Mycoplasma gallisepticum, synoviae en meleagridis zijn aangewezen als besmettelijke dierziekten volgens artikel 15 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren. Monitoring op Mycoplasma bij bedrijfsmatig gehouden pluimvee is verplicht (Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s). Mycoplasmose bij pluimvee wordt veroorzaakt door drie verschillende mycoplasma soorten namelijk
M. gallisepticum (M.g.),
M. synoviae (M.s.) en
M. meleagridis (M.m.).
Direct naar:
M.g. komt bij kippen en kalkoenen voor en veroorzaakt vooral ontstekingen van het respiratieapparaat en bij oudere dieren ook legproblemen.
M.s. komt voor bij kippen en kalkoenen. Naast stammen die affiniteit hebben voor het respiratie apparaat en aanleiding geven tot subklinische infecties, zijn er ook stammen die affiniteit hebben voor gewrichten en het oviduct. Met name de laatste twee stammen veroorzaken economische schade. De gewrichtsstammen geven aanleiding tot ontsteking van de gewrichten en pezen. De oviduct stam veroorzaakt eischaalpunt afwijkingen (EPS) die leiden tot verhoogde breuk en indirecte en directe eiproductiedaling.
M.m. komt voor bij kalkoenen en kan aanleiding geven tot ontstekingen van het respiratie apparaat, productiedaling, skelet afwijkingen (jonge dieren) en verminderde groei.
De kiem
Mycoplasma’s zijn micro-organismen zonder celwand, waardoor ze pleiomorf zijn en resistent zijn voor antibiotica die de celwand synthese beïnvloeden zoals antibiotica die behoren tot de beta-lactam groep (penicilline, amoxycilline) Verder zijn mycoplasmata door het ontbreken van de celwand erg gevoelig voor omgevingsinvloeden (b.v. droogte) en is de overlevingsduur buiten de gastheer beperkt. Aviaire Mycoplasmas zijn over het algemeen gastheer specifiek (alleen aviaire species). Er zijn in totaal 24 mycoplasma soorten beschreven die bij aviaire species voorkomen. De meesten leven als commensalen en er zijn een beperkt aantal beschreven die pathogeen zijn voor bedrijfspluimvee (M.g., M.s. en M.m).
Gevoelige diersoorten
-
M.g. komt bij kippen en kalkoenen voor maar is ook bij andere aviaire species aangetoond (kwartel, fazant, eenden en ganzen, wilde vogels (huismus, vinkjes, roofvogels) en exotische vogels (papegaai (1 melding)).
-
M.s. komt voor bij kippen en kalkoenen maar is ook bij andere aviaire species geïsoleerd (fazant, patrijskwartel, eenden en ganzen en wilde vogels (huismus, duiven)
-
M.m. komt àlleen voor bij kalkoenen. Er is 1 melding van M.m. in roofvogels in Duitsland.
Overleving
Onderzoeken hebben aangetoond dat M.g. en M.s. slechts korte tijd buiten de gastheer kunnen overleven mede door het ontbreken van een celwand. Aviaire mycoplasma’s overleven wel goed wanneer omhuld door eiwit (zoals bijv. in mest).Daarnaast kunnen mycoplasma’s ook binnen de gastheer overleven doordat deze door epitope switching in staat zijn het immuunapparaat te ontlopen en intracellulair te overleven. Op deze wijze raken gastheren levenslang besmet en kan een besmetting persisteren.
Overleving buiten de gastheer (gebaseerd op onderzoek):
Verder kan de kiem overgedragen worden van moederdieren op nakomelingen (verticale transmissie) en via direct en indirect contact (horizontale transmissie) via besmette materialen (b.v. eiertrays, mest etc), besmette personen (via stof/veren op kleding/haar/schoeisel), andere bedrijfsgerelateerde contacten (b.v. eier- en voerwagen, bedrijfsmonteurs). Mycoplasma worden via aerosolen (M.g., M.s. en M.m) en via spermavocht (M.m.) uitgescheiden. Ook kunnen M.s. en M.g. overleven in andere aviaire species (sierpluimvee), derhalve kunnen deze ook als een bron voor besmetting opleveren voor bedrijfspluimvee.
Desinfectie
Mycoplasma’s zijn gevoelig zijn voor alle gebruikelijke desinfectiemiddelen.
Natronloog |
+++ |
Chloorverbindingen |
+++ |
Quaternaire verbindingen |
++ |
Fenol verbindingen |
+++ |
Formaldehyde |
+++ |
Ammoniak |
+ |
Terug naar het begin van dit artikel
De incubatieperiode voor M.g. en M.s. kan
variëren en is afhankelijk van de stam. Incubatie periode voor M.g. kan variëren
tussen 3 en 38 weken en voor M.s. tussen 6 en 21 dagen. M.s. spreidt sneller dan
M.g.
Voor M.g. zijn er stammen beschreven die verschillen in virulentie en weefsel
tropisme:
-
Virulente stammen: S6 stam (hersenen)/F stam (respiratie apparaat)/R stam
(respiratie apparaat), deze stammen geven kliniek en een duidelijke serologische
response maar hebben een verschillende virulentie.
-
Atypische stammen: 503 stam/Y5 stam/Y9 stam. Deze stammen geven een
lagere serologische response en een minder duidelijk klinisch beeld. Deze
stammen zijn ook vaak moeilijker op te sporen met serologische testen, kweek en
met een PCR test.
Voor M.s. zijn stammen beschreven met verschillend weefsel tropisme:
-
affiniteit voor respiratie apparaat (vaak subklinische infectie)
-
affiniteit voor gewrichten (Infectieuze tenosynovitis)
-
affiniteit voor het oviduct (eischaal afwijkingen, EPS of GPE genoemd)
M. meleagridis grijpt aan op
-
Cloaca & Bursa Fabricius (jonge dieren)
-
Skeletafwijkingen (jonge dieren)
-
Phallus & oviduct (volwassenen)
-
Respiratie apparaat (trachea, long, sinus)
Klinische symptomen M.g.
-
Proesten en tracheale reutels (mild tot ernstig)
-
Sinusitis ( bij kalkoenen) en neus uitvloeiing
-
Milde tot ernstige conjunctivitis
De ernst van symptomen wordt ook mede bepaald door aanwezigheid van andere factoren ( andere respiratoire agentia’s (IBV, NCV, ILT, E. coli, etc.) en klimaat factoren (b.v. verhoogde ammoniak fractie)
Klinische symptomen M.s.
Respiratoire stammen: vaak subklinisch aanwezig in het respiratieapparaat. Echter wanneer gecompliceerd door een ander respiratoir agens of klimaat factoren dan worden dezelfde symptomen gezien als bij M.g., echter vaak milder.
Artropathogene stammen geven ontstekingen in synoviale membranen van de pezen en gewrichten. De ontstekingen zijn vaak beperkt tot hak en voet gewrichten maar in ernstige gevallen kunnen alle gewrichten aangedaan zijn.
M.s. stammen met affiniteit voor het oviduct: Deze stam geeft aanleiding tot eischaalpunt afwijkingen gekenmerkt door een afwijkende schaal gelokaliseerd aan de apex van het ei. De eischaalsterkte van deze eieren is zwak. De GPE eieren geven aanleiding tot productieverlies door toename in breuk en toename van tweede soort eieren. De gemiddelde schade bij 5% GPE over de periode van 30 tot 75 weken, wordt geschat op ca. 3% van de eieropbrengst. In het ergste geval (hoog percentage GPE) kunnen de eieren niet meer verwerkt worden als consumptie-ei en vindt afzet plaat naar de industrie.
Morbiditeit/Mortaliteit
Morbiditeit en mortaliteit van M.g., M.s. (respiratoire stammen) en M.m. is laag indien niet gecompliceerd door een bacteriële infectie (E. coli) of andere respiratoire virussen (veld of vaccin) zoals IB, TRT, NCD etc. Bij secundaire infecties kan de morbiditeit en mortaliteit oplopen.
Differentiaal Diagnose
M.g. Kippen
-
IB
-
TRT
-
ORT
-
Pasteurellea multocida
-
Haemophilus paragallinarum
-
LPAI
M.g. kalkoenen
-
M. meleagridis
-
Aspergillose
-
Pasteurella
-
Chlamydiosis
-
NCD
-
AI
M.s. synovitis/arthritis
Arthritis/synovitis door andere bacteriële oorzaak
- E faecalis
- E.coli
- Staphylococcus areus
- Reovirus
M.m. kalkoenen
-
M. synoviae (respiratoire klachten)
-
M. gallisepticum (respiratoire klachten)
-
M. iowae (bij skelet problemen)
-
Deficiënties in de voeding (skelet problemen)
Aantonen van afweerstoffen
Doordat ze zich 'verschuilen' in de ademhalingsorganen is het aantonen van de kiemen vaak lastig en kost het relatief veel tijd en geld. Voor het stellen van de diagnose wordt dan ook over het algemeen geen gebruik gemaakt van bacteriologisch onderzoek, maar van serologisch onderzoek: het aantonen van specifieke afweerstoffen in het bloed van besmette dieren. Dit is een makkelijke, snelle en goedkope methode. Ongeveer drie weken na de besmetting zijn voldoende afweerstoffen in het bloed aanwezig om M.g., M.s. of M.m. aan te tonen.
De (sero)diagnostiek is gebaseerd op de snelle plaat agglutinatie (SPA). Deze test wordt zeven tot eenentwintig dagen na infectie positief. De klassieke confirmatietest is de kweek. Deze test kan drie tot vier weken duren en zelfs negatief verlopen. Bij GD wordt een combinatie van de SPA test en ELISA test gebruikt voor de serologische diagnostiek van M.g. en M.s.
Aantonen van de kiem
Zowel voor het aantonen infecties met M.g. als M.s. (en M.m.) is de PCR-test belangrijk. Met name vroege infecties (voordat antistoffen zijn gevormd) kunnen met de PCR worden aangetoond. Daarnaast wordt de PCR ingezet als bevestigingstest van de kweekmethode.
Voor M.s. is een differentiërende PCR ontwikkeld. Deze PCR maakt onderscheid tussen de MSH vaccinstam en veldstammen.
Terug naar het begin van dit artikel
M.g.
Een aantal maatregelen voorkomt problemen door M.g.-besmettingen:
-
Betrek kuikens of opfokhennen van M.g.-vrije bedrijven. Dit is te controleren door vóór overplaatsing van 24 dieren bloedmonsters te laten onderzoeken.
-
Handhaaf een zodanige bedrijfshygiëne dat de besmetting niet wordt binnengesleept met personen, gereedschap en andere materialen. Direct en indirect contact met besmette koppels moet worden vermeden. Het hergebruik van pulptrays wordt sterk ontraden.
-
Voorkom insleep vanuit de omgeving. Weer wilde vogels door alle inlaten te voorzien van gaas. Ook sierpluimvee hoort niet in de buurt van de stal te kunnen komen. Een goede windsingel kan het overwaaien van stof vanaf pluimveebedrijven in de naaste omgeving aanzienlijk beperken. Dit houdt meteen ook andere ziektekiemen tegen.
Op besmette legbedrijven met meerleeftijden is het verplicht om opfokkoppels bestemd voor dat bedrijf te vaccineren tegen M.g. Daardoor worden ze minder gevoelig voor de besmetting en wordt de schade beperkt. Door de enting worden de hennen wel positief bij bloedonderzoek. Om te controleren of het bedrijf al vrij is van M.g. kan een deel van een koppel (bijv. één procent van de dieren) niet worden geënt. Als die niet-geënte dieren vrij van afweerstoffen blijven, mag men aannemen dat het bedrijf niet meer is besmet en kan men stoppen met vaccineren.
Behandeling
In het algemeen is voorkomen belangrijker dan genezen. In de bestrijding van M.g. ligt het accent dan ook op het voorkomen van de infectie. Een behandeling leidt namelijk alleen tot een (tijdelijke) onderdrukking van de infectie en de behandelingsmogelijkheden bij leggend pluimvee zijn bovendien zeer beperkt door het optreden van residuen in eieren. Behandeling wordt daarom alleen geadviseerd wanneer de problemen daar aanleiding toe geven, zoals bij productiedaling of ademhalingsproblemen. In deze gevallen is het verstandig uw dierenarts of de GD te raadplegen.
Vaccineren met dood vaccin tegen M.g. verlaagt de economische schade bij een besmetting met M.g. Het is bekend dat leghennen, ook al zijn ze M.g.-gevaccineerd, toch besmet kunnen raken. Uit recent Nederlands onderzoek blijkt nu bovendien dat de verspreiding van de M.g.-bacterie binnen een koppel, niet wordt verminderd door vaccinatie.
Huidige aanpak
De huidige aanpak van M.g. (Mycoplasma gallisepticum) is gebaseerd op de opsporing van M.g.-besmette pluimveebedrijven, de ruiming van besmette reproductiebedrijven (reductie overdracht van moederdieren op nakomelingen), optimalisatie van de bedrijfshygiëne (reductie overdracht vanuit de omgeving) en vaccinatie (toegepast in de legsector). De huidige inzet van M.g.-vaccinatie in de legsector is vooral bedoeld om een bijdrage te leveren aan het verlagen van de economische schade door een M.g.-besmetting bij legkoppels. Vaccinatie leidt tot een vermindering van de ademhalingsproblemen, de uitval, de eiproductiedaling en de overdracht van de kiem van moederdieren op nakomelingen. Indien vaccinatie tevens een bijdrage zou kunnen leveren aan de vermindering van de verspreiding van M.g., is dit een extra voordeel. Zeker voor de bestrijding op M.g.-besmette meerleeftijdenbedrijven en in pluimveedichte gebieden. Om deze vraag te beantwoorden, hebben we onderzocht of twee keer vaccineren met een dood vaccin een bijdrage levert aan de vermindering van de verspreiding van M.g.
M.s.
Een M.s.-besmet koppel blijft levenslang geïnfecteerd. Een behandeling met antibiotica draagt alleen bij aan de bestrijding van secundaire infecties. Na het beëindigen van een behandeling komen de problemen vaak terug. Mycoplasma is niet gevoelig voor antibiotica die op de celwand aangrijpen zoals penicillinen, maar wel voor quinolonen, macroliden en tetracyclinen. De bestrijding van M.s. berust voornamelijk op preventie van verticale en horizontale transmissie. Vaccinatie wordt wereldwijd slechts beperkt toegepast. De bevinding dat M.s. momenteel een rol speelt bij artritis en gewrichtsamyloïdose was aanleiding om het M.s.-onderzoek nieuw leven in te blazen.
M.s. kan van besmette moederdieren naar nakomelingen worden overgedragen via het ei (verticale verspreiding). Daarnaast kan deze kiem uw kippen infecteren via contacten van dieren onderling, via insleep, via bezoekers, via besmette materialen enz. (horizontale verspreiding).
Uit de M.s.-monitoring in 2013 is gebleken dat in de Nederlandse pluimveehouderij de horizontale verspreiding van M.s. het belangrijkste is. Uit deze monitoringsresultaten (zie tabel 1 in de flyer) blijkt dat in 2013 de M.s.-prevalentie in de legsector 70% was, terwijl slechts 19% van de opfokleghennenbedrijven M.s.-serologisch positief was. Dit betekent dat koppels nadien M.s.-besmet raken (tijdens transport, bij aankomst en tijdens de productieperiode, enz.). Dit houdt vervolgens in dat maatregelen die de insleep/horizontale verspreiding van M.s. kunnen voorkómen, van groot belang zijn. In dit kader is het ook belangrijk te onderstrepen dat een meerleeftijdensysteem een M.s.-infectie in stand houdt, doordat een aanwezig M.s.-besmet koppel een volgend koppel steeds infecteert. In deze situatie blijft het van belang om aandacht te blijven besteden aan managementmaatregelen om het verslepen van M.s. naar andere bedrijven te voorkómen.
Op verzoek van de PPE-adviescommissie Pluimveegezondheidszorg heeft de GD een folder verstuurd aan pluimveehouders. De informatiefolder is bedoeld om (1) te helpen verdere verspreiding van M.s. vanuit uw bedrijf binnen de pluimvee houderij te voorkómen en (2) adviezen te geven ter preventie van een herbesmetting en/of een nieuwe besmetting. Tevens geven wij achtergrondinformatie over M.s. met de nadruk op de verspreidingsroutes.
Klik hier voor de flyer "Zijn uw kippen besmet met Mycoplasma synoviae (M.s.): Hoe verder?"
Terug naar het begin van dit artikel
Nederlandse regelgeving
Mycoplasma gallisepticum, Mycoplasma synoviae en
Mycoplasma meleagridis zijn aangewezen als besmettelijke dierziekte onder
artikel 15 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren.
De Regeling preventie, bestrijding en monitoring van
besmettelijke dierziekten, zoönosen en TSE’s beschrijft de voorschriften met
betrekking tot de verplichte monitoring bij bedrijfsmatig gehouden kippen en
kalkoenen.
Europese regelgeving
Richtlijn EG 90/935 beschrijft de bestrijding van M.g.
en M.m. Op basis van deze regelgeving is handel in nakomelingen van M.g. en/of
M.m. besmet reproductie materiaal (kip en kalkoen) binnen Europa niet
toegestaan.
Terug naar het begin van dit artikel