Droes

Zoomfunctie

Moeite met het lezen van de tekst? Vrijwel alle populaire browsers geven u controle over hoe groot websites worden weergegeven.

  • Windows
    Mac OS
  • Zoom in
  • Zoom uit
  • Zoom 100%
  • Muiswiel op / neer

Droes

Droes wordt veroorzaakt door de bacterie Streptococcus equi subsp. equi (kort gezegd S. equi). Deze dringt via de neusslijmvliezen en keelholte het lichaam binnen en verplaatst zich naar de lymfeknopen, waar vervolgens abcessen kunnen ontstaan. Wanneer de abcessen groter worden, kan het paard ademhalings- en slikproblemen krijgen. Dit gebeurt echter alleen in ernstige gevallen.

Paarden die nog geen antistoffen hebben tegen droes krijgen doorgaans de meest uitgesproken symptomen. Soms komt zelfs verspreiding naar lymfeknopen op andere plekken in het lichaam voor. Klachten die vaak voorkomen bij een droesinfectie zijn koorts en/of hoesten. Opvallend is dat bij de naar de GD ingezonden monsters slechts in enkele gevallen melding wordt gedaan van abcesvorming. Dit kan komen omdat enerzijds de ziekteverschijnselen zeer beknopt of onvolledig op het inzendformulier vermeld worden. Anderzijds kan het zijn dat juist de twijfelgevallen ingestuurd worden en in mindere mate monsters van paarden met abcessen omdat de diagnose dan meer voor de hand ligt. Gezien het feit dat er toch ook bij de monsters zonder vermelding van abcesvorming een flink aantal positieven wordt vastgesteld, betekent dit in ieder geval dat droes dus lang niet altijd de kenmerkende abcessen geeft. Mogelijke verklaring is dat de dieren al eens droes hebben doorgemaakt en daardoor gedeeltelijk beschermd zijn daarnaast zijn ook niet alle bacteriestammen even ziekteverwekkend.

Direct naar:

Historie

Droes komt – behalve in IJsland – wereldwijd voor. De ziekte werd al in 1251 beschreven door Jordanus Ruffus, een Romeinse schrijver. De op dit moment circulerende stammen lijken een gemeenschappelijke voorouder te hebben rond 1900 - 1920. Dat is niet zo vreemd, want tijdens de Eerste Wereldoorlog werden er heel veel paarden gebruikt. In totaal stierven er 8 miljoen paarden op het slagveld en op een gegeven moment werden er ter vervanging 1000 nieuwe paarden per dag aangevoerd vanuit Amerika.

Terug naar het begin van dit artikel

Diagnose van droes


GD kan monstermateriaal, zoals neusswabs, luchtzakspoelingen en abcesinhoud, onderzoeken op aanwezigheid van S. equi. Meestal wordt een PCR-test aangevraagd omdat die betrouwbaarder is dan een bacteriekweek. Bij een kweek bestaat namelijk het gevaar dat de uitslag fout-negatief is door ‘overgroei’ door andere bacteriën. Bij een dragerdier is de beste methode om met een endoscoop via de neus en luchtwegen de luchtzakken te inspecteren en daarbij monstermateriaal af te nemen. Neusswabs of neusspoelingen nemen is ook een mogelijkheid. Die methoden zijn een stuk minder bewerkelijk, maar het nadeel is dat drie swabs of spoelingen nodig zijn die steeds met minimaal een week tussentijd zijn genomen. Eén neusswab/neusspoeling is niet afdoende omdat de bacterie, zoals gezegd, intermitterend wordt uitgescheiden. 

GD biedt ook een bloed test (droes ELISA) aan voor het aantonen van antistoffen tegen de bacterie. De Animal Health Trust in Engeland heeft na jaren onderzoek een specifieke en gevoelige test (strangles ELISA) ontwikkeld voor het aantonen van antistoffen tegen de droes bacterie in bloedserum en GD heeft een licentie verkregen van de Animal Health Trust om deze test in Nederland uit te mogen voeren. Deze test kan gebruikt worden om recente blootstelling aan de bacterie vast te stellen en voor het opsporen van dragers. Bijna alle paarden zullen enkele weken na infectie antistoffen ontwikkelen en dus positief testen, maar alleen bij dragers blijven deze antistoffen langdurig aanwezig. Seropositieve paarden kunnen vervolgens indien gewenst verder onderzocht worden op dragerschap, terwijl seronegatieve paarden niet verder onderzocht hoeven worden (tenzij ze in het meest acute stadium van infectie zitten en nog geen antistoffen opgebouwd kunnen hebben).

De test kan dus als screeningstest gebruikt worden voor

  • bedrijven die denken vrij te zijn van droes
  • bedrijven die nieuw toe te voegen paarden willen screenen op mogelijk dragerschap alvorens ze in contact komen met de andere paarden 
  • het na een uitbraak screenen van paarden zonder duidelijke symptomen op blootstelling en mogelijk dragerschap 
  • het onderzoeken van paarden verdacht van verslagen droes op blootstelling aan de bacterie. Diagnostische testen voor droes zijn aan te vragen via de dierenarts.

Terug naar het begin van dit artikel

Risicofactoren voor droes


De bacterie is erg besmettelijk en kan ook langere tijd in de omgeving overleven. Daarom kan de bacterie gemakkelijk via direct contact tussen paarden, maar ook via indirect contact zoals tuig, emmers, gedeelde waterbakken, handen en kleding van verzorgers overgedragen worden op andere paarden.

Paarden die droes hebben zonder typerende verschijnselen, kunnen de bacterie ongemerkt verspreiden en vormen dus een groot risico voor bedrijven. Een nog groter risico kunnen de ‘dragerdieren’ zijn: deze hebben in het verleden droes doorgemaakt, maar de bacterie is niet volledig uit hun lichaam verdwenen. Vaak blijven resten opgedroogde pus aanwezig in de luchtzakken. De pus kan zelfs kalkstenen vormen die vol zitten met bacteriën. Soms wordt er echter in de luchtzakken geen slijm of opgedroogde pusstenen gezien, terwijl de bacterie zich toch wel in de slijmlaag op de wand ophoudt, dus dragerschap kan op het oog niet uitgesloten worden, daarvoor is toch bemonstering noodzakelijk. Deze dragerdieren vertonen doorgaans weinig of geen symptomen van droes, maar scheiden de bacterie wel met tussenpozen (‘intermitterend’) uit. Als droes een terugkerend probleem is op een bedrijf, is het dus raadzaam onderzoek te doen naar de aanwezigheid van dragerdieren.

Terug naar het begin van dit artikel

Aanpak van droes


Het is aan te bevelen om besmette en verdachte paarden te scheiden van de rest van de groep. De eerste twee tot drie dagen na het begin van de koorts worden nog geen bacteriën uitgescheiden, waardoor snelle isolatie van een paard met koorts verdere verspreiding kan voorkomen. Ook worden paarden ernstiger ziek en vertonen ze vaker complicaties wanneer ze langere tijd in contact zijn geweest met paarden die de bacterie in hoge concentraties (via open abcessen) uitscheiden. Na het scheiden van de paarden is het belangrijk om voor de verschillende groepen aparte materialen te gebruiken. Zet voor beide groepen verschillend personeel in, of werk in ieder geval eerst in de ‘schone groep’ en dan pas in de besmette groep.

In Engeland wordt bij verdenking van droes gewerkt met de STEPS-methode (Strategy to eradicate and prevent Strangles). Deze bestaat uit vijftien stappen, waarvan de volgende het belangrijkst zijn:

  1. Deel de paarden op in drie groepen: rood, oranje en groen.
    Rood: paarden met klinische symptomen van droes.
    Oranje: paarden zonder symptomen van droes die direct of indirect contact hebben gehad met de rode groep.
    Groen: paarden zonder symptomen van droes die geen (in)direct contact hebben gehad met de rode en oranje groep.
  2. Het is handig om ook alle materialen te voorzien van een label met de kleurcode. Zet indien mogelijk per kleurgroep apart personeel in, of werk in ieder geval van groen naar rood.
  3. Voer tijdens de uitbraakperiode geen paarden aan of af. Het bedrijf dient vier tot zes weken gesloten te blijven nadat de laatste klinische verschijnselen gezien zijn.
  4. Licht de paardeneigenaren in over de uitbraak en de noodzaak van de maatregelen.
    Verplaats dieren uit de oranje groep die plotseling toch symptomen vertonen direct naar de rode groep.
    Wegens mogelijk dragerschap mogen paarden uit de rode groep pas vrij van droes verklaard worden nadat in een luchtzakspoeling of in drie neusswabs/neusspoelingen geen droes is aangetoond.
  5. Een aantal weken na de uitbraak kunnen paarden uit de oranje en groene groep onderzocht worden op antistoffen om vast te stellen of ze besmet zijn geraakt tijdens de uitbraak. Als antistoffen worden aangetoond, is het zaak deze dieren te onderzoeken op uitscheiding en dragerschap.

Verder is het van belang om onderscheid te maken tussen verschillende bedrijfstypen, er is geen bedrijf hetzelfde. Droesbeheersplannen en adviezen voor een opfokbedrijf en een manege of pensionstal verschillen in diverse opzichten. GD werkt er hard aan om dergelijke plannen verder te ontwikkelen en te optimaliseren in samenspraak met dierenartsen in het veld.

Er zijn in Europa twee vaccins beschikbaar voor droes: Equilis StrepE en Strangvac. Beide vaccins beschermen paarden niet volledig, maar bij een uitbraak zijn de klinische symptomen duidelijk minder dan bij paarden die niet gevaccineerd zijn en/of die nooit eerder in aanraking zijn gekomen met droes. Equilis StrepE is drie maanden werkzaam, daarna zijn hervaccinaties nodig om de werking te waarborgen. Wel is het mogelijk om reeds eerder gevaccineerde en nog niet zieke paarden tijdens een uitbraak een ‘boostervaccinatie’ te geven die snel immuniteit opwekt. Bij gebruik van Equilis StrepE is geen onderscheid te maken tussen gevaccineerde dieren en dieren die een infectie hebben doorgemaakt. Daarnaast is Strangvac beschikbaar in de markt. Strangvac geeft klinische bescherming vanaf 2 weken na de tweede vaccinatie en is vervolgens 2 maanden werkzaam. Ook bij dit vaccin zijn hervaccinaties nodig om immuniteit te waarborgen. In tegenstelling tot Equilis StrepE, kunnen met Strangvac gevaccineerde dieren wel onderscheiden worden van geïnfecteerde dieren op basis van een bij GD beschikbare bloedtest voor het aantonen van antistoffen.

Behandeling van droes

Paarden met abcessen krijgen doorgaans geen antibiotica omdat dit slechts de rijping van de abcessen vertraagt. Deze dieren laat men vaak uitzieken, waarna de abcessen na doorbreken worden gespoeld. In geval van ernstig zieke dieren met bijvoorbeeld ademhalingsproblemen gebeurd dit echter wel en worden de paarden meestal in een kliniek behandeld, waar de specialist bijvoorbeeld de abcessen onder echobegeleiding opent en bij ernstige benauwdheid een tracheotomie (luchtpijpsnede) uitvoert. Bij dragerdieren bestaat de behandeling uit een luchtzakspoeling, indien nodig verwijdering van (opgedroogde) pus en kalkstenen en eventueel het lokaal toedienen van penicilline.

Terug naar het begin van dit artikel

Oude browser

We zien dat u gebruik maakt van een verouderde browser. Niet alle onderdelen van de website zullen daardoor goed functioneren. Download nu de laatste versie van uw browser om veilig te kunnen surfen.

GD maakt gebruik van cookies om onze website te analyseren en de functionaliteit te verbeteren. Meer info vind je in ons cookiebeleid.