met name bij kalveren kan een mycoplasma-infectie leiden tot een longontsteking. De kalveren hebben een droge hoest, koorts en/of traanogen. Klinisch is deze vorm van longontsteking niet te onderscheiden van longontsteking door andere ziekteverwekkers. Klachten kunnen chronisch zijn en de reactie op behandeling is nog weleens teleurstellend. Mycoplasma kan primaire longproblemen geven, maar ook in combinatie met andere bacteriële componenten (met name Pasteurella multocida, Mannheimia haemolytica en Histophilus somnus). Bij kalveren wordt een longontsteking een enkele keer gevolgd door een middenoorontsteking (waardoor ze de kop scheef houden). In sommige gevallen kunnen ook volwassen dieren een longontsteking ontwikkelen door mycoplasma. Ook bij dieren zonder klachten kan mycoplasma gevonden worden in de keelholte.
Kenmerkend voor de gewrichtsontsteking is ernstige pijnlijkheid en daardoor het niet of nauwelijks belasten van de poot, roodheid en /of zwelling. Bij melkkoeien valt op dat vooral vaak met name de voorpoten zijn aangedaan. Bij kalveren zijn ontstekingen aan (meerdere) gewrichten bekend, al of niet aansluitend aan een longontsteking door Mycoplasma bovis. Dit beeld wordt vaker gezien bij vleeskalveren dan bij fokkalveren. De behandelresultaten van gewrichtsontstekingen zijn teleurstellend.
Terug naar het begin van dit artikel
Belangrijk onderdeel in het plan van aanpak om Mycoplasma bovis op het melkveebedrijf onder controle te krijgen is het identificeren van geïnfecteerde dieren en deze afzonderen binnen de koppel, zodat niet-geïnfecteerde dieren niet worden blootgesteld. Er is nog veel onduidelijk over de verspreiding van M. bovis tussen bedrijven, maar ook de besmettelijkheid en overdracht van de infectie binnen bedrijven is (nog) niet volledig opgehelderd. Dit maakt het een moeilijk grijpbare aandoening. Een gestructureerde aanpak vraagt maatwerk op een bedrijf en soms ook risicobereidheid van de veehouder. Mits de infectie tijdig wordt onderkend met de juiste diagnostiek kan extra schade worden voorkomen.
Onderzoek in (tank-)melk
Wanneer er sprake is van onbehandelbare klinische mastitis aan meerdere kwartieren met zanderige melk en een negatief routine bacteriologisch onderzoek dan wordt de verdenking op mycoplasma meer waarschijnlijk. Vanwege specifieke dieetwensen en zeer trage groeiomstandigheden van mycoplasma in het laboratorium, wordt deze bij routinematig bacteriologisch onderzoek van melk niet gevonden. In het laboratorium moet een specifieke mycoplasma-kweek worden aangevraagd op verse (tank-)melk of kan er gekozen worden voor het opsporen van genetisch materiaal via een PCR-test op (tank-)melk.
De melkmonsters voor mycoplasma-kweek (doorlooptijd 12 werkdagen) dienen vers (na gekoeld transport!) te worden ingezet en dienen specifiek te worden onderzocht op Mycoplasma spp. Belangrijk hierbij is dat melkmonsters voor mycoplasma-kweek niet ingevroren zijn (geweest). Aangezien deze bacteriën geen celwand hebben overleven ze invriezen vaak niet, waardoor ze niet meer kunnen groeien op de voedingsbodem. GD heeft daarnaast een snellere PCR-test op (dood) genetisch materiaal beschikbaar (doorlooptijd vier werkdagen) voor individuele melk en tankmelk om het genetisch materiaal van Mycoplasma bovis aan te kunnen tonen.
Onderzoek van tankmelk kan worden ingezet om (diergroepen op) het bedrijf te screenen op de aanwezigheid van koeien met mycoplasmamastitis. Bedenk dat koeien met (ernstige) klinische mastitis niet in de tank worden gemolken. Tankmelkonderzoek is niet geschikt als screening voor mycoplasmaproblematiek in andere orgaansystemen. Bespreek de mogelijkheden en uw keuze voor diagnostiek vóór het insturen van (tank-)melkmonsters eventueel met een GD-specialist; op deze manier kunnen we samen van gedachten wisselen over de optimale monsternamemethodiek en inzendprocedure.
Onderzoek in gewrichtsvloeistof (PCR of kweek)
Wanneer u een gewrichtspunctie gaat uitvoeren is het belangrijk de koe en de poot goed te fixeren. Voor de steriliteit moet de injectieplaats gewassen, geschoren en gedesinfecteerd worden. Het radiocarpaal gewricht kan lateraal en mediaal van de M. extensor carpi radialis gepuncteerd worden, het intercarpaal gewricht lateraal en mediaal van de M. extensor digitorum communis en het carpometacarpaal gewricht mediaal van de laterale M. extensor digitalis.
Voor de diagnostiek kan worden gekozen uit kweek of PCR. De PCR-test op Mycoplasma bovis heeft een doorlooptijd van vier werkdagen. Een mycoplasmakweek duurt tot twaalf werkdagen, maar kan eerder al resultaat hebben als het monster sterk positief is en de bacterie dus al snel zichtbaar groei geeft. De kweek kan behalve Mycoplasma bovis ook enkele andere soorten mycoplasma opsporen en biedt bovendien de mogelijkheid tot het uitvoeren van een gevoeligheidstest.
Onderzoek van longspoeling
Voor de diagnostiek van mycoplasma bij luchtwegaandoeningen is een longspoeling geschikt. Op DAP Contact staat een instructiefilmpje over het uitvoeren van een longspoeling. Per koppel is een steekproef van drie kalveren voldoende (bij voorkeur acuut zieke dieren die nog niet behandeld zijn met antibiotica). Na het aantonen van Mycoplasma spp. (kweek) kan hierop ook een gevoeligheidsbepaling worden uitgevoerd (apart aankruisen op inzendformulier). Bij longspoelingen worden ook af en toe andere mycoplasmatypes gevonden dan Mycoplasma bovis. Deze zullen waarschijnlijk niet gevonden worden bij serologisch onderzoek.
Onderzoek in bloed van individuele koeien
Een andere mogelijkheid voor het bevestigen van de diagnose is het doen van serologisch onderzoek bij vijf dieren met typische klachten (sinds meer dan twee tot drie weken). Er worden afweerstoffen tegen Mycoplasma bovis bepaald in het bloed met behulp van een ELISA. Deze test geeft aan of het dier in het verleden aan mycoplasma blootgesteld is geweest. De uitslag kan variëren van 0 tot +++++. Bij +++ of meer wordt gesproken van ‘afweerstoffen aangetoond’.
Serologie is vooral bedoeld voor de bedrijfsdiagnose en minder voor diagnostiek bij het individuele dier. Bij eenmalige serologie moet men er bij jonge kalveren rekening mee houden dat het om maternale antilichamen kan gaan. Gepaarde serologie is ook een goed hulpmiddel om de diagnose te bevestigen.
Sectie
Ook in de sectiezaal is het mogelijk de diagnose mycoplasma te stellen. Mocht mycoplasma tijdens de sectie zijn aangetoond, kunt u binnen vijf dagen na de uitslag van dit bacteriologisch onderzoek aanvullend een gevoeligheidsbepaling aanvragen.
Gevoeligheidsbepaling mycoplasma
Bij GD is het mogelijk een gevoeligheidsbepaling van mycoplasma aan te vragen. Dit kan na kweek op monstermateriaal van een longspoeling of van overige dierlijke materialen (bijvoorbeeld gewrichtspunctaat).
Terug naar het begin van dit artikel
Er is nog weinig bekend over de risicofactoren van mycoplasma. Op basis van huidige literatuur komen de volgende risicofactoren naar voren:
Risicofactoren voor introductie van Mycoplasma bovis op het bedrijf
- Aankoop
- Diercontacten (pinkenstier, gezamenlijke opfok, samenweiden of over-de-draadcontacten)
- Grote(re) melkveebedrijven (op basis van onderzoek in de USA)
Risicofactoren voor verspreiding van Mycoplasma bovis binnen bedrijven
- Overdracht tijdens het melken
- Neus-neuscontacten
- Overdracht van koe op kalf tijdens de geboorte
- Overdracht van koe op kalf door biest of koemelk
- Overdracht tussen kalveren door gebruik drinkautomaat
- Overdracht door besmette naalden
Uitbraken met mycoplasma komen in de Verenigde Staten vaker voor op grotere bedrijven. Mycoplasma spp. (voornamelijk Mycoplasma bovis) spreiden makkelijk op bedrijven met veel koeverkeer; aanvoer van runderen in een koppel kan aanleiding zijn tot klinische verschijnselen maar ook onderdrukking van de koppelimmuniteit kan een rol spelen.
Terug naar het begin van dit artikel
Over de aanpak van mycoplasma is nog niet alles bekend. De hier geadviseerde aanpak is gebaseerd op huidige literatuur en ervaring. Het plan van aanpak voor mycoplasma dient gestructureerd te zijn en is sterk afhankelijk van het aangetaste orgaansysteem.
Algemeen
Gesloten bedrijfsvoering.
Hygiëne: hygiënesluis; bedrijfskleding voor erfbetreders, hygiënisch werken, reiniging omgeving
Weerstand optimaliseren:
- Goede gezondheidsstatus van de koppel (vrij van BVD en salmonella);
- Goede voeding (inclusief goede mineralenvoorziening, afgestemd op de specifieke diergroepen);
- Optimaliseren huisvesting , voorkom overbezetting;
- Stress zoveel mogelijk voorkomen;
- Goede biestvoorziening kalveren;
- Optimaliseren aanpak overige luchtwegaandoeningen (klimaat, eventuele pinkengriepvaccinatie).
Voorkom contact met de kiem tussen dieren onderling:
- Overdracht via koemelk voorkomen (na biestperiode overgaan op kunstmelk);
- Kalveren eerste periode individueel huisvesten of in elk geval groepjes maken;
- Individueel verstrekken melk;
- Identificatie, isolatie (en afvoer) van zieke dieren, zie hieronder;
- Jongvee bij voorkeur apart huisvesten van melkvee;
- Uiterst hygiënisch werken in de melkstal (inclusief speendesinfectie met jodiumhoudende dipmiddelen na het melken).
Uierontsteking
Belangrijk onderdeel in de strategie om uierontstekingen veroorzaakt door mycoplasma onder controle te krijgen, is de identificatie van geïnfecteerde dieren en vervolgens afzondering, zodat blootstelling aan niet-geïnfecteerde dieren wordt verminderd.
Een gevoeligheidsbepaling is bij mastitis niet zinvol, omdat een behandeling van een mastitis zelden tot genezing lijdt. De op het oog schijnbaar genezen koeien blijken later vaak asymptomatische (onzichtbare) dragers te zijn. Afvoer lijkt de enige optie.
Na afvoer van dieren met mycoplasmamastitis kan de tank gunstig worden, maar het advies is om in de tussenliggende periode ook de individuele dieren die aan de melk komen (drachtige vaarzen, droge koeien) te bemonsteren om nieuwe gevallen tijdig te herkennen. Frequent bemonsteren en monitoren van de tankmelk verdient aanbeveling om de status van het bedrijf in de tijd te vervolgen en verdere verspreiding van de mycoplasma in de melkveekoppel snel te signaleren.
Gewrichtsontsteking
Wanneer Mycoplasma bovis in gewrichtsvloeistof wordt aangetoond, is de prognose vanwege de moeilijke bereikbaarheid van de kiem voor antibiotica slecht. In een zéér vroeg stadium kan voor een antibioticumtoediening gecombineerd met een NSAID worden gekozen. In het formularium is geen specifieke keuze voor gewrichtsontsteking bij melkvee opgenomen, dus als gekozen wordt voor behandeling is een gevoeligheidsbepaling van belang voor een optimale kans van slagen en voor de onderbouwing van het gebruikte antibioticum. Het wel of niet inzetten van een eventuele therapie moet goed afgewogen en besproken worden, ook vanwege het mogelijke risico van spreiding. In het geval van artritis is het nog onduidelijk in welke mate er overdracht is en hoe die verloopt.
GD startte in het voorjaar van 2016, in opdracht van ZuivelNL, een groot praktijkonderzoek naar het verloop van mycoplasma-uitbraken binnen bedrijven. Op zo’n 20 melkveebedrijven wordt onder andere gekeken naar de verschijnselen en ernst van infecties, de biosecurity, rol van aankoop, contactstructuren tussen dieren en overbezetting. De resultaten van dit praktijkonderzoek worden eind 2017 verwacht.
Luchtwegproblemen
Als uit longontstekingen mycoplasma wordt aangetoond, kan een gevoeligheidsbepaling helpen het juiste antibioticum te kiezen. Tegen alle antibiotica die zijn geregistreerd voor longaandoeningen bij kalveren is in meer of mindere mate resistentie aangetoond. Een gevoeligheidsbepaling is dus van belang om voor ieder specifiek bedrijf een goede behandelkeuze te maken. Als behalve mycoplasma ook andere kiemen een rol spelen bij de longontsteking kan pinkengriepvaccinatie mogelijk een toegevoegde waarde hebben. Een vaccin tegen mycoplasma is er niet en lijkt voorlopig ook niet te komen.
Als er problemen zijn bij de kalveren is het goed om te controleren hoe het staat met de mycoplasma bij de koeien, om uit te sluiten dat de infectie via de biest al bij het jongvee binnengebracht wordt door bijvoorbeeld asymptomatische dragers. Als er op basis van klinische verschijnselen bij het melkvee geen aanleiding is om daar mycoplasmaproblematiek te vermoeden, is tankmelkonderzoek een goede controle (driemaal met steeds twee weken tussentijd). Als er wel klinische verschijnselen zijn bij het melkvee die passen bij mycoplasma is diagnostiek op dierniveau aan te raden.
In hoeverre kalveren op termijn de kiem kwijtraken of bij zich kunnen houden als symptoomloze drager is nog onvoldoende bekend.
Mycoplasma kan aanwezig zijn in de omgeving en overleeft goed onder koele, vochtige omstandigheden. De bacterie kan slecht tegen droogte. Door de afwezigheid van een celwand is hij wel goed gevoelig voor desinfectiemiddelen.
Terug naar het begin van dit artikel
Gesloten bedrijfsvoering.
Hygiëne: hygiënesluis; bedrijfskleding voor erfbetreders, hygiënisch werken (met name in de melkstal; handschoenen dragen, één doek per koe in de voorbehandeling, jodiumdip (550 ppm)), reiniging omgeving.
Weerstand optimaliseren:
- Goede gezondheidsstatus van de koppel (vrij van BVD en salmonella)
- Goede voeding (inclusief goede mineralenvoorziening, afgestemd op de specifieke diergroepen)
- Optimaliseren huisvesting , voorkom overbezetting
- Stress zoveel mogelijk voorkomen
- Goede biestvoorziening kalveren
- Optimaliseren preventie overige luchtwegaandoeningen (klimaat, eventuele pinkengriepvaccinatie)